‘GEEF MIJ MAAR DE SHAKERS VAN BO DIDDLEY’

MATIAS AGUAYO: 'Jezelf toelaten onnozel te doen, dat is toch de ultieme vrijheid?'

10 DAYS OFF, 20/7, 02.00 UUR – Op maandag 28 juli valt, na tien dagen beats van uiteenlopend allooi, voor de allerlaatste keer het doek over 10 Days Off. De 20e jubileumeditie van het festival is meteen de laatste, het einde van een mooi danstijdperk. Een van de namen op de affiche is Matias Aguayo, die zich dit jaar voor de derde keer in het Gentse feestgedruis stort.

‘Ik ben de perfect geïntegreerde wereldburger’, zo vertelde Matias Aguayo (°1973) ons enkele jaren geleden. Als kind van Chileense ouders die met hem naar Duitsland vluchtten na de putsch van Pinochet, als dj-producer die in Keulen al vroeg deel uitmaakte van het collectief rond het label Kompakt, én als oprichter van platenstal Cómeme, die zich opwerpt als opstapje voor producers uit Latijns-Amerika. En hij heeft in zowat elke grootstad ter wereld gewoond. Tegenwoordig is Berlijn zijn uitvalsbasis. Zijn thuis mogen we het niet noemen: ‘Ik ben van overal en nergens.’ Aguayo’s recentste album The Visitor kaapte hier vorig jaar vier sterren weg, reden genoeg om deze muzikale globetrotter even vast te pinnen voor een babbel. Omdat onze Skypesessie plaatsvindt anderhalf uur voor de aftrap van de eerste halve finale op het WK willen we eerst weten voor wie hij straks gaat supporteren, Duitsland of Brazilië?

MATIAS AGUAYO: Ik ben momenteel in Duitsland, dus het wordt waarschijnlijk die Mannschaft. Natuurlijk heb ik bij het begin van het WK gesupporterd voor Chili, maar we hebben de achtste finale niet overleefd, met dank aan de penaltynemers van Brazilië, dus… (lachje)

Van voetbalsolidariteit tussen Latijns-Amerikaanse landen is geen sprake?

AGUAYO: Op het continent zelf zijn we sowieso concurrenten – de rivaliteit tussen Peru en Chili is legendarisch – maar Latijns-Amerikanen in het buitenland zullen wel samenklitten en voor elkaar supporteren. Ik heb tijdens dit WK al naar matchen gekeken met Chilenen, Colombianen en Mexicanen door elkaar. Brazilië bekleedt wel een aparte positie, door de taal en door zijn grootte. Het land heeft lang een soort voortrekkersrol gespeeld, ook op muzikaal vlak. Dat is nu wel veranderd. In plaats van zich te spiegelen aan het grote Brazilië kijken jonge Latijns-Amerikaanse producers vandaag eerder richting Europa, en Europa heeft ontdekt dat er in pakweg Argentinië en Colombia best interessante artiesten rondlopen.

Iets waar jij krediet voor verdient.

AGUAYO: Misschien, maar dan wel met een grote korrel zout. Mijn verdienste is vooral dat ik met Cómeme een internationaal platform gecreëerd heb voor Latijns-Amerikaanse producers. Tegenwoordig is dat trouwens uitgebreid met een Rus, enkele Duitsers en een Brit. Een zeer bont allegaartje.

Je struinde ook heel Latijns-Amerika af met BumBumBox, geïmproviseerde party’s in openlucht, met de bedoeling de wisselwerking tussen verschillende artiesten te bevorderen.

AGUAYO: Die tijd is jammer genoeg voorbij. Ik vind het nog steeds heel interessant om naast clubs ook op straatfeestjes, in kunstgalerieën en op andere openbare plekken te spelen. Het publiek is er willekeurig, minder gericht zoals in een discotheek, en het verplicht je als dj om op een andere manier te communiceren. In de periode van BumBumBox woonde ik in Buenos Aires, het was toen gewoon leuk om met een gettoblaster en enkele iPods de grens over te steken en op een pleintje in Medellín of een park in Rio met enkele lokale maten een onverwacht publiek feestje te bouwen. Maar de open ruimtes in Latijns-Amerika wordt steeds strenger gecontroleerd en ingepalmd door de privésector. De chaos is minder groot, ten koste van de vrijheid. Dat is de prijs die we voor de urbanisatie betalen, net zoals jullie dat in Europa lang geleden al gedaan hebben.

Toen ik las dat het aantal moorden en aanslagen in Mexico fel toenam tijdens de WK-vieringen, ging er een rilling over mijn rug. Wie op straat een feestje bouwt, is er blijkbaar een doelwit. Ook in Chili, Venezuela en Brazilië is tegenwoordig, na alle recente straatprotesten, elke samenscholing verdacht.

AGUAYO: Venezuela is een geval apart momenteel, over de situatie daar spreek ik me liever niet uit. (wikt zijn woorden) Elders valt het best wel mee, hoor. Places of dance and music are places of peace. Zolang je de mensen iets positiefs geeft en plezier bezorgt, ben je doorgaans veilig. Er vinden af en toe spijtige en gruwelijke toestanden plaats, maar is dat in de rest van de wereld ook niet zo? (fijntjes) Ik geloof niet dat Latijns-Amerika een monopolie heeft op straatgeweld.

Vorig jaar verscheen je album The Visitor. Die titel slaat op jou, veronderstel ik?

AGUAYO: Als enthousiast en ervaren globetrotter ben ik een professioneel bezoeker, dat kan ik niet ontkennen. (lacht) Maar de titel heeft in een muzikale contect ook nog een andere betekenis. Muziek is een open taal, en elke muzikant kent wel het gevoel dat hij tijdens het spelen of creëren door ‘iets’ wordt bezeten. Sommigen noemen het simpelweg energie, anderen een geest, ik noem het een bezoeker. Toen ik werkte aan de plaat hebben we, ik en bevriende muzikanten dus, veel geïmproviseerd, gejamd als het ware. Soms uren aan een stuk, waardoor alle energie gekanaliseerd wordt en het een soort spirituele ervaring wordt.

Je zegt het maar wanneer ik te esoterisch begin te klinken. (lacht)

Hoegenaamd niet. Spiritualisme en muziek hebben een innige band. Van de opzwepende gospels in Afrikaanse kerken en de drumritmes tijdens voodoorituelen tot gregoriaanse gezangen, en ga zo maar door.

AGUAYO: Inderdaad, ja, alleen roepen ze in zulke gevallen één specifieke geest of god aan, terwijl muzikanten – of tenminste muzikanten die openstaan voor zoiets – elke bezoeker verwelkomen die zich aandient.

Ligt het aan de bezoekers dat The Visitor ietsje donkerder en minder luchtig klinkt dan zijn voorganger, Ay Ay Ay uit 2009?

AGUAYO: Als dat zo is, dan ligt het vooral aan de manier waarop de plaat tot stand gekomen is. Via improvisatie dus, en vooral spelenderwijs. The Visitor is geen studioplaat. De ideeën zijn tot stand gekomen op het podium, ik heb zo weinig mogelijk tijd voor een computerscherm doorgebracht, want op een podium maak je andere beslissingen: je microfoon staat bijvoorbeeld stiller, omdat je anders feedback krijgt, je pikt in op de reacties van het publiek en begint telkens van nul. Elke keer nieuwe regels, waardoor je minder geneigd bent aan censuur te doen. Vrijheid, daar was het me om te doen met deze plaat, de vrijheid van een beginneling.

Ligt censuur gevoeliger bij iemand die zijn land ontvlucht is vanwege een dictatuur?

AGUAYO:(lacht) Zo zou je het kunnen bekijken. Ik bedoel uiteraard zelfcensuur, misschien wel de ergste vorm van censuur die er is. Zeker voor muzikanten, die zichzelf zo moeilijk toelaten om domme fouten te maken of onnozele dingen te doen. Jezelf toelaten onnozel te doen, dat is toch de ultieme vrijheid? (lacht)

Trouwens, de track By the Graveyard doet me bij momenten heel hard denken aan Iggy Pop, in zijn vroege post-Stoogesperiode.

AGUAYO: Ha, heel interessant dat je dat zegt! Mijn studio ligt namelijk vlak bij een kerkhof, maar ook vlak bij de plek waar Iggy Pop en David Bowie woonden toen ze eind jaren zeventig in Berlijn rondhingen. Hen kennende hebben ze er zeker nog, euhm, rondgedwaald tussen de grafzerken. Zo gek is mijn hele theorie over ‘bezoekers’ dus niet.

Zonder het internet zou jouw platform voor Latijns-Amerikaanse producers nooit van de grond gekomen zijn, en een forum als Soundcloud vormt een van jullie belangrijkste promomiddelen. Wat vind je van hun pas verstrengde copyrightregels?

AGUAYO: Goh, een moeilijke kwestie, niet? Ik vind dat elke artiest het recht heeft om zijn eigen tracks of mixes gratis te delen of weg te geven, en in de elektronische muzieksector leven we al langer van performen, in plaats van verkoop. Die trend zet zich nu door in alle andere muziekgenres, tot spijt van wie het benijdt. De hele kwestie, copyrights versus het internet, gaat ook over meer dan alleen maar inkomsten, het is tegelijk een morele en ethische kwestie. Eigenlijk zijn kapitalisme en muziek niet voor elkaar gemaakt. Het werkt niet. Wie weet, misschien blijkt het verkopen van opgenomen muziek later slechts een voetnoot in de geschiedenis te zijn? Hoe lang gebeurt dat nog maar? Zo’n 100 jaar? Ik weet één ding: mochten we met Cómeme niet zoveel muziek gratis delen en verdelen via het internet, dan was ons publiek véél kleiner, zouden er minder cd’s en enkel heel dure platen uitgebracht worden, en zouden onze artiesten niet zo veel in het buitenland kunnen spelen. Wie tegenwoordig wil leven van zijn muziek kan het zich niet permitteren om stil te zitten. Is dat een slechte zaak? Ik kan enkel voor mezelf spreken, en dan ken je het antwoord.

Zie jij een gemeenschappelijk kenmerk in de muziek van andere producers met roots in Chili, zoals Nicolas Jaar, Ricardo Villalobos en Cristian Vogel?

AGUAYO: We zijn waarschijnlijk allemaal geboren in dezelfde stad, maar ik vermoed dat niemand van ons zijn muziek graag gereduceerd ziet tot zijn nationale achtergrond. Wat ik wel denk, is dat een achtergrond als immigrant – alle mensen die je noemt, wonen niet meer in Chili – een voordeel kan betekenen in onze branche. Omdat het een wereld is waar nationaliteiten in oplossen, techno is van bij het begin muziek geweest die losstond van een specifieke, bestaande identiteit. Iederéén was een alien. (lacht)

Nicolas Jaar vertelde me eens dat hij een rothekel heeft aan termen als exotisch en wereldmuziek. Hoe zit dat bij jou?

AGUAYO: Ik kan hem daarin helemaal bijtreden. Met wereldmuziek wordt eigenlijk gezegd ‘muziek die niet uit Europa of Amerika afkomstig is’, het is dus een soort koloniaal denken. Ik besef dat het voor journalisten, platenfirma’s en platenwinkels moeilijk is om labels te vermijden, maar dat is net wat muziek probeert te doen: bestaande labels negeren en telkens iets nieuws creëren. Muziek tot haar afzonderlijke elementen reduceren is niet fair, en leidt enkel maar tot holle begrippen. Weet jij nog wat ze tegenwoordig met ‘deep’, zoals in deep house, proberen te zeggen? Ik niet. (lacht)

Afsluitend vraagje: je bent als producer en labelbaas iemand die mensen verbindt en graag in collectief werkt, maar bij wie zou je zelf solliciteren om een potje mee te jammen?

AGUAYO:(denkt lang na) Hij is nu dood, maar doe toch maar rhythm-and-blues- en rock-‘n-rollpionier Bo Diddley. Ik hou van zijn ruige ritmes, waar ik graag zelf op dans. En dan zou ik liefst van al de shakers hanteren, een instrument waarmee je enkel een beweeglijk, vloeiend en organisch ritme kunt spelen. Een ritme met een natuurlijke terugslag en indirecte energie. Ja, de shakers van Bo Diddley, helemaal mijn ding!

DOOR JONAS BOEL

Matias Aguayo ‘MISSCHIEN BLIJKT OPGENOMEN MUZIEK VERKOPEN LATER SLECHTS EEN VOETNOOT IN DE GESCHIEDENIS TE ZIJN. WIE WEET? KAPITALISME EN MUZIEK ZIJN NIET VOOR ELKAAR GEMAAKT. HET WERKT GEWOON NIET.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content