Duizendpoot David Byrne schreef de muziek bij ‘Young Adam’, de nieuwe prent met Ewan McGregor. ‘Componeren voor film is ondankbaar.’

young adam

Op 12/10 om 20.00 in Kinepolis 2, op 14/10 om 17.00 in Kinepolis 2. Vanaf 3/12 in de bioscoop

Lead Us Not Into Temptation

Uit bij Thrill Jockey/Bang

Het naamkaartje van David Byrne is recto verso gedrukt, gok ik. Want hoe krijg je anders alles erop? Muzikant, Luaka Bop-labeleigenaar, publicist, grafisch kunstenaar, fotograaf, cineast, componist voor theater, ballet en film. En als je dacht dat hij met al die professionele bezigheden geen tijd over zou hebben voor een privé-leven die naam waardig: hij is een toegewijde echtgenoot (van modeontwerpster Bonnie Lutz) en vader (van een 13-jarige dochter). Op welke discipline hij zich ook gooit, Byrne wil altijd dingen bij elkaar zetten die op het eerste gezicht niet bij elkaar hóren. Toen hij een kleine jongen was, hielp zijn vader hem al om met heel primitieve middelen muziekcollages in elkaar te knutselen, en dat is in feite nog altijd de essentie van zijn werk. Hij is een veredeld prutser, gefascineerd door botsende stijlen en bastaardkunst.

Young Adam (op plaat gezet als Lead Us Not Into Temptation) is niet zijn eerste soundtrack. Met de score voor Bernardo Bertolucci’s The Last Emperor won Byrne in 1987 een oscar, een prijs die hij deelde met medecomponisten Ryuichi Sakamoto en Cong Su. Byrne heeft een langlopende relatie met film, die in 1985 begon toen hij met Jonathan Demme Stop Making Sense maakte, een concertregistratie van zijn toenmalige groep Talking Heads. Daarna regisseerde Byrne het docudrama True Stories, waar hij ook zelf in acteerde. Verder was hij musical director voor Something Wild en Married To The Mob, en dan vergeten we nog de talloze inventieve muziekclips die hij op de mensheid losliet.

Byrne belt me op vanuit zijn huis annex kantoor in New York, anderhalf uur later dan afgesproken. Tot mijn aangename verrassing neemt hij zijn tijd om op mijn vragen te antwoorden, waardoor zijn interviewschema nog méér in de soep loopt. Fijne mens.

Was het een bewuste keuze om muzikanten uit de Schotse rockscene je composities voor ‘Young Adam’ te laten uitvoeren?

David Byrne: Ja. Regisseur David MacKenzie had me platen gegeven van die groepen. Mogwai en Belle & Sebastian kende ik al wel, andere zoals Delgados, Snow Patrol en Future Pilot AKA nog niet. Het leek me al snel logisch om hen voor de job te vragen. Dit project is immers door en door Schots: het verhaal speelt zich af in Glasgow en zowat iedereen die tot de film bijdroeg, is uit die stad afkomstig. Dat alle creatieve impulsen uit één plaats zouden komen, vond ik een mooi gegeven.

Je bent ook zelf in Schotland geboren en bracht er je eerste twee levensjaren door. Betekenen die roots nog iets voor je?

Byrne: Toch wel. Ik heb bijvoorbeeld voeling met de Schotse humor. Het verhaal van Young Adam is in de late jaren vijftig gesitueerd en dat is precies de periode waarin ik in Glasgow op bezoek ging bij mijn grootouders. Ik herinner het me nog levendig: het was toen een donkere, vuile stad. Intussen heeft Glasgow gelukkig een metamorfose ondergaan. Er is een boeiend cultuurleven, er hangen veel artiesten en filmmakers rond: een groot verschil met de deprimerende sfeer van vroeger.

Ik heb begrepen dat je al langer droomde van een plaat met lange instrumentals. En dat terwijl je vooral geroemd wordt als een originele tekstschrijver.

Byrne: Teksten schrijven is voor mij nochtans het minst leuke aspect van het creatieve proces. Ik ben overigens net op ongebruikte teksten van 25 jaar geleden gebotst. Héél bevreemdend. Soms denk ik: wie heeft dát geschreven? Het voelt aan alsof iemand anders het op papier heeft gezet.

Nauwelijks de helft van de plaat heeft ook daadwerkelijk de weg naar de score gevonden. Heb je soms het gevoel dat je muziek verknoeid wordt omdat ze verkeerd wordt aangewend in een film?

Byrne: Filmcomponist zijn, is een ondankbare job. Stukken die onaangeraakt blijven of op een scène geplakt worden waarvoor ze eigenlijk niet bestemd waren: daar moet je tegen kunnen. Maar échte frustratie is mij persoonlijk bespaard gebleven. Tot hiertoe ben ik altijd tevreden geweest met het eindresultaat. I’m a lucky guy. (lacht)

Er is een theorie die zegt dat een soundtrack niet te veel aandacht mag opeisen. Akkoord?

Byrne: Het hangt van de film af. Soms, als je heel erg in de film opgaat, is het een slechte zaak als de muziek te veel opvalt. Omdat die je dan úit het verhaal haalt en je eraan herinnert dat je als kijker gemanipuleerd wordt. Als de film zich bewust is van zijn eigen kunstmatigheid, maakt het echter niet zoveel uit. In de Hitchcock-films is de muziek héél prominent. Ook de soundtracks van Ennio Morricone blijven hangen, omdat hij muziek levert voor films waar je veeleer afstandelijk naar kijkt.

Kan je een voorbeeld geven van een film waarbij de score je te veel stoorde?

Byrne: Ik zag er net één op dvd: Lovely & Amazing van Nicole Holofcenter. Een vrij goeie film, maar de muziek verknalde het een beetje. Ik vermoed dat de regisseuse gewoon een vriend aangesproken heeft om de score te schrijven. De prent werd in Los Angeles gedraaid, terwijl de muziek een Iers tintje had. Waarschijnlijk hield Holofcenter van die muziek, maar de link met het verhaal was me allerminst duidelijk.

Kijk je veel films?

Byrne:Guilty. Ik heb er zojuist nog één gezien: The Backyard. Een videodocumentaire over backyard restling. In Amerika is dat een nieuwe rage bij 15-jarigen. In hun tuin doen ze de worstelaars na die ze op tv zien. Ze bouwen een ring, organiseren matchen en filmen die. Op kabeltelevisiezenders waar iedereen zendtijd krijgt, worden die homevideo’s dan uitgezonden. Zo worden die kids een ster voor een minuut. Heel het land lijkt ervan in de ban. De gevechten worden ook alsmaar gewelddadiger. Die jonge gasten beginnen zich te wapenen met prikkeldraad en scheermesjes en attaqueren elkaar met lampenperen. Eens te meer groeit er een bizarre cult uit de Amerikaanse buitenwijken. Angstwekkend is dat. Van onschuldige worstelpartijtjes is het geëvolueerd tot iets waarbij mensen elkaar opzettelijk willen verwonden. De grens tussen show en échte strijd vervaagt helemaal. Maar toegegeven, de soundtrack beviel me wel. Er zaten wat hiphoptracks tussen.

Een van je meest spraakmakende filmprojecten blijft natuurlijk ‘Stop Making Sense’. In muziekencyclopedieën wordt die steevast aangehaald als een van de beste concertfilms aller tijden. Ben je er na al die jaren nog even trots op?

Byrne: Oh ja. De geregistreerde show zat goed in elkaar. Het was een culminatiepunt. We hadden er met Talking Heads jaren naartoe gewerkt. Ik kan alleen maar beamen dat het een van de weinige concertfilms is die volledig geslaagd zijn. Er zijn er heel wat die een optreden behoorlijk documenteren, maar die hebben niet die opbouw die je van een film verwacht. In zekere zin zit er in Stop Making Sense een verhaal. Het had een begin, een midden en een einde.

‘True Stories’ was in 1986 de volgende stap. Het is gek dat je geen speelfilms meer hebt gedraaid sinds dat veelbelovende regiedebuut.

Byrne: Ik heb nog een documentaire gedraaid over Afrikaanse religie in Brazilië, Ile Aiye: The House Of Life, maar daar bleef het dan ook bij. Ik heb wel nog geprobeerd, maar er is niets van de grond geraakt. Ik heb Hollywood enkele scripts bezorgd, maar zonder gevolg. Als je ietwat ongewone ideeën hebt, moet je járen spenderen om de bal aan het rollen te krijgen en fondsen los te krijgen, en eerlijk: daar heb ik niet het geduld voor. Waarom zou ik een stuk van mijn leven vergooien als ik die kostbare tijd kan gebruiken om platen en boeken uit te brengen en te toeren? Die onvoorwaardelijke drive die sommige filmmakers hebben, mis ik.

Toch steek je niet onder stoelen of banken dat regisseren je de grootste kick bezorgt. ‘It’s the biggest egoride in the world’, zei je ooit.

Byrne: Absoluut. Ik kan me geen grotere kick voorstellen.

Zelfs groter dan die van een optreden waarop alles schijnt te lukken?

Byrne: Zonder twijfel. Omdat een film veel meeslepender en provocerender kan zijn dan een optreden. Een film kan je ook, zeker in dit dvd-tijdperk, opnieuw en opnieuw bekijken.

Je behoort tot de punkgeneratie die destijds heel naïef en impulsief met muziek omsprong. Kun je dat gevoel soms nog oproepen?

Byrne: Ik kan het tot op zekere hoogte, als ik me op een domein begeef dat me niet zo bekend is. Zoals een soundtrack. Dat is niet iets wat ik elke dag doe. Daarbij krijg ik nog het gevoel dat ik op ontdekkingstocht ben. Het plaatst me in een nieuwe situatie, en dat geeft me een push.

Je bent de 50 intussen gepasseerd. Vind je het erg om ouder te worden?

Byrne: Ik vind het niet echt prettig. Maar aan de andere kant vind ik dat de jeugd overschat wordt. Jonge mensen zijn vaak onwetend, als je ouder wordt, leer je iets en dat is niets om je over te schamen. Dat is toch één voordeel. Je gaat niet op álle vlakken achteruit .(lacht)

Door Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content