‘FILM IS TE DUUR OM TE BLIJVEN KLUNGELEN’

MARION COTILLARD en OWEN WILSON. 'Ik zeg nooit neen tegen mijn acteurs - daarom zijn ze gek op mij.'

Was het vroeger nu écht beter? Woody Allen vraagt het zich af in Midnight in Paris, zijn nieuwe romcom over ‘le gai Paris’ van toen en nu. ‘Aan het leven en haar sadistische grillen valt niet te ontsnappen.’

Stel dat je de teletijdmachine in mag, waarheen zou je willen worden teruggeflitst? Voor Gil (Owen Wilson), een gefrustreerde Hollywoodscenarist die tegen zijn zin op trouwen staat, is het antwoord duidelijk: naar het Parijs van de jaren 20, om er samen met zijn literaire helden Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway de cafés van Montmartre af te schuimen en er met kunstenaars als Salvador Dali en Pablo Picasso door de straten van le Marais te struinen.

Dat is de nostalgische insteek van Midnight in Paris, waarin Woody Allen gezwind zapt tussen het Parijs van nu en toen én tussen de dagelijkse beslommeringen en de romantische fantasiewereld van zijn typisch alleneske protagonist. Het resultaat is een luchtige en licht surrealistische relatiekomedie, waarin Allens gekende angsten en obsessies opnieuw de revue passeren, maar dan zonder het gebruikelijke zelfbeklag of de gratuite misantropie.

Zoals Allen eerder Venetië, Londen en Barcelona door zijn geromantiseerde bril met hoornen montuur bekeek, zo gidst de geboren en getogen New Yorker je deze keer voor het eerst langs de hotspots van de Lichtstad. Om een American in Paris-cliché meer of minder zit de 75-jarige Allen in zijn 41e langspeler allerminst verlegen, al is hij tenminste eerlijk over de raison d’être van zijn maagdentrip door Parijs.

‘Ik ga waar ik geld vind’, stelt hij droog wanneer we hem ontmoeten in Cannes, waar Midnight in Paris het 64e filmfestival opende. ‘In New York draaien is de jongste jaren te duur geworden voor mij, waardoor ik mijn heil elders moet zoeken. Deze keer was dat Parijs en dus heb ik een verhaal verzonnen op maat van die stad. Dat klinkt koel en zakelijk, maar voor mij werkt die aanpak verfrissend en inspirerend.’

Wanneer heb je Parijs voor het eerst ontdekt?

Woody Allen: Dat was in 1964. Ik was toen nog stand-upcomedian en was ingehuurd als scenarist voor What’s New Pussycat(een komedie met onder meer Peter O’Toole, Peter Sellers en Romy Schneider; nvdr.), mijn eerste klus in de filmbranche. De opnames waren in Parijs en ze vroegen me of ik op de set wilde blijven voor het geval ze meer grappen of dialogen nodig hadden. Ik vond de stad meteen geweldig, maar de werkervaring was een verschrikking. Daarom heb ik toen gezworen: ‘Ik werk nooit nog aan een film die ik zelf niet mag regisseren.’ In die zin heeft Parijs een cruciale rol gespeeld in mijn carrière. Een paar New Yorkse vrienden van mij die ook aan What’s New Pussycat meewerkten, zijn toen trouwens gebleven, maar zelf heb ik die stap niet durven te zetten. Ik was te laf en te verknocht aan Manhattan. Anders sprak ik nu vloeiend Frans en droeg ik een baret. (Lacht)

Je hoofdpersonage Gil is een getroebleerde Hollywoodscenarist die eraan denkt om voorgoed in Parijs te gaan wonen, een stad die hij hopeloos romantiseert. Is hij je alter ego?

Allen: De twijfels die ik toen zelf had, heb ik inderdaad naar Gil en het hier en nu getransponeerd. Al mijn films vloeien direct of indirect uit autobiografische feiten voort. Toen ik voor het eerst in Parijs aankwam, kende ik de stad alleen uit Hollywoodfilms als An American in Paris en Gigi. Ik dacht dat iedereen er verliefd over de Pont Neuf zou huppelen met een fles wijn en een baguette in de hand. Het gekke was: dat romantische beeld bleek nog grotendeels te kloppen ook. Zelfs nu nog. Men verwijt me vaak dat ik een naïeve kijk op de wereld heb, maar die romantiek bestaat wel degelijk. In Parijs, in Londen, in New York. Je moet er alleen voor openstaan.

Je vindt dus dat je zelfs in New Yorkse films het echte leven toont.

Allen: Absoluut. Manhattan is een wereld op zich. Op een paar vierkante kilometer vind je de meest fantastische musea, gebouwen, restaurants, winkels en noem maar op. De energie hangt er in de lucht en hopelijk voel je dat in mijn films. Natuurlijk zijn er ook schaduwkanten, zoals criminaliteit, armoede en verloedering. Ik kies er echter voor om op het mooie te focussen en dat mooie bestaat wel degelijk. De schaduwkanten laat ik met plezier over aan Martin Scorsese en Spike Lee. Loop ik hen tenminste niet in de weg. (Grijnst)

Zou je die romantiek desnoods ook in Brussel kunnen vinden?

Allen: Als de producenten het ernstig menen en ik mag mijn zin doen: waarom niet? Ik ben momenteel in onderhandeling met mensen uit Stockholm en Rio de Janeiro, misschien trek ik straks daar wel heen.

Met Owen Wilson, Rachel McAdams, Michael Sheen, Marion Cotillard en Kathy Bates heb je als vanouds een topcast verzameld. Waarom werken al die topacteurs toch zo graag met jou?

Allen: Omdat ik zo aardig voor hen ben. Ze zijn gek op me om dezelfde reden als waarom mijn kinderen gek zijn op mij. Ik zeg nooit ‘neen’ tegen hen, dat laat ik over aan mijn vrouw. Willen mijn acteurs iets anders aantrekken of hun dialogen aanpassen? Dat ze dat maar doen. Tegen het einde van de opnames zeggen ze dat ik fantastisch ben om mee te werken en geven ze me de beste reclame die ik maar kan wensen. En dat terwijl ik hen slechts het minimumtarief betaal.

Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Je moet je toch ooit al eens kwaad gemaakt hebben op de set?

Allen: Nooit. Zelfs niet tegen een technicus. Ik heb wel al acteurs ontslagen, maar altijd op een rustige en beleefde manier. (Lacht) Als een acteur echt niet goed is, kun je helaas niet anders. Ik geef ze meerdere kansen en speel de scènes desnoods voor, maar als een acteur blijft mislukken, stuur ik hem de laan uit. Film is te duur om te blijven klungelen.

Ben je privé opvliegender?

Allen: Niet met mensen, wel met objecten. Er zijn al heel wat telefoons, blikopeners en typemachines gesneuveld omdat ze niet precies deden wat ik wilde. Ik haat ruzies met mensen. Ik kan er niet tegen wanneer ze boos worden op mij. Ik herinner me nog dat ik ooit een toneelstuk regisseerde in New York en dat een Italiaanse acteur tijdens de repetitie plots tegen me uitviel. ‘Je hebt geen idee wat je aan het doen bent’, schreeuwde hij. ‘Je kent er niets van.’ Ik ben kalm gebleven, heb hem nog een keertje uitgelegd wat ik precies wilde en uiteindelijk bleek zijn uitbarsting op ons beiden een cathartisch effect te hebben.

Er was vooraf veel te doen rond de Franse first lady Carla Bruni, die een bijrol heeft als museumgids. Klopt het gerucht dat je haar grotendeels uit de film hebt geknipt?

Allen: Helemaal niet. Carla wilde dolgraag meespelen, maar vroeg zelf om een klein rolletje. Aangezien ik haar mooi, gecultiveerd en charismatisch vind, beloofde ik haar dat het hooguit twee dagen zou duren. Vandaar dat die kleine rol als museumgids haar perfect paste. Het was nooit de bedoeling dat ze meer dan drie minuten in de film te zien zou zijn.

Samen met Marion Cotillard en Rachel McAdams is ze je zoveelste aanwinst in je ondertussen indrukwekkende lijst van mooie actrices. Moeten vrouwen sexy zijn om in een Woody Allenfilm te mogen meespelen?

Allen: Sexy zijn is toch belangrijk, moet ik bekennen. Als man kijk ik nu eenmaal graag naar sexy vrouwen op het witte doek, zoals vrouwen op hun beurt graag kijken naar sexy mannen. Een Brad Pitt of George Clooney vind je ook niet zo gauw in je lokale supermarkt. Zoals ik al zei: ik focus in mijn films het liefst op de mooie kanten. Als ik gewone vrouwen wil zien, ga ik wel shoppen in Brooklyn.

In ‘Midnight in Paris’ hunkert Gil naar het Parijs van de jaren 20. Bedoel je daarmee impliciet dat Europa in het verleden leeft?

Allen: Integendeel. De meeste Amerikanen koesteren nog altijd een heel idealistisch beeld van Europa. Als je kijkt naar de avant-garde in de kunst, of naar de vernieuwingen inzake mode, technologie of seksuele moraal, dan hebben wij nog altijd de indruk dat die vooral uit Europa komen. Amerikanen pakken de dingen misschien grootser aan en lopen meer met hun innovaties te koop, maar het meeste intellectuele kapitaal zit nog altijd in Europa.

Beschouw je het Parijs van de jaren 20 zelf als je favoriete stad en tijdperk?

Allen: Ik ben geboren in 1935, en wat je vaak ziet, is dat mensen meestal de periode idealiseren die ze zelf net niet hebben meegemaakt. Samen met de belle époque is het zeker een van mijn favoriete tijdperken. Ik heb als kind ook enorm veel films gezien die zich in de jaren 20 en vroege jaren 30 afspelen. De glamoureuze dames met hun korte jurken, de charlestonmuziek, de stoere gangsters met hun tommygun… het leek wel één groot zondig paradijs. Tegelijk was het een heel grimmige periode met de Grote Depressie, het opkomende fascisme en noem maar op. Ik ben dus niet zo naïef als Gil, die dan graag zou leven. Mij lijkt één dag al ruim voldoende – inclusief lunch. Tuberculose en syfilis vind ik namelijk niet zo sexy. (Lacht)

We leven nu dus in ‘de beste tijd’?

Allen: Alle tijden zijn vreselijk. Deze tijd is vreselijk met zijn terrorisme en klimaatopwarming, maar de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog waren ook vreselijk. Nog een geluk dat we er materieel op vooruitgegaan zijn. De hotels uit de twenties mogen visueel dan wel mooier zijn dan die van nu, ik weet niet of je er veel oog voor zou hebben zonder airco.

Je mag deze tijd dan wel vreselijk vinden, de jongste jaren zijn je films toch opnieuw een stuk luchtiger dan de cynische fabels ‘Match Point’ en ‘Cassandra’s Dream’.

Allen: Oh, dat is puur toeval. Ik had net zo goed een sombere tragedie à la Balzac over Parijs kunnen bedenken. Ik vind Midnight in Paris trouwens helemaal niet zo luchtig. Het gaat over mensen die aan hun leven willen ontsnappen, maar tot de bevinding komen dat het elders of vroeger niet beter was. Aan het leven en haar sadistische grillen valt helaas niet te ontsnappen. Het enige wat je kunt doen, is jezelf verstrooien met mooie, romantische verhaaltjes en genieten van de airco op je kamer.

En genieten van Picasso, Hemingway, Dali en Buñuel.

Allen: Precies. In Manhattan(Allens zwart-witklassieker uit 1979; nvdr.) zat er een scène waarin ik met een bandrecorder op de sofa lig en voor mezelf opsom wat het leven zoal de moeite waard maakt. Ik noemde toen Groucho Marx, Marlon Brando, Zweedse films, Cézanne en Flaubert, maar ik had ook Hemingway, Dali en Buñuel kunnen noemen. Dat zijn altijd helden van me geweest, maar zou ik hen echt willen ontmoeten? Liever niet eigenlijk. De droom is meestal mooier dan de werkelijkheid. Wat als Picasso, die een notoire driftkikker was, plots kwaad zou worden op mij? Ik mag er niet aan denken.

Ik veronderstel dat je nooit 3D-films zult noemen als een van de dingen die het leven de moeite waard maken.

Allen: Ik heb in elk geval nog geen halve seconde overwogen om een film in 3D te maken. Ik heb er niets op tegen en ongetwijfeld komt er ooit een filmmaker die er echt iets artistieks mee aanvangt. Ik zal het níét zijn.

MIDNIGHT IN PARIS

Vanaf 15 juni in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

‘Carla Bruni wilde zélf maar een klein rolletje.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content