‘EEN TOILET DAT WERKT,DAT IS KUNST’

Met zijn pastelkleurige melange van blues, country, gospel, folk en soul straalt de Amerikaanse singer-songwriter Amos Lee de rust en zekerheid uit van gestapeld brandhout. Maar kijk uit als je hem de bek openbreekt. ‘Het leed van de hele wereld knaagt aan mij.’

Volstaan dertig minuten om een artiest een beetje te doorgronden? Op Amos Lee (32) kregen we in die ons toegestane interviewtijd alleszins geen vat. Om te beginnen heet dit heerschap niet eens Amos Lee, maar Ryan Massaro. ‘Waarom?’, zo luidde de simpelste van onze vragen en zeker, we kregen een uitvoerig antwoord. Wijzer maakte het ons niet. Iets over een keuze maken en dingen achterlaten. Welke keuze, welke dingen? Nog iets over hoe alleen de toekomst telt nu. Ach ja.

De feiten dan maar. Lee/Massaro werd ontdekt door Norah Jones, en velen horen in hem haar mannelijke evenknie – kijk niet naar ons om dat beeld te ontkrachten. Hij komt uit Philadelphia en heeft daar nog steeds een flat, maar slaapt er zelden. Aanvankelijk verdiende hij de kost als onderwijzer, tot hij omstreeks 2003, op zijn 25e, zijn biezen pakte en op de mystery train sprong. Ondertussen zijn we twee tournees als voorprogramma van Bob Dylan verder, en brengt Amos Lee Mission Bell uit: zijn vierde plaat, geproducet door Joey Burns van Calexico, en mede ingezongen door Willie Nelson, Lucinda Williams en Sam Beam van Iron And Wine.

Sinds in 2005 je debuut is verschenen, ben je haast continu onderweg – toch een onregelmatig leven. Vind je het niet moeilijk om jezelf te blijven?

Amos Lee: Mijn bestaan is soms totaal verknipt, dat klopt. Daardoor verlies je de focus wel eens, omdat je verplicht bent je voortdurend aan te passen. Dat vang ik op door in de States met een bus te reizen, waarop alleen maar vrienden van me meegaan. Een thuis op wielen is dat. Dat vertrouwen en medeleven om me heen heb ik nódig, want ik ben niet langer die singer-songwriter die in een hoekje van een of andere bar staat te spelen. Ik sta op echte podia, en dat brengt verantwoordelijkheden met zich mee.

Dat een onderwijzer morele verplichtingen heeft, is evident. Maar geloof je dat je die ook hebt als zanger van je eigen liedjes? Ik ken er niet zo gek veel die om de haverklap in ziekenhuizen gaan zingen, of er een punt van maken op Veterans Day of Farm Aid present te zijn. Laat staan dat ze een terminaal zieke fan thuis met een miniconcert plezieren.

Lee: Dat specifieke geval greep me sterk aan. Het was puur en simpel: ‘Ik heb deze namiddag niets omhanden, dus rijd ik erheen en zing ik voor die mensen.’ Omdat ik wist dat het voor hen echt iets zou betekenen. Want weet je: als muzikant ontglipt het je heel gemakkelijk waar je muziek eigenlijk voor staat. Fans blazen hun verwachtingen in je ene oor, en het andere vult de muziekbusiness wel met geleuter over verkoopcijfers en contracten. Maar dat is mijn wereld niet. Ik heb nog nooit naar een gitaar gegrepen met commerciële bedoelingen. Ik doe dat omdat dat ding op mijn schouder tikt en mijn hulp vraagt: ‘Er zitten songs op je te wachten.’ Dán, op dat moment, is muziek op zijn zuiverst. Dan klopt alles.

Het heeft tot je studententijd geduurd voor je met muziek begon. Denk je dat je hiervoor in de wieg bent gelegd?

Lee: ( Lachje) Ik weet het niet. Het concept van het lot is in mijn ogen altijd troebel en mysterieus geweest. Ben ik voor songschrijven geboren? Ben ik er toevallig een beetje goed in? Is het een uit de hand gelopen hobby? Een schoenmaker die ervan overtuigd is dat hij doet wat hij moet doen, zal daar nooit zoveel ruchtbaarheid aan geven als een muzikant. Niemand zegt ooit: ‘Ik was voorbestemd om schoenmaker te worden!’ Nochtans is schoenmaken in mijn ogen een wondermooie kunstvorm. Net als lesgeven. Of de loodgieterij, mits goed beoefend. Een vlot werkend toilet, met een afgemeten hoeveelheid water die op het gevraagde moment in beweging treedt door een heel buizenstelsel: dat is toch kunst? ( Lacht níét)

Zweeft er één groot thema boven je oeuvre? Iets waarvan al je songs doordrongen zijn?

Lee: ( Denkt na) Ik vermoed dat er een bedrieglijke windstilte over veel van mijn songs hangt. Ze gaan heel vaak over niet zijn waar je thuishoort, je een outsider voelen. Na een optreden komen mensen me dikwijls vertellen dat mijn muziek hen doorheen een moeilijke tijd heeft geholpen. Partymuziek maak ik nochtans niet. Maar mijn songs schijnen mensen te zalven of te troosten wanneer ze daaraan toe zijn. Ze helpen je het stof uit je kleren te schudden en recht te krabbelen. Dus volharding is ook wel een thema. En empathie.

Op ‘Mission Bell’ staat het nummer ‘Out of the Cold’, een nederige buiging tegenover verminkte soldaten. In ‘Clear Blue Eyes’ trek je je zelfs het lot aan van kinderen van beroemde ouders. Probeer je het gewicht van de hele wereld op je schouders te torsen?

Lee: ( Lachje) Ik weet het: why bother? Maar toch is het triest. Veel geld maakt het leven voor de één makkelijker, maar een ander gaat eraan ten onder. Ik tracht de dingen niet als wit óf zwart te zien. Want iederéén lijdt. Iederéén heeft liefde nodig, los van rijkdom of status. Als een gewetensvol persoon ben ik heel erg begaan met de toekomst van de mensheid. Hoe kan ik de ellende van deze tijden dan níét aan me voelen knagen?

Wat wou je worden op je zestiende: Nobelprijswinnaar?

Lee: ( Schatert) Professioneel basketbalspeler! Dat was mijn droom, the first thing that really rocked my world. Maar ik was gewoon goed, niet uitzonderlijk. De inzet was er, maar het talent minder.

En dat is anders als singer-songwriter?

Lee: Daar kan ik momenteel niet over oordelen. Ik geloof alleszins in wat ik doe. En een monument als Willie Nelson blijkbaar ook; anders zou hij geen tijd vrijmaken om een van mijn liedjes te komen meezingen. Dat zegt toch wel iets, of niet?

MISSION BELL

Op 24/1 uit bij Blue Note.

DOOR KURT BLONDEEL

‘De windstilte die over mijn songs hangt,is bedrieglijk.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content