Een zomer lang laten we radio- en tv-personaliteiten aan het woord voor wie de herfst helemaal anders wordt. ‘Het is maar die twee uur op zondagavond, denk je, een avond waarop iedereen naar de televisie kijkt en nauwelijks iemand naar de radio luistert. Het is maar dat. Het was ook meer dan dat. Zo veel meer.’ Duyster is voorbij en na de zomer verhuist Ayco Duyster naar Radio 1. ‘Ik wist dat het ooit zou gebeuren.’

Dat heet: volwassen worden, een zender ontgroeien, afscheid nemen, stoppen op een hoogtepunt… Rationeel kan Ayco Duyster op wel dertig verschillende manieren formuleren wat het betekent om een streep te trekken onder vijftien jaar Duyster. Vijftien jaar van muzikale exploraties, van weemoedige weerbarstigheid, van levens die muziek ademen. Twitter gonsde tijdens die laatste uitzending, eind vorige maand, van de melancholie en de tristesse, van het ‘dit is het einde van een tijdperk’-gevoel. Rationeel weet Duyster dat het niet anders kan. De emoties die erbij horen, houdt ze voorlopig op afstand.

‘Ik had het programma kunnen meenemen’, vertelt ze. In de plantentuin van de VRT blaast ze beheerst de hitte van haar koffie. ‘Nethoofd Jan Van Biesen heeft nog gezegd: “Ik ben niet van plan Duyster te claimen. Het programma is meer verbonden met Eppo Janssen en met jou dan met Studio Brussel.” Even heb ik nog gedacht: we geven het een plek op Radio 1. Maar dan bots je op de strategie achter zenders. Radio 1 heeft zo veel opdrachten. Nieuws, sport, cultuur, en ’s avonds – zeker op een zondagavond – is sport heel erg aanwezig. Je kunt daar geen eiland voor de muziek gaan opeisen. En om Duyster midden in de nacht te brengen, nee, dat vond ik zonde. Ik wilde het enigszins relevant houden. Stoppen bleek de enige optie.’

Verdorie, denk ik dan, weer een stukje handgemaakte radio dat verdwijnt. Straks blijven alleen de algoritmes over.

AYCO DUYSTER: We hebben het geluk gehad dat we destijds carte blanche gekregen hebben en dat we erin geslaagd zijn betrokkenheid te creëren door muziek aan te bieden die niet onmiddellijk een plek had. Als ik nu naar de nieuwe bands luister, dan durf ik ook te zeggen dat we een generatie met ongewone, soms wat unheimliche, maar altijd weerbarstige muziek hebben gevoed. Het forceerde Eppo en mij ook om te blijven zoeken naar nieuwe, onontdekte muziek. Hoe arbeidsintensief dat ook was. Zeker voor Eppo. Het is geen muziek die je snel even tussendoor beluistert. Je moet er ruimte voor maken. Vaak zat hij tot twee, drie uur ’s nachts platen uit te pluizen, nummers aan te duiden. In het hectische van een alledaags leven is dat niet evident. Maar als je erin slaagt om dat toch te doen, om je onder te dompelen in het muzikale landschap van zo’n artiest, dan besef je iedere keer: dit maakt het de moeite waard. Sommige artiesten hadden geen groot hitpotentieel. Maar stuk voor stuk hadden ze een mooi verhaal. Muziek was en is hun leven.

Duyster staat, zoals je al aangaf, voor een bepaald soort muziek. Denk je soms: hé, ik ben een heel klein beetje een kwaliteitslabel geworden?

DUYSTER: Toen we aan Jan Hautekiet (van 1998 tot 2002 nethoofd van Studio Brussel, nvdr.) probeerden uit te leggen wat we nu precies wilden doen, hadden wij zelf het beeld van een cactus in ons hoofd. Het was ons te doen om muziek die prikkelde, die stekels had, om singer-songwriters die verder sprongen dan de gebruikelijke afwisseling van strofes en refrein. ‘Noem het toch gewoon Duyster‘, zei Hautekiet. Ik vond het raar om daar mijn eigen achternaam op te plakken. Ook omdat ik dan aan mijn zus dacht, die helemaal niets met dat soort muziek heeft. Maar we beseften even goed: het dekt de lading perfect. Het gaat niet over donkerte, niet over darkness, maar over muziek die zich in het duister bevindt, in de schemerzone.

Ben je als vrouw van plus veertig te oud om nog op Studio Brussel te presenteren?

DUYSTER: Nee, dat idee heb ik niet. Ik denk dat mijn stem nog steeds netjes in het zendschema past. In de namiddag bracht ik rust tussen het hitsige van het ochtendblok en het jachtige van de avondspits. Ik heb ook nooit gehengeld naar zo’n spitsblok, net omdat het hoge tempo ervan me niet ligt. Maar ik wist al langer: als er een volgende stap komt, dan zal het richting Radio 1 zijn. De mensen die bij Studio Brussel binnenstromen, zijn stuk voor stuk twintigers. Als zij het hebben over hun jeugd, dan hebben ze het over de jaren negentig. Ik was toen al aan het werken. Los daarvan merk ik ook dat de focus van Studio Brussel verschuift. Het digitale luik wordt belangrijker. Ik ben daar niet zo mee bezig. Ik voel niet de behoefte me te manifesteren op Snapchat en op de nieuwste sociale media. Voor iemand van 18 is dat zijn of haar wereld. Ik wil mij daar niet echt meer in verdiepen.

Is dat de worsteling van jouw generatie: geboren in het analoge tijdperk en kinderen moeten grootbrengen in een digitale wereld?

DUYSTER: Dat is zoeken, hé. Ik heb zelf lang geen gsm gehad. Ik vond dat niet nodig. Als mensen me wilden bereiken, konden ze me thuis opbellen of op mijn werk. Als ik daar niet was, dan was ik me elders aan het amuseren en hoefde ik niet gestoord te worden. Op een bepaald moment besefte ik dat ik niet achter kon blijven. Ik moest mee in het digitale bad en nu stel ik verbaasd vast hoe verknocht ik ben aan dat ding, hoe ik continu alles loop te checken. Tegelijkertijd moet je aan je kinderen duidelijk maken dat de echte wereld een miljoen keer boeiender is dan alles wat je op YouTube te zien krijgt. Zo is mijn zoon fan van iemand met een eigen YouTubekanaal. Elke dag zet die een nieuw filmpje online. Toen ik daarnaar keek, heb ik voor het eerst geproefd van de generatiekloof. De stroom aan beelden – op de computer of op televisie – stopt nooit. De aantrekkingskracht is zo groot. Er is altijd wel iets om naar te kijken. Het gevoel dat ze virtueel iets missen, is er permanent. Ik probeer dat toch af te bakenen voor mijn kinderen. Wat is er uiteindelijk fijner? Op je stoel naar de avonturen van iemand anders kijken of zelf buiten spelen en je eigen avonturen beleven?

Wanneer heb jij eigenlijk beseft: ik heb een stem om radio te maken?

DUYSTER: Ik denk niet dat ik dat ooit zo beseft heb. Om eerlijk te zijn, ik had geen uitgesproken talent. Misschien ben ik wel een geboren toeschouwer of commentator? Ik heb gedrumd en piano gespeeld, maar ik miste de virtuositeit om er echt goed in te zijn. Muziek maken was voor mij vooral veel oefenen en hard werken. Zelf een melodie bedenken was helemaal niet aan mij besteed. Maar ik voelde me altijd aangetrokken tot meer artistieke en creatieve mensen. Voor ik bij de radio terechtkwam, heb ik een tijd met het dansgezelschap van Meg Stuart getoerd. Ook daar: ik vond het fascinerend om mee te maken, maar ik voelde niet de nood om zelf op een podium te kruipen en in de schijnwerpers te staan. Ik denk dat het heel dicht in de buurt kwam van de verre droom die ik als kind koesterde. Ik was helemaal wild van een reeks als Fame. Een school waar iedereen zo maar ineens op de tafels klom en begon te dansen, dat wilde ik meemaken. Het is een van de redenen waarom ik na het middelbaar een jaar naar de VS ben getrokken. Ik ben er niet onmiddellijk in Fame beland, maar de vader van het gezin waar ik toen verbleef, reed wel met een cowboyhoed op in een pick-up rond terwijl hij naar country luisterde. Ik heb nog steeds een latente hekel aan country, maar op zich was het behoorlijk filmisch om zo door velden vol sinaasappelbomen naar school te rijden. Wat ik daar ook ontdekt heb: muziek is vaak de lijm tussen mensen. De eerste kennismaking is een gedeelde interesse voor muziek. Dus ja, als je iets wilt doen met muziek zonder dat je het talent hebt om zelf muziek te maken, dan kom je puur wiskundig bij de radio uit. Ik heb heel eenvoudig een brief geschreven.

‘Beste Studio Brussel, ik wil bij jullie komen werken’?

DUYSTER: Zoiets, ja. Ik werd uitgenodigd om met honderd anderen mee te doen aan een auditie. Ik herinner me dat het minstens nog een dag heeft geduurd voor die uitnodiging me bereikte. Het analoge tijdperk, weet je wel. Ik was op bezoek bij een vriendin in Engeland. Mijn vader heeft haar een mail gestuurd – maar in die tijd keek je je mails niet om de vijf minuten na, zo weinig mails kreeg je er – met de vraag of ik naar de man van Studio Brussel kon terugbellen. Mijn grote voordeel op die auditie was dat ik min of meer accentloos was. Mijn vader is ondertussen een genaturaliseerde Belg, maar als kind is hij met zijn ouders vanuit Nederland in Brussel komen wonen. Ik ben ook tot mijn twaalfde naar de Nederlandse school gegaan. Het algemeen Nederlands zat er bij mij van nature in, ook al luisterden we thuis zelden naar de Nederlandstalige radio – Radio 21 was onze vaste zender.

Los daarvan: het was niet mijn ambitie om per se achter die microfoon te kruipen. Ik vond het minstens zo uitdagend om goede teksten te schrijven, om schrijftaal om te zetten in spreektaal. Pas toen ze iemand zochten om het metalprogramma (Metalopolis, later De bom, nvdr.) over te nemen, dacht ik: waarom niet? Ik heb altijd een gezonde fascinatie voor subculturen gehad.

HAAR TELEFOON TRILT. HET IS MINSTENS het twintigste bericht dat binnenloopt. Duyster werpt een snelle blik op het scherm. ‘Mensen hebben echt de behoefte om hun Duyster-herinneringen met mij en de wereld te delen. Ik sta er versteld van hoe veel dat programma heeft losgemaakt.’ Heel even laat ze naast alle redelijke overwegingen een glimp van een emotie toe. Haar stem wordt feller, haar blik vuriger. ‘Ik weet ook wel dat het maar een radioprogramma is dat verdwijnt. In het grote geheel der dingen betekent het amper iets. Je kunt alles relativeren tot er niets van belang meer overblijft. Maar als alle handgeslepen schoonheid verdwijnt, wat rest er ons dan nog? Ik hoop echt dat het niet verloren gaat, dat mijn persoonlijke engagement voor de muziek wenselijk blijft. Ook al zal het nooit meer hetzelfde zijn.’ Ze strekt haar nek, schudt haar rode haren over haar schouders. ‘Nu ja, dat hoeft niet. Maar ik heb er wel vertrouwen in dat er altijd tegenstemmen zullen zijn. Gewoon omdat het moet.’

Er is geen melancholicus aan jou verloren gegaan?

DUYSTER: Dat ene jaar in de Verenigde Staten heeft me een levenslange les bijgebracht: ik weet op de een of andere manier dat ik altijd op mijn pootjes terechtkom. Waarschijnlijk kan ik dit zo stellig beweren omdat ik in wezen nog nooit een vreselijke tegenslag te verwerken heb gekregen, maar zoals de zaken er nu voor staan, denk ik: ach, ik red me wel. Volgens mij is dat geen onbelangrijke levenshouding. Het hoedt je voor frustratie en voor nijdigheid. Soms vragen mijn kinderen me: ‘Zijn we rijk?’ Dan antwoord ik: ‘We hebben misschien geen zwembad, geen pony en geen zeven tablets, maar we kunnen alles doen wat we graag doen.’ Als dat geen rijkdom is?

Voel jij jezelf een tegenstem?

DUYSTER: Niet in de zin dat ik luidkeels mijn mening van de daken schreeuw, maar in de woelige wereld waarin we vandaag leven, probeer ik toch in te zetten op warmte en empathie. Ik heb er moeite mee om te zien hoe hard we voor elkaar durven te zijn. Je kunt altijd gefrustreerd zijn en boos over hoe de dingen lopen, maar wat schiet je daarmee op? Is het niet boeiender om in te zetten op verbondenheid dan op het idee dat ieder voor zich het maar moet klaren? Is dat niet een beetje een erg armoedige visie op wat een samenleving is? Misschien is dat wel het fijnste aan radio maken. Vanuit een cocon creëer je een verbondenheid. Het is niet mijn verdienste, maar we zijn er de voorbije vijftien jaar wel in geslaagd om mensen een woord aan te reiken waarmee ze elkaar konden begrijpen. Wie Duyster zei, wist waarover het ging. Dus ja, daar mag ik best trots op zijn.

VOLGENDE WEEK UMESH VANGAVER

DOOR TINE HENS – FOTO’S JEF BOES

Ayco Duyster ‘IK WEET OOK WEL DAT DUYSTER MAAR EEN RADIOPROGRAMMA IS DAT VERDWIJNT. JE KUNT ZO ALLES RELATIVEREN. ALS ALLE HANDGESLEPEN SCHOONHEID VERDWIJNT, WAT REST ER ONS DAN NOG?’

Ayco Duyster ‘ZOALS DE ZAKEN ER NU VOOR STAAN, DENK IK: ACH, IK RED ME WEL. VOLGENS MIJ IS DAT GEEN ONBELANGRIJKE LEVENSHOUDING. HET BEHOEDT JE VOOR FRUSTRATIE EN NIJD.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content