‘GENT, IS DAT IETS?’

© GETTY

Over literatuur wil hij het niet hebben – ‘Ja, ik ben bezig aan een nieuwe roman, en in mijn dromen praat ik met mijn personages, maar het is te vroeg om er meer over te zeggen’ -, over film kan de juryvoorzitter van het Film Fest Gent niet zwijgen. Bret Easton Ellis mag dan een zwartgallige kijk hebben op de huidige filmwereld, van opgeven is geen sprake. ‘Natuurlijk is cinema niet dood. Het zal alleen anders moeten. Beduidend anders. En laat ons beginnen met het bannen van popcorn in de zalen.’

People are afraid to merge on freeways in Los Angeles. This is the first thing I hear when I come back to the city. Blair picks me up from LAX and mutters this under her breath as she drives up the onramp. She says, ‘People are afraid to merge on freeways in Los Angeles.’ Though that sentence shouldn’t bother me, it stays in my mind for an uncomfortably long time. Nothing else seems to matter. (Less than Zero)

LAX, de belangrijkste luchthaven van Los Angeles: niet meer dan een groezelige fabriekshal waar passagiers uit vliegtuigen druppelen, vermoeid en volgepakt, trolleys achter zich aan slepend, zonnebrillen die vermoeide ogen moeten verhullen, baseballcaps en T-shirts die belachelijk genoeg een groot hart voor New York tentoonspreiden. De enige kleur die me gegund wordt, lijkt grijs – lange gangen en hallen in antraciet, en in vaal paars geklede stewards die ons toeristen in lange rijen herderen. Terwijl ik aan de douane aanschuif, met dat vuige laagje trans-Atlantisch zweet onder mijn Diesel Black-shirt, passeer ik de beeltenis van Obama. Je kunt het nauwelijks een staatsieportret noemen; het is alsof ze een foto uit Time Magazine geknipt hebben en in een krakkemikkig kader aan de muur geplakt. Ik vraag me af hoe lang het geleden is dat ik nog een sigaret heb gerookt maar slaag er niet in de optelsom te maken; de tijdszones dwarrelen voor mijn ogen en tandenknarsend schuifel ik achter kwetterende Japanse toeristen aan. Zelfs hier voel je de hitte al, een hitte die als een warm spook door LA waart: er is geen ontsnappen aan.

In de wagen blaast de airco dikke ijzige plakken naar binnen en ik stuif over Venice, Pico, Santa Monica – straatnamen die ik vreemd genoeg herken uit Michael Mann-films – en ik denk aan Clay, het hoofdpersonage uit Less than Zero (1985): ‘People are afraid to merge on freeways in Los Angeles’, mensen zijn bang om te ritsen op de autostrades van LA – een zinnetje dat hem het hele boek door zal blijven achtervolgen, een zinnetje dat tegelijk zijn enige houvast blijkt in de helletocht die Less than Zero is.

21 was Bret Easton Ellis toen hij zijn debuutroman publiceerde. ‘Schrijver? Wilde ik een schrijver zijn? Een of andere uitgeverij bood me 5000 dollar voor een manuscript en een paar maanden later was ik een schrijver’, zal Ellis me later laconiek toevertrouwen. Qua understatement kan dat tellen. Met Less than Zero had Ellis de On the Road van zijn generatie geschreven, of toch een antiversie ervan, een boek waarin iedereen op de dool is, soelaas zoekt in kille seks, coke en MTV, een boek dat tussen de regels een unheimliche dreiging herbergt.

Ellis lezen is altijd een beetje sterven. Zijn oeuvre jaagt me angst aan. Hoe verslavend ook, na de laatste bladzijde voel je de dood door je lijf gieren, de banale eindigheid van alles, de zinloosheid van elk modern streven. Klinkt niet aantrekkelijk, maar Ellis werd met elk nieuw boek beroemder en meer gecontesteerd. En hoewel Lunar Park (2005) mijn persoonlijke favoriet is, kent iedereen – zelfs mensen die zelden vrijwillig een boek vastpakken – American Psycho (1991), de roman waarmee Ellis de wereld veroverde. Zelden werd een schrijver meer bejubeld én verguisd na de publicatie van een magnum opus. Wereldklassieker voor de een, misogyn schandaalboek voor de ander. American Psycho leerde ons dat je, mits een Prada-pak en het juiste naamkaartje, met álles wegraakt en dat kleerhangers en vagina’s best een aanvaardbare combinatie zijn.

De laatste jaren is het wat stil omtrent Ellis, althans op literair vlak. Zijn laatste roman, Imperial Bedrooms (vertaald als De figuranten), een vervolg op Less than Zero, dateert alweer van 2010, en Ellis laat zich tegenwoordig meer opmerken op het gebied van film, een medium dat hem altijd al na aan het hart heeft gelegen. Wie het niet ziet zitten om gedrukte lettertjes tot zich te nemen – the horror! – kan van bijna elke roman wel een filmversie gaan bekijken, de ene al geslaagder dan de andere. Straks is het weer Halloween, en dan lopen er geheid enkele Patrick Batemans rond, de yuppie annex seriemoordenaar uit American Psycho. Alleen is die outfit vooral gebaseerd op wat Christian Bale droeg in de verfilming, niet zozeer op het papieren personage. Hoe dan ook: wie een iconische griezel kan bedenken, heeft de eeuwigheid bij de lurven gevat.

Pellicule of papier, Ellis beheerst beide en zijn laatste film, The Canyons (2013), die hij met Taxi Driver-scenarist Paul Schrader maakte, zorgde alweer voor controverse: de hoofdrollen werden gespeeld door Lindsay Lohan en pornoacteur James Deen, op zich al genoeg voor een tabloidfrenzy. Tel daarbij een nihilistisch plot over partnerruil en seksmoord, en conservatief Amerika ging roodgloeiend door zijn dak.

LOS ANGELES MAG DAN WEL EEN SPUUGLELIJKE STAD zijn, de bewoners zijn alvast bezeten door lichamelijke schoonheid. De jongen die me in een diner koffie schenkt, kan zo in een modeblad, en wanneer het meisje naast me haar zonnebril afzet, blijkt ze vijftig jaar – de rimpels weggebrand door botox. Iedereen glimlacht, de mondhoeken al dan niet in een permanente grijns getrokken door facelifts. Na een tijdje ga ik me verweerd voelen, een antieke Europese ruïne.

Ellis woont vijfhonderd meter van mijn hotel, maar toch neem ik de wagen. Niemand wandelt in LA. Je zou gek moeten zijn, in deze hitte, op brede viervaksbanen waar het voetgangerslicht nooit op groen springt. Ik parkeer naast een Mercedes SL500 en een BMW 8, en meteen daagt er een kleerkast op, compleet met Ray-Ban en plastic oortje, die mijn sleutels opeist: wagens worden hier netjes voor jou geparkeerd. Ik druk hem een 10 dollarbiljet in de vuist en spoed me naar binnen – de warmte wil niet wennen, LA is één grote vlucht van airco naar airco. Achter een enorme balie belt een dame in mantelpakje naar boven: meneer Ellis is er nog niet, maar zijn assistent zal je binnenlaten. Ze wijst me de lift en terwijl ik wacht tot de deuren dichtglijden, glipt een man in een sportpak binnen. Ik voel een huivering langs mijn ruggengraat trekken: Bret Easton Ellis. Een beetje bedremmeld stel ik me voor en we schudden elkaar de hand.

‘Strange that we meet in the elevator. What are the odds?’

‘Well, isn’t that the whole idea of an appointment: being in the same place at the same time?’

‘Point taken.’

ELLIS LEIDT ME ZIJN BUREAU BINNEN EN BIEDT ME een lederen sofa aan. Achter me: de skyline van LA. Een jongen komt binnengedwarreld, op zoek naar iets, een iPodkabeltje, en vraagt of ik koffie wil, die hij me tien minuten later zal brengen, samen met een flesje isotonisch water. Ondertussen is Ellis al druk aan het praten, opgefokt, van de hak op de tak springend: ‘Ik kom net terug van een podcast met Ti West (horrorregisseur die de laatste jaren aan het serieuzere werk bezig is, nvdr. ) en ik ben er niet helemaal tevreden over. Mijn fout: ik had moeten doorvragen over film, over de stand van zaken. Ach, die podcasts van me. Er is zoveel ruis tegenwoordig, zoveel informatie, en met mijn gesprekjes voeg ik nog een stofdeeltje aan de hoop toe. Drukke tijden wel in filmland: de festivals komen er aan, een voorbereiding op het awardseizoen, en uit die poules waar honderden films op het publiek worden losgelaten, zullen uiteindelijk slechts een tiental films meedingen naar de gouden beeldjes. Al de rest verdwijnt. Wat te bekijken? Wat te kiezen? Ruis, zoveel ruis.’

Deze zomer was de slechtste filmzomer in jaren, zo schrijft de LA Times, ondanks Transformers, Spider-Man en Captain America. Moeten we ons zorgen maken?

BRET EASTON ELLIS: Wie heeft ooit beweerd dat film er altijd zal zijn? Over een paar jaar gaat niemand nog naar de cinema, die oude paleizen met pluchen zetels. En waarom zou je, als je films op bijna elk medium kunt bekijken? (Ellis wijst naar de jongen die binnenkomt, opnieuw op zoek naar een oplader) Hij is zeventwintig, ik krijg hem met geen stokken naar de cinema. iPad, Netflix, freaking YouTube – no way dat hij met zijn vrienden naar een of andere donkere zaal gaat, op een vooraf vastgelegd tijdstip, om allemaal op hetzelfde scherm een twéé uur durende film te bekijken. Fuck that! Zelf hou ik daar net van, om iets gedicteerd te worden: de film begint op dat uur, zorg dat je er bent, én je kunt de film niet op pauze zetten – de film legt zijn wil aan jou op, en dat brengt een speciale focus mee.

Televisiejunks wijzen op de wederopstanding van series, hoe HBO de klassieke film wegdrukt.

ELLIS: O ja? Televisie? Iedereen die zijn mond vol heeft over het gouden tijdperk van de tv, verkoopt bullshit. Er zijn in al die jaren misschien drie of vier goeie shows geweest. Tv als een schrijversmedium? Het zal wel. Series zijn een hel voor schrijvers. Er is niets sfeer aan en filmisch stelt het niets voor. Dexter, Game of Thrones, Downtown Abbey – allemaal één pot nat: twee figuurtjes die in beeld komen en informatie uitwisselen. Als regisseur kun je er je creativiteit niet in kwijt; het is een compleet andere kunstvorm. Anderzijds, laat ons eerlijk zijn, de opgang van tv is ook gebaseerd op de neergang van cinema – er is nauwelijks nog enig niveau.

Klinkt alsof je geloof in cinema op een dieptepunt zit.

ELLIS: Nog niet helemaal, maar het is danig geërodeerd. Er valt ook geen geld meer mee te verdienen. En, let’s face it, dit is LA. Waarom zou je nog films maken als je er de huur niet mee kunt betalen? Scenarist John Ridley heeft Twelve Years a Slave pro bono geschreven. Tja, dan weet je het wel. Klink ik nu als een oude zeur?

Neen, ik deel je bezorgdheid.

ELLIS: Misschien moeten wij oude mannen stoppen met het bejubelen van de jaren zeventig, toen studio’s nog geld pompten in auteursfilms als China Town of The Godfather. Vergis je niet: ook die films zijn er enkel gekomen omdat de studio’s er winst uit haalden, omdat het publiek massaal opdaagde voor die donkere, existentialistische drama’s. Dat is mijn grootste frustratie: gierige studio’s. Maar kijk, tegenwoordig duiken er mecenassen à la Megan Ellison op, de miljonairsdochter die zonder aarzelen een cheque van 35 miljoen dollar uitschrijft om de nieuwe Wes Anderson te kunnen zien. Die films maken ook geen winst, maar wat maalt zij erom?

Jonge mensen zijn ook niet meer bereid om 16 dollar te betalen, als ze films toch gratis van het net kunnen plukken.

ELLIS: Akkoord, goedkoop is het niet, zeker als je die film voor 3,99 dollar legaal kunt downloaden. Tel bij die 16 dollar nog je drankje, wat snoepgoed – zolang het maar geen fucking popcorn is, dat zouden ze echt moeten verbieden in de cinema – je parkeerplek… Neen, echt budgetvriendelijk is het niet. De bioscopen delven hun eigen graf. Onlangs las ik een interview met David Lynch die gevraagd werd welke film hij laatst nog was gaan bekijken. Zijn antwoord: ik ben al zeven jaar niet meer naar de cinema geweest. Zeven jaar! En het tweede wat me choqueerde: Lynch die bekende dat film ‘niet echt mijn ding meer is’. David fucking Lynch! Hoe triest is dat?

Heeft het ook niet te maken met onze korte attention span? De digitale ziekte waarbij we ons nauwelijks langer dan vijf minuten op iets kunnen concentreren?

ELLIS: Zo consumeert de jeugd nu eenmaal films: twintig minuutjes hier, een kwartier daar. Mijn collega’s bekijken één film over een tijdspanne van enkele dagen, snel tussendoor, in de metro, in een wachtrij. En zo blasfemisch is dat niet. Oorspronkelijk duurden films ook maar tien minuten: de nickolodeon: niet de cartoonzender, maar de automaten waar je een penny betaalde voor een journaal, een historisch fragment of een freakfilm. Misschien keren we daarnaar terug, een zapcultuur: dertig seconden YouTube en dan acht uur True Detective, een stukje sitcom, een kattenfilmpje op Facebook. En waarom zou dat niet in de cinema kunnen? Maar dan moeten ze er een event van maken: een livestreamgesprek met de acteurs, een minidocumentaire over de historische achtergrond van de film, eventueel met digitale interactie, en nadien krijg je nog een goodybag mee naar huis met de dvd, de graphic novel waar de film op gebaseerd was en een actiefiguurtje. Jij en ik kunnen dat snackgedrag noemen, maar wat gaan we ertegen doen? In een hoekje zitten huilen?

Kijk: vroeger had ik ook nooit gedacht dat ik podcasts zou doen, maar dat snipperconsumentisme heeft me ertoe gedreven. Tien jaar geleden schreef ik nog klassieke lange artikels, zesduizend woorden, en dan verschenen die online en merkte ik aan de commentaren dat niemand de hele zwik had uitgelezen. Halverwege is iedereen al weggeklikt. Maar die podcasts zijn wel succesvol: mensen nemen ze mee en luisteren ernaar in de auto. Niet dat ik miljoenen luisteraars heb, verre van, maar wie wel nog tegenwoordig? Kijk naar de billboards: cd’s die op nummer één staan verkopen een fractie van wat ze een decennium geleden verkochten. Of de literaire top: een hardcover die 13.000 exemplaren in een week verkoopt? Belachelijk weinig. Met cinema is het niet anders: het is niche geworden, terwijl het vroeger mainstream was. Maar niets is nog mainstream. Alles is versnipperd. Dat hoeft geen drama te zijn.

We hebben de neiging om verandering in de ban te slaan. Literatuur was vroeger, in den beginne, een orale traditie, iets wat doorverteld werd. Toen inkt en perkament in zwang kwamen, waren de troubadours ook onthutst: een verhaal vastleggen, verankeren in stugge symbooltjes? Waar zit de interactie met het publiek? De veranderlijkheid in elke vertelbeurt? Paniek alom. En toen kwamen de drukpersen en werd het publiek overspoeld met informatie. Ook toen waren er doemdenkers: ons brein zal dat niet aankunnen, die eindeloze keuzemogelijkheden. Er is een tijd geweest dat rijke aristocraten het opzet hadden om alle boeken ter wereld te bezitten; alles wat ooit gedrukt was, paste in één bibliotheek. Dat was toen een mogelijkheid. Kun je je dat voorstellen? Dus vanwaar die onrust over Facebook of Twitter? Over twintig jaar slikken we misschien een infopil en absorberen we zo verhalen.

Verklaart die hang naar interactiviteit de opmars van games, waar wel nog geld mee verdiend wordt?

ELLIS: Onlangs werd ik samen met een aantal screenwriters uitgenodigd op een Oculus Rift-presentatie (zie ook Knack Focus van vorige week) – je weet wel: een 3D-projector die je als een helm draagt zodat je virtueel door ruimtes kunt lopen en gamen. De vraag aan ons schrijvers was: hoe zal dit het verhaal beïnvloeden? Nu, ik moet toegeven dat het er allemaal best oké uitziet. Je weet dat het niet echt is, en het staat nog redelijk in zijn kinderschoenen, maar geef het nog een tijdje en virtueel en ‘echt’ zijn niet meer van elkaar te onderscheiden.

Nu goed, wat was de eerste opmerking na die verkenningssessie? Hoe gaan we dit voor seks gebruiken? Krijg je natuurlijk als je een stel mannen laat brainstormen in een kamer: hoe gaan we hier porno van maken? Schenk de mensheid technische vooruitgang en die aloude vraag komt naar boven: zal dit ons orgasme nog intenser maken? Maar om op je vraag terug te komen: neen, games zijn niet de toekomst, althans niet vanuit cinematografisch perspectief. Het gaat in games om de actie en het visuele detail; het verhaal is van ondergeschikt belang. Dus ik zie niet zo gauw topregisseurs games maken.

Ondanks je pessimisme maakte je vorig jaar nog de nobudgetfilm The Canyons. Wilde je iets bewijzen?

ELLIS: Hell yeah! Lang verhaal ook. Ik was al zes jaar in onderhandeling met Lionsgate over Bait – kort gepitcht: een haaienfilm – en dat project raakte maar niet van de grond. Verschillende regisseurs, afgekeurde scenario’s, afgekeurde acteurs – zoals dat gaat in het vak. Maar het begon op mijn zenuwen te werken en toen ontmoette ik Paul Schrader, die ook al een tijdje in de marge aan het morrelen was en maar geen nieuwe film kon draaien omdat de bussiness nu eenmaal op zijn gat ligt. Dus dachten we: kom, we maken een film zonder budget. Iets kleinschaligs, voor de lol, zodat we aan de studio’s kunnen bewijzen dat we hen niet echt nodig hebben. Schrader liet me het script schrijven en legde me een aantal praktische beperkingen op: geen achtervolgingen, geen in beeld gebrachte moorden want we kunnen de special effects niet betalen, een beperkt aantal locaties en draaidagen – een beetje zoals de Dogma-kliek te werk ging: zoek vrijheid in de beperking. Echte guerrillacinema. We filmden in huizen van vrienden, leenden hier en daar een camera, wat belichting, acteurs moesten hun eigen eten meebrengen, zelf make-up voorzien – heel rudimentair, zoals we het wilden. Voorspelbaar genoeg werden we afgeslacht. Hoe durfden we een pornoacteur gebruiken? Lohan is een drugsverslaafd nontalent, Schrader kan niet meer regisseren, Ellis is een Twittersukkel… het kon niet op. Terwijl Paul en ik best tevreden zijn over het resultaat. Is het een grootse film? Absoluut niet. Maar verdienden we al dat slijk omdat we de studio’s uitdaagden? Ook niet. Ons punt was: er is alternatieve cinema mogelijk, en er valt geld mee te verdienen, wat we ook gedaan hebben. Maar daar heeft niemand het over. We staken de vinger in de wonde en kregen klappen van de patiënt.

Je kijkt er hopelijk nog naar uit om de jury van het Film Fest Gent te leiden?

ELLIS: Wel, natuurlijk. Ik kan nu wel een eind doormekkeren over het verval van de film, over de kwalijke invloed van tv en internet, maar ik blijf van cinema houden. Dus ja, een godganse dag in de zaal zitten en me laten overspoelen door onbekende films, fantastisch lijkt me dat. Vooral vanwege het verrassingselement: wie weet welke film me van mijn sokken blaast. Natuurlijk heb ik eens rondgevraagd: Gent, is dat iets? Maar iedereen was laaiend enthousiast en nu, na heel deze rant, denk ik: Brett, misschien is twee weken weg van LA geen slecht idee. Fuck LA, leve Gent.

I come to a red light, tempted to go through it, then stop once I see a billboard sign that I don’t remember seeing and I look up at it. All it says is ‘Disappear Here’ and even though it’s probably an ad for some resort, it still freaks me out a little and I step on the gas really hard and the car screeches as I leave the light. (Less than Zero)

AN EVENING WITH BRET EASTON ELLIS

De juryvoorzitter van het Film Fest Gent praat op 15/10 in de Vooruit over zijn banden met cinema, maar natuurlijk ook over zijn literaire werk. Alle info: vooruit.be

DOOR RODERIK SIX

Bret Easton Ellis ‘ER WORDEN NU HONDERDEN FILMS OP HET PUBLIEK LOSGELATEN. UITEINDELIJK ZULLEN ER SLECHTS EEN TIENTAL MEEDINGEN NAAR DE GOUDEN BEELDJES. AL DE REST VERDWIJNT. WAT TE BEKIJKEN? WAT TE KIEZEN? RUIS, ZOVEEL RUIS.’

Bret Easton Ellis ‘MIJN COLLEGA’S BEKIJKEN ÉÉN FILM OVER EEN TIJDSPANNE VAN ENKELE DAGEN, SNEL TUSSENDOOR, IN DE METRO, IN EEN WACHTRIJ. EN ZO BLASFEMISCH IS DAT NIET. OORSPRONKELIJK DUURDEN FILMS OOK MAAR TIEN MINUTEN. MISSCHIEN KEREN WE DAARNAAR TERUG.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content