De Franse trompettist Erik Truffaz komt voor de derde keer naar Blue Note. Een nieuwe start, in het gezelschap van de Britse songsmid Ed Harcourt. ‘Ik wou popsongs maken, en dat bleek niet zo simpel.’

Wat klinkt u bescheiden op uw nieuwe cd, ‘Arkhangelsk’. Dat zijn we niet gewoon.

Erik Truffaz: Klopt. Muzikaal verhuis ik op die plaat vaak naar het tweede plan. Ik wou me meer als producer en als componist profileren. Iedereen in mijn band luistert graag naar The Beatles, Radiohead of Björk, dus hebben we dit keer geprobeerd popsongs te maken, waarin af en toe ook wel de geest van Chet Baker of Miles Davis waart. Alleen… bleek dat stukken moeilijker dan opnieuw het zoveelste jazzy album te maken. We moesten onze eigen identiteit vinden. Nog zo’n probleem: ik wou geen plaat maken waarbij je tijdens concerten het ene liedje na het andere naspeelt zoals het is opgenomen. Hoe krijg ik leven in die popnummers? Hoe vermijd ik dat elk concert erg op het vorige gaat lijken? Là, je suis un peu dans la merde… Soms heb ik zo het gevoel dat ik mezelf wat in een hoekje heb gezet.

Wordt u boos als ik zeg dat u geen jazz meer speelt?

Truffaz: Kom hier, dat ik je kus! Heel veel jazzmuzikanten trachten de jazz van veertig, vijftig jaar geleden te imiteren, alsof het klassieke muziek is. Iedereen kent de partituur. Het lijkt wel of die muzikanten op het podium staan te oefenen, maar niets meer te vertellen hebben. Wie wanneer soleert en hoe lang dat mag duren, moet volgens mij vooral uit de compositie zelf groeien. Als ik me begin te vervelen, was de solo te lang, voilà. In onze muziek zijn de composities, de thema’s en de arrangementen belangrijker dan de solo’s. Daarom blijft de échte jazzliefhebber tijdens onze concerten wat op zijn honger zitten, vrees ik.

Het is je derde keer op Blue Note. Wat trekt je aan in het festival?

Truffaz: De sfeer die er heerst. Het is relatief groot, maar heeft de intimiteit van een clubconcert. De mensen zijn ook echt geinteresseerd en komen om te luisteren. Ik hou ervan voor zo’n groot publiek te spelen – ja, ik ben ook maar een egocentrische en behaagzieke vent, zoals alle muzikanten (lacht). Als je dan merkt dat zoveel mensen je muziek appreciëren, dan streelt dat je ego. Met een popalbum als Arkhangelsk wil ik zoveel mogelijk mensen behagen. Ik schaam me niet om dat te zeggen. (pauze, lacht niet) Ik ben geen genie, hè.

(F.G.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content