Er zijn niet genoeg IJslanders om Antwerpen mee te vullen, maar cultureel kun je niet naast ze kijken. In de muziek met Björk en Sigur Rós. In de film met Dagur Kári (Noi the Albino), Baltasar Kormákur (Everest) en nu ook met Grímur Hákonarson. In prijsbeest Rams heeft die nieuwkomer het over schapen. Daar zijn er in IJsland genoeg van om Antwerpen én Gent mee te vullen. ‘De schapen waren makkelijker om mee te werken dan de acteurs.’
Collega-regisseurs Yorgos Lanthimos, Marielle Heller en Robin Pront namen Colin Farrell, Alexander Skarsgård en Kevin Janssens mee naar het filmfestival van Gent. De IJslandse regisseur Grímur Hákonarson liet zich door schapen flankeren en zorgde voor keutels op de rode loper. Vergezocht was die stunt niet: Hákonarson portretteert in Rams een alleenstaande schapenboer die al veertig jaar niet meer met zijn broer (en enige buurman) spreekt en niet van plan is om zijn edel schapenras zomaar op te geven wanneer de overheid alle kuddes in de regio laat vernietigen om de schraapziekte in te dijken. Rams – weinig geblaat, veel wol, natuurgeweld en brompotten met een hart van goud – won dit jaar niet toevallig de Prix Un Certain Regard in Cannes.
Rams is een reis naar een onbekende wereld, die van de schapenboeren in het laatste stukje bewoond IJsland voor je de wildernis in gaat. Was je redenering: wie filmt die wereld als ik het niet doe?
GRIMUR HÁKONARSON: Ik heb Rams opgedragen aan mijn moeder, die drie jaar geleden overleden is. Ze groeide op op een boerderij, net als mijn vader. Tot mijn zeventiende bracht ik mijn zomers op het platteland door. Ik ben geen schapenexpert, maar als tiener heb ik wel nog op veeboerderijen gewerkt. In zekere zin is Rams een film over mijn voorouders, over de oude manier van boeren en leven. En daar wilde ik niet lacherig over doen. Er zijn al films over het IJslandse platteland gedraaid, maar die zijn zelden realistisch. Je voelt dat ze bedacht zijn door mensen die er geen kloten van afweten. Mensen die denken dat de boeren hun schapen neuken. Onzin natuurlijk.
Je wilt niet lacherig doen, maar je laat wel kurkdroge, tragikomische humor toe. Neem nu de scène waarin de schapenboer geen bad kan nemen zonder gestoord te worden.
HÁKONARSON: Ik ben een fan van regisseurs als Aki Kaurismäki (The Man without a Past) en Bent Hamer (Kitchen Stories). In al mijn films zit zwarte humor, maar deze keer wilde ik niet te ver gaan. Die badscène komt wel vervaarlijk dicht in de buurt van slapstick. Het kwam me erg goed uit dat hoofdrolspeler Siggi Sigurjóns een grappige kerel is, zeg maar de Woody Allen van IJsland. Hij kon drama en humor goed in balans houden. In de zoektocht naar dat evenwicht heb ik het meeste tijd gestoken.
De landschappen en weersveranderingen in Rams zijn spectaculair. Waar moet ik straks met tent en rugzak naartoe?
HÁKONARSON: We zijn naar Bárðardalur getrokken, in het noorden, de langste vallei van IJsland. We hebben er gefilmd aan de poorten van het hoogland, zeg maar: bij de laatste twee boerderijen voor de natuur het van de mens overneemt. Vorige zomer was er nog een vulkaanuitbarsting. Schapen houden is er nog altijd de voornaamste economische activiteit.
Hoe moeilijk hebben de IJslandse schapenboeren het?
HÁKONARSON: Schapenboeren zoals de broers in de film bestaan binnen vijftig jaar niet meer. Ze komen met weinig toe, geven bijna niets uit en eten elke dag dezelfde schapensoep. Zie jij dat jongeren nog doen? De sector is in crisis. Sinds de jaren 80 gaat het bergaf. Toen moest de overheid op veel plekken drastische maatregelen nemen tegen scrapie, de schraapziekte. Meer dan tweehonderd boerderijen moesten hun kuddes laten doden. Een catastrofe. Dat kwam niet alleen economisch hard aan. Het schaap neemt ook een belangrijke plaats in onze cultuur in. Vandaag duikt scrapie nog altijd sporadisch op.
Naast je broer wonen en al veertig jaar niet met hem spreken, hoe bokkig kun je zijn? Het bekendste boek van de IJslandse Nobelprijswinnaar Halldór Kiljan Laxness heet Onafhankelijke mensen. Is de IJslander een koppigaard?
HÁKONARSON: De thema’s van mijn film zijn vergelijkbaar met die van Onafhankelijke mensen. Nu, je mag niet elke IJslander over dezelfde kam scheren maar je kunt wel stellen dat IJslanders koppigaards zijn. Ze wantrouwen alles wat van buitenaf komt: ze moeten niet weten van de Europese Unie, ze zijn op hun onafhankelijkheid gesteld… Voor schrijvers en filmregisseurs zijn al die koppige of excentrieke mensen een geschenk. Ik ken overigens echt twee broers die al veertig jaar niet meer met elkaar hebben gesproken. Ze wonen naast elkaar in huizen zonder ramen zodat ze elkaar niet hoeven te zien en elkaar niet kunnen bespieden.
Heb je de eerste de beste ooien en rammen bij hun nekvel gegrepen of heb je ook de schapen gecast?
HÁKONARSON: De casting van de schapen was de sleutel tot succes. We hebben meerdere boerderijen bezocht op zoek naar geschikte schapen. Sommige waren te verlegen, andere te agressief. We zochten schapen die er geweldig goed uitzien – tenslotte moeten ze een superieur ras voorstellen – maar het moesten ook tamme beesten zijn die doen wat er van hen verlangd wordt. Koppige beesten zouden van de opnames een hel gemaakt hebben. Ik ben zeer tevreden over de gecaste schapen. Ze waren gemakkelijker om mee te werken dan de acteurs. De scène waarin het ram de ooien dekt, stond er in één keer op. Meneer had wel tien minuten nodig om paraat te zijn. (lacht)
RAMS
Vanaf 9/12 in de bioscoop.
DOOR NIELS RUËLL
Grímur Hákonarson ‘IK KEN EFFECTIEF TWEE BROERS DIE NAAST ELKAAR WONEN MAAR AL VEERTIG JAAR NIET MEER MET ELKAAR PRATEN, IN HUIZEN ZONDER RAMEN, ZODAT ZE ELKAAR NIET HOEVEN TE ZIEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier