Van Duitse boerenjongen tot ‘most wanted man in the music bizz’: het leven van Timo Maas is in enkele jaren tijd behoorlijk op zijn kop gezet. De man die een jaar geleden met de remix van Madonna’s ‘Don’t Tell Me’ hot werd, verrast nu met een debuut-cd vol dansbare pop.
Door Peter Van Dyck
Loud ( Perfecto/PIAS).
Hij komt net uit New York overgevlogen, met zijn spijsvertering helemaal in de war, en moet nu in Londen een delegatie Europese pers verteren. Timo Maas voert al weken onafgebroken promotie. In elke stad waar hij landt, wil iedereen hem spreken. ‘Ik had in New York zelfs geen uurtje vrij om te shoppen’, vertelt hij.
Je zult hem echter niet horen klagen. Ik ben in de muziekbizz zelden zo’n sympathieke en lieve mens tegengekomen. De snobbery van heel wat ster-DJ’s is hem vreemd. Zelfs een journalist die hem totaal onvoorbereid komt interviewen en niet eens weet dat hij dance maakt, zet hij niet op zijn plaats, maar blijft hij vriendelijk te woord staan.
De DJ/producer, die voor zijn debuut-cd Loud gastzangers als Kelis en Finley Quaye wist te strikken, lacht als ik me aan hem voorstel. Hij denkt: hoera; een Belg, kan ik eindelijk nog eens Duits praten. Ik moet hem helaas teleurstellen, het is van mijn schooltijd geleden dat ik de taal van Goethe nog over mijn lippen kreeg. Geen probleem echter, Maas beheerst het Engels intussen goed. Twee jaar geleden, voor zijn carrière een hoge vlucht nam, worstelde hij er nog enorm mee. Het valt op dat hij steeds praat over ‘we’. Hij vormt met Martin Buttrich, zijn steunpilaar in het eenzame producersbestaan, immers een twee-eenheid.
Het album begint als een thriller. De eerste twee tracks kunnen zo op de soundtrack van een spannende film.
Timo Maas: We hebben voor het eerst samples uit soundtracks gebruikt. Onder meer van The Day The Earth Stood Still, een angstaanjagende B-film uit de jaren ’50. Vooral Manga, de tweede track is filmisch, futuristisch en weird.
Toen je Kelis voor de eerste keer benaderde voor een samenwerking, antwoordde haar management koudweg: Je bent niet groot genoeg voor haar. Fraai toch, hoe die muziekbizz in elkaar zit.
Maas: Het is verdomd moeilijk om geschikte professionele partners te vinden. Om tot de big business toegelaten te worden, moet je eerst naam maken. Ik ben evenwel niet iemand die de feestjes afschuimt om iedereen de hand te schudden en kennis te maken met mensen die me een zetje zouden kunnen geven. Ik hou niet van dat celebrity thing. Ik heb snel ontdekt dat je naam geen penny waard is, als je niet hard werkt. Ik heb eerst een remix voor haar Young, Fresh & New moeten maken voor ik Kelis en haar entourage kon overtuigen.
De vlag van je compilatie Music For The Maases dekt de lading, want je lijkt van meet af aan de ambitie te hebben gehad om niet in de underground te blijven hangen.
Maas: We wilden succes hebben met iets dat ballen heeft. Met kwalitatieve muziek waarvoor je je niet hoeft te schamen. Daarom hebben we ook zo lang aan deze debuut-cd gesleuteld. De single To Get Down is best commercieel. Het is een vlot nummer, met een gitaar in, maar het is niet cheesy. Ik ben geen one man boysband. ( lacht)
De meeste songs zijn heel catchy, maar tegelijk karaktervol.
Maas: Het zijn vooral échte songs. Meer songs dan DJ-tracks. We hebben anderhalf jaar geleden de eerste stap in die richting gezet met de single Ubik. DJ-tracks gaan vaak maar enkele weken mee en dan vervliegen ze. Ik beschouw dit debuut als een showcase: dit kunnen we, daar staan we voor. We willen altijd vooruit. Dat moet, als je wil overleven in de jungle van de overvloed in de muziek. Je moet jezelf onderscheiden van de rest. De variatie op deze eerste plaat is bewust: de muziek kan nog zoveel kanten uit. Loud is een synthese van het voorbije jaar, een jaar waarin we constant bijgeleerd hebben. Ik wilde weg van het typische progressive DJ-hokje.
Je hebt je sound ooit wet ‘n’ hard genoemd. Er zit nochtans ook veel finesse in Loud. Het wordt nooit hersenloos gedreun, zoals sommige trance.
Maas:Wet ‘n’ hard is een beschrijving van twee jaar geleden. Dat leek me een mooie introductie. Plots werd ik een hype en vroegen de mensen: in welke stijl draait hij? Wet ‘n’ hard, dat klonk toen wel cool. Het album reflecteert pas echt mijn visie op en mijn liefde voor muziek. Het geeft niet de indruk onder druk te zijn klaargestoomd. We denken heel goed na over wat we doen. Ons motto is: het moet simpel maar uniek klinken. Neem nu het nummer Hard Life.
Dat heeft iets ambientachtigs.
Maas: Dat zit heel eenvoudig in elkaar. Het heeft weinig om het lijf, een 8/8 kickdrum in de achtergrond en hele fragiele gitaarstukjes, maar het gevoel dat eruit spreekt, is heel sterk. Echt een track om een joint bij te roken. Hash Driven is wat dat betreft ook veelzeggend. ( lacht) Wist je dat ík zelfs nu nog nieuwe dingen ontdek in songs die ik een jaar geleden al heb opgenomen? De cd is niet té trendy. Ik geloof dat de plaat tijdloos is.
Waarom wou je Finley Quaye een nummer laten zingen?
Maas: We hebben lang gezocht naar zangers. Er werden ons mensen gesuggereerd, maar niet het soort waar wij onze zinnen op hadden gezet. We waren uit op samenwerkingen met artiesten die iets speciaals te bieden hadden. Kelis en Finley hebben niet alleen prachtige stemmen, maar ook een sterke persoonlijkheid. Finley staat bekend als een wat vreemde kerel. Door hun attitude aan die van ons te koppelen, creëerden we iets nieuws. We zijn niet op de trein gesprongen van een gevestigde waarde zoals Bono. Ik bedoel maar: voor deze eerste plaat mocht het niet té voor de hand liggen. Onze uitgever bracht me met Finley in contact. Bleek dat hij mijn werk wel kon appreciëren. Tegen het einde van de opnamedag waren we beiden serieus stoned. Het is ongetwijfeld een van de meest weirde en intense nummers geworden die ik totnogtoe heb gemaakt. Het was fun, maar ook hard labeur. We hadden tien uur studiotijd: het is moeilijk om binnen dat bestek een sfeer neer te zetten. Finley is geen makkelijke jongen. Maar we hebben elkaar gevonden. Het was een bijna spirituele ervaring.
Is de muziek al helemaal af wanneer een zanger de studio binnenkomt?
Maas: Meestal staat de instrumentale invulling van zo’n nummer al volledig op punt, ja. Finley, Kelis en MC Chickaboo moesten er alleen hun tekst bovenop gooien. Zo werken we ook altijd met Martin Bettinghaus, die verantwoordelijk was voor de vocalen op Ubik en That’s How I’ve Been Dancing. Ik heb heel veel bewondering voor hem als songschrijver. Hij hing vaak in de studio rond. Hij was ook de vocale coach van alle gastzangers. Zodoende drukte hij zijn stempel op de plaat. Er zijn fantastische ideeën van hem ingeslopen. Martin gaat het echt maken. Zijn stem is uniek en hij heeft de nodige vakkennis.
De spoken word op We Are Nothing komt van mijn manager Leon Alexander (met wie hij het zijproject Mad Dogs And Englishmen heeft, pvd). Hij kribbelt al van jongsaf schriftjes vol met teksten. De tekst van We Are Nothing was aanvankelijk bestemd voor een andere song, een old skool house clubtrack, maar daar paste hij niet in. Maar wat hij met die tekst wou zeggen, vond ik zo geweldig dat ik vond dat we het alsnog moesten gebruiken. We moesten een muzikale omkadering vinden die niet stoorde, die de boodschap niet in de weg zat. Dus creëerden we er een soundscape voor, met niet al te prominente beats.
‘I’m a make believer’, zegt hij in dat nummer. Is ‘We Are Nothing’ nihilistisch?
Maas: Wat bedoel je daar precies mee? Ik ben maar een eenvoudige jongen van het platteland, zie je. ( lacht)
Gaat het over in niets geloven?
Maas: Wat het nummer in essentie wil zeggen, is: geloof de hype niet. Het slaat terug op de hype die een jaar geleden rond mijn persoontje werd opgeklopt. Plots wil iedereen je vriend zijn en kan je alles krijgen wat je wil, maar als je het achteraf nuchter bekijkt, besef je dat er niets veranderd is. Je moet op zo’n moment zien dat je het overzicht behoudt. Het is echt maf, hoor. Iedereen vertelt je hoe geweldig je wel bent. Je wordt als een god behandeld. Dat is wel leuk, ik laat het me welgevallen, maar ik neem het niet té serieus. We Are Nothing typeert mij en iedereen die aan de plaat heeft meegewerkt. We blijven nuchter bij het succes. Ik word omringd door mensen die waarde hechten aan een normaal leven. We genieten het meest van heel simpele dingen: Play Station-games spelen en pinten pakken met onze vrienden. Ik heb niet elke dag behoefte aan die gekte van de muziekwereld. In mijn privé-leven probeer ik daaraan te ontsnappen.
Woon je nog altijd in de kleine stad Roecke?
Maas: Ja. Ik hou enorm van die plaats.
Daar leven is jouw manier om gezond en helder te blijven in je hoofd?
Maas: Dat klopt. Soms wordt het me te veel en moet ik echt weg van de muziekbizz. In mijn stad wonen amper 20.000 mensen. Zij kennen mij al héél lang. Ze kijken dus niet raar op als een cameraploeg me komt filmen. Uiteraard vragen ze me hoe de zaken gaan als ik hen op straat tegenkom, maar ik hoef nooit eindeloos uit te weiden over mijn werk. Ik word er niet bekeken als een bekende. Iedereen respecteert me en laat me op de gepaste tijd met rust. Als ik thuis ben, voel ik nooit stress.
Misschien weten ze daar niet eens hoé populair je wel bent.
Maas: Ze worden voldoende gebrieft door de pers. ( lacht) Met alle media-aandacht die ik de laatste tijd krijg: ze kunnen er niet meer naast kijken. Er is een aantal weken geleden zelfs een artikel in Der Spiegel aan mij gewijd. Dat nummer was in mijn streek volledig uitverkocht. Mijn buren krijgen dus stilaan wel een idee van het succes dat ik geniet. Maar om eerlijk te zijn: zelfs mijn vriendin weet niet alles van wat ik doe. Al wonen we niet echt samen, zij is van heel wat op de hoogte, omdat ze regelmatig met me meereist. Ik ben met zoveel uiteenlopende zaken bezig dat ik het zelf nauwelijks kan bijhouden. Ik ga nu ook mijn eigen label beginnen.
Een titel als ‘Music For The Maases’ verraadt dat je over relativeringsvermogen en gevoel voor humor beschikt. Toch lijken humor en Duitsers een niet evidente combinatie. Wij vinden een groep als Rammstein best grappig, maar als je hen over hun muziek hoort praten, blijken ze het te ménen. Ik vind dat een raar fenomeen.
Maas: Vind jij Rammstein grappig? Ik vind het troep. Ze lijken wel karikaturen op het podium. De muziek is eendimensionaal geram. Dat beantwoordt volkomen aan het stereotiepe beeld dat mensen hebben van Duitsers. Amerikanen zijn dol op Rammstein, omdat ze zo luid zijn en op het podium met vuur spelen. In Duitsland ligt het anders: daar hebben ze nog altijd een stevige aanhang in het extreem-rechtse milieu. Om die reden kan ik niet akkoord gaan met wat ze doen. Ze scheppen poen door met hun stoere pose en gemillimeterd haar het negatieve imago van de Duitsers te onderstrepen. Ons land is daar niet mee gediend. We zouden er ons wat meer bewust van moeten zijn hoe we ons aan de buitenwereld presenteren.
Het is geen wonder dat je als Duitser in Amerika en Engeland nog altijd met Heil! wordt begroet. Ik kan daar absoluut niet om lachen. Ik zie er de grap niet van in. Ik vind dat Rammstein dat soort reacties onrechtstreeks steunt. Dat Amerikanen, die er geen woord van begrijpen maar wel de kracht van de muziek voelen en onder de indruk raken van de spectaculaire show, van Rammstein houden: kan ik nog inkomen. Maar als je goed naar de teksten luistert, kan je dat toch niet meer goedpraten. Ze doen alsof ze het menen, ja. In werkelijkheid pikten ze jaren geleden al opportunistisch in op het extreem-rechtse ideeëngoed. Ik haat het. Het is een gevoelige kwestie natuurlijk.
Je komt als DJ vaak in het buitenland. Voel je dat er nog veel vooroordelen tegenover de Duitsers leven?
Maas: Niet zo verschrikkelijk veel. Misschien ligt het aan mijn eigen positieve uitstraling dat ik niet zo vaak op negatieve reacties stuit. Wat heel erg is: je moet eens een krant als The Sun lezen, wanneer de Engelse nationale voetbalploeg tegen de Duitsers moet spelen. Hoe ze dan de klok terugdraaien en door te zinspelen op de oorlog de lezers opjutten: ziekelijk. Als zo’n match achter de rug is en de Duitsers hebben verloren, krijg ik het altijd zwaar te verduren ( toen de Engelse nationale ploeg Duitsland op eigen veld een pandoering gaf, kopte een Britse krant: ‘Don’t Mention the Score’, refererend aan de voor Duitsers pijnlijk-hilarische Monthy Pyton-sketch, nvdr.).
Je hebt de remix voor Madonna’s ‘Don’t Tell Me’ mogen doen. Zoiets is bijna een statussymbool, want ze weet er altijd de beste producers uit te kiezen.
Maas: Ze werkt met het kruim, ja. Ik kan haar enkel dankbaar zijn. Het is intussen al zo’n jaar geleden. Als ik me niet vergis, waren wij de eerste Duitsers met wie ze samenwerkte. Het is een eer. Zeker op het moment zelf was het a big deal. Ik zag die opdracht als een bevestiging dat we op de juiste weg zijn en een unieke stijl hebben ontwikkeld. Als de grootste popact je wil hebben, dan moet je wel oké zijn. Het bracht ons van de hype naar de serious business. Nadien hebben we niet zo gek veel remixes aangenomen: Fatboy Slim, Placebo, Kelis, Garbage en Junior Sanchez. We mogen ook de nieuwe single van Moby onder handen nemen. Madonna was zonder meer de doorbraak. Het voelde alsof we tot ridder geslagen werden.
Zou je voor een ster als Madonna een heel album willen produceren, zoals Mirwais en William Orbit?
Maas: Tuurlijk. Maar wellicht zijn we er nu nog niet klaar voor. Ooit komen we wel op het punt dat, als een ster een trendy sound wil, wij daarvoor kunnen zorgen. Eerst moeten zich nog enkele deuren openen voor ons.
Wat is de rol van je studiopartner Martin Buttrich? Is hij nodig als klankbord?
Maas: Zeker. Zijn rol is veel groter dan de meeste mensen vermoeden. Martin is niet zomaar een man achter de schermen. Hij maakt echt deel uit van het producersteam waar Timo Maas voor staat. Hij programmeert alles. Hij is al jaren niet meer in een technoclub geweest. Ik hou hem op de hoogte van wat er in de dance leeft. Dat maakt dat hij er een frisse en onbevangen kijk op heeft. Hij voelt heel goed aan wat cool is en wat niet. Hij geeft me veel feedback. Ik ontmoette hem zesenhalf jaar geleden. Sindsdien is hij op muzikaal gebied de belangrijkste mens in mijn leven. Hij is een ongelooflijk getalenteerde producer met heel gekke ideeën. Technisch is hij de sterkste kerel die ik ken: zijn mixing maakt vaak het verschil. Hij maakt heel eenvoudige muziek, maar het is nooit onnozel of saai. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik op hem een beroep kan doen.
Vind jij Rammstein grappig? Ik vind het eendimensionale troep. Het beantwoordt volkomen aan het beeld dat mensen hebben van Duitsers. Geen wonder dat Amerikanen er dol op zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier