‘GEEF ME EEN PETJE EN EEN HOODIE EN IK BEN WEER 19’

© Wouter Van Vaerenbergh.

Na rollen in De Ridder en Spitsbroers belooft het donkere Beau Séjour de definitieve doorbraak te worden voor Lynn Van Royen. ‘En later dit jaar mag ik zelfs iemand van mijn eigen leeftijd spelen. Eindelijk.’

‘Jij ook al? Waarom doet iedereen toch altijd zo lacherig over Aalst?’

Lynn Van Royen focust zich hoofdschuddend op haar cappuccino. Dat ik voor dit interview nog maar twee keer als journalist in haar thuisstad heb moeten zijn, één keer om een stel zelfverklaarde spokenjagers te volgen, één keer voor piercingfetisjisten die zich aan vleeshaken lieten ophangen: hooguit anekdotisch bewijsmateriaal in haar ogen. ‘Aalst is een doodgewone stad. En ik woon hier graag: ik heb van Brussel geproefd tijdens mijn studies, maar ik voelde me daar niet helemaal op mijn plek. Te groot, terwijl Aalst nog heel dorps aanvoelt. Ik ken hier iedereen.’

Waarop zo’n kennis als op commando de koffiebar binnenwandelt. Dat die haar haar recent herfstig rood geverfd heeft, merkt Van Royen op. ‘Ewel ja, mijn buurman noemt mij toch altijd een rosse teve!’

‘…’

‘Anekdotisch, Lynn?’

‘Anekdotisch, ja.’

Passons. We zijn in Aalst om het grote doorbraakjaar van Van Royen feestelijk in te zetten. Dat jaar is, zoals dat weleens gaat, op 1 januari begonnen toen in de nieuwe één-serie Beau Séjour Kato (Van Royen) haar eigen lijk aantrof in de badkuip van een Limburgs hotel en een zoektocht startte naar haar eigen moordenaar. Donker met een Scandinavisch tintje, een topcast en een premisse waar muziek in zit: de reeks van Kaat Beels en Nathalie Basteyns (die eerder al Jes en Clan regisseerden) heeft alles mee om ook internationaal te scoren. Beau Séjour is ondertussen al bekroond met de publieksprijs op het Franse Séries Mania, verkocht aan Arte, en zal in de catalogus van een nog niet nader genoemde ‘wereldwijde streamingdienst’ worden opgenomen.

Dit najaar zal Van Royen bovendien te zien zijn in Tabula rasa, die andere langverwachte Belgian noir-reeks. ‘En tussendoor ben ik bevallen van mijn tweede kind. Tijdens de eerste opnames van Tabula rasa, en van het laatste seizoen van De Ridder, was ik zelfs nog zwanger. Gelukkig hebben ze dat meegenomen in het script – je kunt maar zo vaak met een gigantische sacoche of een mand was voor je buik lopen voor het potsierlijk wordt. (lacht) Dat ging vlot. Ik heb op de set maar één keer last van ochtendmisselijkheid gehad. (droog) Op – en over – een balkon. Op de vijfde verdieping.’

In Beau Séjour speel je een geest die door het gros van de cast niet gezien wordt. Dat moet lastig zijn, acteren zonder weerwerk van je tegenspeler.

LYNN VAN ROYEN: Ik maakte me daar op voorhand zorgen over: ‘Shit, ik ga zo hard vereenzamen op de set.’ Soms was dat ook gewoon zo, waardoor ik dat achteraf ging compenseren met extra getetter. (lacht) Tegelijk gaf dat op een vreemde manier een ongekend gevoel van vrijheid: ik kon onaangenaam dicht tegen hun hoofd kleven, plompverloren tussen twee collega’s in gaan zitten en overal commentaar op geven. Zij mochten toch niet reageren. Op den duur ging ik daarmee spelen. Kaat en Nathalie lieten dat ook toe, zolang het niet té raar werd.

Wanneer werd het te raar?

VAN ROYEN: Tijdens de repetities ging ik in de politiewagen vanaf de achterbank tussen de twee agenten hangen als een hyperactieve Donkey uit Shrek. Toen is me subtiel duidelijk gemaakt dat ik dat beter achterwege liet. (lacht)

Zodra je je over die opzet van spook-lost-eigen-moord-op hebt gezet, moet je toegeven dat Kato een realistisch spook geworden is.

VAN ROYEN: Ik ben geen spook dat door muren knalt. Kato eet, slaapt, drinkt, doucht: de vijf mensen die haar kunnen zien, kunnen haar ook opsluiten en zelfs fysiek pijn doen. Alles is vooraf zeer goed beredeneerd – kwestie van niet onverwacht op continuïteitsproblemen te stoten. Voor alles is er een verklaring.

Beau Séjour wordt samen met onder meer Tabula rasa en het Franstalige La trêve (met Sam Louwyck en Tom Audenaert) Belgian noir genoemd.Is Belgium the next Scandinavia?‘ vroeg Variety zich zelfs af toen Beau Séjour gelauwerd werd op Séries Mania. Wat maakt een serie voor jou een Belgian noir?

VAN ROYEN: Die surreële twist die Tabula rasa ook heeft? Beau Séjour doet qua beeldvoering, kleur en sfeer ook zeer Scandinavisch aan: sober, tikje grimmig en enigszins rustiek, zonder in Vlaamse clichés van bomma’s in kneuterige melaminekeukens te vervallen. Want wie interesseert dat vandaag nog? In het buitenland moet je daar al helemaal niet meer mee komen aanzetten. Kaat en Nathalie verwezen vooral naar Les revenants en Top of the Lake. Tijdens de audities speelden we zelfs scènes van Top of the Lake. (denkt na) Wat weet jij eigenlijk al van Tabula rasa?

Veerle Baetens. Moord. Geheugenverlies. Najaar 2017 op één. Flirtend met de grens van het horrorgenre. Dat moet het zowat zijn.

VAN ROYEN: Er wordt echt niks gelekt, hè. Indrukwekkend. Ik weet zélf niet eens hoe het eindigt: het laatste scenario dat ik kreeg, was onvolledig. Denk ik toch, want de laatste opnames heb ik in een roes meegemaakt – ik was amper vijf weken voordien bevallen. Ook bij Beau Séjour werd zo gewerkt: pas op de voorlaatste draaidag wist ik wie mij vermoord had. Zo konden we meedenken, en vooral niks in ons spel verraden.

Maar Tabularasa dus. Ik heb het scenario gelezen toen ik op een winteravond alleen thuis zat… Had ik niet mogen doen: huiveringwekkend. Het las als een boek en ik zat er meteen in – voorzover een scenario dat al kan.

Dat je na twee afleveringen van Beau Séjour nog niet weet wie jou vermoord heeft, is al pijnlijk atypisch voor een Vlaamse whodunit. Helen Perquy, executive producer van Tabula rasa, klaagde vorig jaar nog over het gebrek aan steengoeie scenaristen in Vlaanderen en de nood aan een gedegen opleiding.

VAN ROYEN: Helen heeft geen ongelijk. Maar het is moeilijk om niet in herhaling te vallen. Alles is al gedaan.

Beau Séjour, Tabula rasa en later nog De dag, waar Jonas Geirnaert en Julie Mahieu een jaar aan geschreven hebben: je lijkt je scenario’s zeer secuur te kiezen. Of is dit toeval?

VAN ROYEN: Ik ben best selectief. Als ik gevraagd word voor een auditie, zal ik altijd gaan – dat is ook maar beleefd – maar ik wandel soms wel buiten met de hoop dat ze me niet zullen terugbellen. (lachje) ‘Nee, dat gaan we toch niet doen.’ Ik moet er helemaal achter kunnen staan, en dat begint met een degelijk scenario.

Beau Séjour is een ander verhaal. daar was ik al van de allereerste casting bij betrokken. Kaat en Nathalie hadden de rol van Kato geschreven met mij in gedachten, nadat ze me één keer aan het werk hadden gezien. ‘Ah Lynn, we hebben iets voor jou. Je zult wel zien.’ Zo’n grote eer. Wat een fijn koppel ook, al hebben ze een heel andere aanpak qua regie. Kaat denkt technischer, en vanuit camerastandpunten, terwijl Nathalie het allemaal meer op gevoel doet. Emotie versus ratio.

Je maakt blijkbaar een sterke eerste indruk. Actrice Hilde Heynen zag je één keer in het theater en loodste je meteen binnen bij de reeks 180. Idem dito met Mathias Sercu, die je meteen een hoofdrol in zijn reeks Marsman aanbood.

VAN ROYEN: (schuift ongemakkelijk heen en weer op haar stoel) Ik doe ook maar wat ik doe. En dat is geen valse bescheidenheid: ik sta ondertussen al een aantal jaren met mijn twee voeten in het leven en jongleer acteren, huishouden, twee kinderen… Dat helpt om alles te relativeren. ‘Besef jij wel wat jij allemaal doet, en wat jou gaat overkomen als Beau Séjour op tv komt?’ vraagt mijn lief regelmatig. Wel, néén. (lacht) Net zoals ik het blijkbaar nooit opmerk als iemand me op straat herkent.

Klopt het dat je jarenlang voor theater teruggedeinsd hebt?

VAN ROYEN: (knikt) Tot ik in De Spelerij Vrijdag bracht. Dat stuk lag me, hun manier van werken nog meer en plots stelde ik vast: tiens, het is toch niet helemaal om zeep, dat theater.

Ik had door mijn opleiding aan het RITCS een degout van theater gekregen. Je had er als student zeer veel vrijheid: het moest vooral uit jezelf komen, en daar was ik nog lang niet klaar voor. Ik had toen figuren nodig die me bij de hand namen, me toonden waar ik moest zijn en wat ik moest doen. Die opleiding is ongetwijfeld zeer degelijk, maar ik heb me er echt doorheen moeten spartelen.

Je had het eerst in Antwerpen aan het Herman Teirlinck Instituut geprobeerd.

VAN ROYEN: Maar ik werd er niet toegelaten. Ik schopte het tot de tweede ronde, waar Dora van der Groen tijdens de toelatingsproef mijn oma speelde en plots begon te huilen. Kramp! Daar was ik niet op voorbereid. Ik was zo groen, je houdt het niet voor mogelijk. In Brussel mocht ik wel beginnen, maar die stad en die opleiding waren even overrompelend voor mij. Ik heb nooit mijn diploma behaald: ik was gebuisd én zwanger in het laatste jaar, en na mijn eerste kind ben ik niet meer teruggekeerd. ‘Oké, dan maar geen diploma.’ Wat gelukkig minder uitmaakt in dit vak: het is vooral wat je al gemaakt hebt dat telt.

Hoe schud je zo’n degout van je af?

VAN ROYEN: Uiteindelijk was het vooral Lies Pauwels (actrice en regisseur, nvdr.) die me uit mijn kot heeft getrokken, tijdens een gastcollege dat helaas maar een paar weken duurde. (stil) Nu worden we plots heel persoonlijk, maar ik durfde bijvoorbeeld niet te dansen als er mensen in de buurt waren. Ik danste probleemloos als ik uitging, maar als er mensen naar mij op het podium keken, blokkeerde ik. Ik kon letterlijk niet meer bewegen. Lies heeft toen aan mij gesleurd, getrokken en geduwd. Tijdens haar allerlaatste workshop zette ze Walk On By van Dionne Warwick op: ‘Hup Lynn, daar staat een stoel, nu ga je een sexy dance doen.’ Voem, knalrood. Ik heb gehuild, ik heb geroepen, en hoewel ik betwijfel of er zo nog veel sexy aan die dance was, heb ik het wél gedaan. Ik was er kapot van, maar ik had dat moment nodig. Als Lies mijn pad nooit had gekruist, zat ik vandaag misschien nog met die gêne.

Je lijkt nog altijd de camera’s boven een levend publiek te verkiezen.

VAN ROYEN: Een camera voelt zeer één op één, en dus ook gewoon aangenamer: die kan ik perfect negeren terwijl ik me op mijn tegenspeler richt. Ik speel dus liever in een film dan in een theaterstuk, al kan dat ook uit onwetendheid zijn. Misschien moet ik gewoon meer theater spelen.

Nog professionele angsten die je op tafel wilt gooien?

VAN ROYEN: Het is geen echte angst, maar ik voel me niet op mijn gemak in komische rollen. Dat moet ik nog eens aanpakken.

Tim Van Aelst mag je bellen voor Wat als?

VAN ROYEN: In die Wat als?-sketches heb je nog enig houvast, denk ik. Safety First zou een grotere uitdaging zijn: zulke karikaturale figuren moet je echt heel secuur neerzetten en dat zie ik mezelf momenteel niet doen. Tim Van Aelst mag altijd bellen, al vrees ik dat ik hem dan zal moeten teleurstellen – ik kan mezelf nogal verkopen, hè?

Charlotte Timmers, leeftijdsgenote en kersvers Wat als?-gezicht zei onlangs in KnackFocus dat de auditie voor Beau Séjour, waarin ze Kato’s stiefzus speelt, voor haar een keerpunt was. Zij dacht: ‘Als ze me zelfs niet willen als Limburgse marina, dan stop ik er beter mee.’ Charlotte heeft harder aan de weg moeten…

VAN ROYEN: Timmeren! (schatert) Sorry, ik ben nogal aan de woordgrapjes.

Ze was zelfs al aan een opleiding vertaler begonnen. Dan is jouw carrière toch vlotter uit de startblokken geschoten, in die mate dat je nooit aan een plan B hebt moeten denken?

VAN ROYEN: Gelukkig niet, maar als ik ooit de tijd heb, wil ik graag meubelmaker worden.

Ben je die woordgrap nu nog aan het melken?

VAN ROYEN: Nee, echt. Ik wil tweedehandsmeubels restaureren, of ze zelf maken van recuperatiemateriaal. (wijst naar de metalen poten van de tafel naast ons, nvdr.) Ik zit daar nu al de hele tijd naar te staren, ik wil dat ook kunnen maken: mijn vader moet me dringend leren lassen.

Ik zie het al helemaal zitten: zo’n winkeltje op de benedenverdieping van ons huis, naast de galerie van mijn lief. Zo blijf ik bovendien mijn eigen baas, waardoor ik mijn agenda kan bepalen in functie van mijn acteerwerk. Want voor je het weet ben je als actrice weer passé. Mijn schoonvader doet ook in brocante, en ik ga vaak met hem mee naar de Brusselse rommelmarkten. Ondertussen heb ik het spelletje ook door, al is onderhandelen niet mijn sterkste kant. Ik doe het wel, maar altijd met zweetpolletjes.

‘(Ik doe het wel, maar) Altijd met zweetpolletjes’: zou een excellente titel voor je biografie zijn.

VAN ROYEN: Man, ik kom hier tot inzichten. Vroeger kreeg ik vooral vragen over hoe ik op zo’n jonge leeftijd al moeder was. (lacht) Ik ben blij dat die tijd voorbij is.

Misschien toch één kindgerelateerde vraag: in De ideale wereld liet je vallen dat je amper een journaal kunt uitkijken zonder te huilen. Is dat…

VAN ROYEN: Sinds ik kinderen heb? Zeker. Alles komt plots veel dichterbij, alsof mijn ribbenkast openstaat en iedereen mag komen meppen. Ik zet het nieuws vaak bewust niet op want ignorance is bliss. Weg ermee! Dat is niet noodzakelijk de juiste aanpak, maar ik kan zo onder de voeten zijn van de miserie in de wereld. Ik had het onlangs nog met Lotgenoten op VTM, over de kettingbotsing op de E17. Dan gaat de tv uit en de onderlip trillen.

Jouw lief Gilles is kunstschilder, net als zijn vader André Van Schuylenbergh. Wat doet hij precies?

VAN ROYEN: Gilles vertrekt van fotocollages van onderwerpen die wij zouden afdoen als lelijk, kapot of verroest, terwijl hij daar schoonheid in kan zien. Hij is bijvoorbeeld gefascineerd door oude verlaten fabrieksgebouwen: graffiti, een omgevallen kast, achtergelaten papieren, een plant die zich door het beton heeft gewurmd… Zijn uiteindelijke werken lijken vrij realistisch, maar zijn eerder kubistische interpretaties. Zo heeft hij er een van het spoorwegbrugje in Erembodegem, waar ze ook voor De helaasheid der dingen hebben gefilmd: je ziet de boven- en de onderkant, de rommel eronder… Je kunt echt in zijn werken wandelen. Hij kan dat veel beter uitleggen dan ik, alsof het allemaal doodnormaal is.

Kato is amper negentien. Je bent heel lang zelfs gecast als puber. Enerveert dat op den duur?

VAN ROYEN: Scuseer, als jong-adolescent. (lacht) In Tabula rasa ben ik een late twintiger met twee kinderen en een derde op komst. Eindelijk mag ik mijn eigen leeftijd spelen! Al heeft het me nooit echt gestoord: ik weet dat ik er niet zo oud uitzie. En geef me een petje en een hoodie en ik ben meteen weer 19 jaar. Qua look, maar desgewenst ook qua mentaliteit. Dat schuifje trek ik zeer makkelijk weer open. Ik geloof niet dat je het ooit verleert om de irrationele puber uit te hangen. Onlogische redeneringen maken en kwaad worden om het minste? Makkelijk zat.

BEAU SÉJOUR

Elke zondag om 21.30 uur op één.

Door Kristof Dalle ? foto’s Wouter Van Vaerenbergh.

‘”Besef jij wel wat jij allemaal doet, en wat jou gaat overkomen als Beau Séjour op tv komt?” vroeg mijn lief regelmatig. Wel, néén.’

‘Ik durfde vroeger niet te dansen. Als er mensen naar mij op het podium keken, blokkeerde ik.’

‘Ik kan zo onder de voeten zijn van de miserie in de wereld. Ik had het onlangs nog met een reportage over de kettingbotsing op de E17. Dan gaat de tv uit en de onderlip trillen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content