‘EEN SOORT NACHT, MET EEN GROVE KORREL’
Bert Dockx heeft er, na Flying Horseman en Dans Dans, nog een project bij: Strand, waarin de Antwerpse meestermuzikant/songschrijver zich – met de hulp van producer Koen Gisen – beperkt tot een akoestische gitaar en de Nederlandse taal. ‘De dichters des vaderlands kwamen me regelmatig storen.’
Ons oordeel over het debuut waarmee Strand aanspoelt, leest u op pagina 44. Voor een verhelderend gesprek over de geest waaraan dat ontsproten is, leest u gewoon verder. Dockx wordt voor de gelegenheid vergezeld door Koen Gisen, de Gentse producer die medeverantwoordelijk is voor de albums Twist en City Same City van Flying Horseman, I/II van Dans Dans en nu ook de geluidsbakens uitzette voor Strand. We bezetten een tafeltje in een taverne op de Oostendse zeedijk, niet ver van de plek die, door een onschuldig familiekiekje, de kiem legde voor ons bezoek aan de koningin der badsteden.
Heren, waar en wanneer is jullie muzikaal verbond bezegeld?
KOEN GISEN: Ik ben een tijdlang muziekprogrammator van Vooruit geweest. In die hoedanigheid kreeg ik op een dag het eerste plaatje van Flying Horseman toegeschoven van Lut Hendrix, hun manager. Wat ik hoorde, stond me meteen aan, en toen ik wat later met An Pierlé & White Velvet moest optreden in de Bourla vroegen ze ginds of we geen lokaal groepje kenden dat het voorprogramma kon verzorgen. Toen hebben we elkaar voor het eerst ontmoet.
En, liefde op het eerste gezicht?
BERT DOCKX: Eigenlijk heeft Lut, de stille kracht achter de schermen van Flying Horseman, ons met zachte dwang nader bij elkaar gebracht. Zij vond dat ik voor het tweede Flying Horseman-album, Twist, aan een upgrade toe was en met een producer moest werken. Maar ik kende Koens achtergrond niet goed, en twijfelde. Die eerste plaat was opgenomen met onze vaste klankman, en die had heel goed werk verricht, vond ik. Ik ben nogal een gewoontedier. Het heeft dus wat overredingskracht gekost vooraleer ik bij Koen ging aankloppen, maar eenmaal de stap gezet werd me snel duidelijk dat het tussen ons zou klikken.
GISEN: We hebben nogal wat obsessies die sporen.
DOCKX: Snel werken, bijvoorbeeld. Ik ben een eeuwige twijfelaar, opnames moeten zo snel mogelijk gaan of ik raak vast. Gewoon zoals het in mijn hoofd zit, zo moet het eruit. Koen slaagt er wonderwel in te voldoen aan die voorwaarden in mijn hoofd, én weet er tegelijk zijn eigen stempel op te drukken. Het gaat dus vooruit, maar het is zeker geen bandwerk, integendeel.
GISEN: We zijn allebei ook bezeten van het idee om, eenmaal in de studio, zo veel mogelijk live op te nemen. Luid, woest, samen, in één ruimte. Dat zorgt voor heel wat overspraak tussen de verschillende instrumenten, iets wat zogezegd niet ‘mag’ en in de finale mix voor problemen kan zorgen. Alleen spreken wij op voorhand af dat zulke dingen geen problemen vormen. (lacht) Mij gaat het vooral om de rush, het moment, en wanneer je dat beet hebt het gewoon laten gebeuren. Het durven te laten gebeuren. Techniek is soms zo onbelangrijk. Voor de plaat van Strand hebben we welgeteld twee dagen in de studio gezeten. Vijf tracks per dag.
Voor we ons verdiepen in Strand, snel even Dans Dans. Als ik het goed begrijp, breng je daar voor eind dit jaar ook nog een album mee uit?
DOCKX: Ik zei toch dat ik graag snel werk? (grijnst)
GISEN: Ook die plaat hebben we helemaal live opgenomen. Nochtans gaat het klankenspectrum veel breder dan voordien. Het klinkt heel uitgekiend, maar de hele geluidsbalans is puur natuur, net zoals de gasten het zelf hoorden tijdens de opnames. Op sommige momenten is elke muzikant met twee, drie dingen tegelijkertijd bezig, en we hebben zelfs geen koptelefoons gebruikt! Heel basic, puur rock-‘n-roll.
Met rock-‘n-roll heeft Strand weinig te maken: zelden zo een stille plaat gehoord. Wat verbindt Strand met Flying Horseman en Dans Dans?
DOCKX:(denkt lang) Ik leg liever uit wat Strand vooral niet betekent: mijn manier om terug te keren naar de essentie van Het Lied.
Ik hoor er nochtans veel oude blues in, en folk.
GISEN: Veeleer antifolk, zou ik zeggen.
DOCKX: Er zit veel oude blues in alles wat ik doe, dat klopt. Antieke, akoestische blues dan wel, van oud-strijders als Blind Lemon Jefferson en Mississippi John Hurt.
Nick Drake heb ik ook genoteerd.
DOCKX: Dat kan, ik ben gek op zijn derde en laatste plaat, het donkere, uitgepuurde Pink Moon. Iemand naar wie ik in de periode van deze opnames veel luisterde, maar die ik geen directe invloed zou noemen, is John Fahey. Een folkgitarist, maar wel een die experimenteerde met field recordings en dergelijke.
De plaat is er een zonder opsmuk geworden. Man met gitaar, heel klein, heel intiem.
GISEN: Zeg dat wel. Tijdens de opnames was het soms zo stil dat ik mijn adem begon in te houden.
DOCKX: Korte stukken muziek met een tekst op: anders kan ik wat ik doe met Strand – nog – niet beschrijven. Ik denk nooit in formules, en ik hou me niet bezig met de wetten van wat een song hoort te zijn. Ik zie de muziek van Strand eerder als een verzameling miniaturen. Voor alle duidelijkheid: ik heb niks tegen songs. Townes van Zandt schrijft prachtige songs, om maar één voorbeeld te noemen.
Je hebt voor het eerst Nederlandstalige teksten geschreven. Was dat moeilijk?
DOCKX: Op het gebied van Nederlandstalige muziek heb ik bitter weinig referenties. Een heel klein beetje Wannes Van de Velde, dat is het zowat. Maar ik hou wel van poëzie, en de dichters des vaderlands spookten regelmatig door mijn hoofd tijdens het schrijven. Leonard Nolens en consorten, mensen die virtuoos en intens met de Nederlandse taal bezig zijn, en ook buitenlandse reuzen zoals de Argentijn Jorge Luis Borges, waarvan ik de vertalingen lees. Ze kwamen me storen, dat was een hoge drempel waar ik over moest. Maar uiteindelijk ben ik voor het eerst echt tevreden over mijn teksten. Ze stroomden er redelijk snel en intuïtief uit, daarna heb ik er een aantal weken op zitten schaven. En toen ik mezelf in het Nederlands hoorde zingen, viel natuurlijk meteen mijn Antwerps accent op, dus ook daar heb ik op geoefend tot ik een goed evenwicht vond. Ik wilde het er niet helemaal uit filteren.
GISEN: Ik was onder de indruk. Emotioneel en inhoudelijk zeer concreet, mooi verwoord op een niet-narratieve manier, en de klank van de woorden zit ook goed. Geengageerd, vind ik het.
DOCKX: Dat is een tof woord. (glimlacht) Onderweg naar hier heb ik een boeiend interview gelezen met schrijfster Els Moors en met Charles Ducal, sinds begin dit jaar de eerste échte dichter des vaderlands. Het staat in Knack, trouwens. Wacht, ik neem het er even bij. (slaat de Knack van 27 augustus open, sommige zinnen in het interview staan met rode balpen onderlijnd, nvdr.) Ze zeggen dingen over engagement en politiek, over kunst en poëzie die ik helemaal onderschrijf. ‘Poëzie als onderzoek naar de menselijke taal is haast per definitie een politieke daad.’ Dat geloof ik ook, en je kunt in die zin ‘poëzie’ perfect vervangen door ‘muziek’. En deze vind ik ook een hele mooie, van Ducal: ‘Het doorbreken van clichés kan de waan van alle dag doorbreken.’ Dat is toch de functie van goede kunst? Ik zal nu heel pretentieus klinken, maar ik beschouw mezelf niet als een popmuzikant, ik ben een kunstenaar, punt. Niet dat ik kunstenaars beschouw als verheven boven de rest, maar wie in de eerste plaats iets goeds wil creëren, gevrijwaard van commerciële invloeden, die is per definitie met iets subversiefs bezig, die stelt de macht in vraag. Goede kunst is breken met het keurslijf waar je als mens in hoort te passen.
Strand is een statement?
DOCKX: Alles wat ik doe, is een statement! Het is delen, en communicatie, wat ook een vorm van engagement is. Ik speel niet enkel muziek voor mezelf, hé. Anders zou ik thuis in een hoekje op gitaar zitten te tokkelen. Wat ik doe, is een uitnodiging om samen na te denken. Ik maak dan wel muziek zonder te voldoen aan commerciële verwachtingen, zonder compromissen, maar ik wil wel zo veel mogelijk mensen bereiken, zonder dat dat een drijfveer is. Natuurlijk zal ik blij zijn als een van mijn nummers wordt opgepikt en platgedraaid door de radio, maar daar draait het niet om.
Strand zou geïnspireerd zijn door een foto van je ouders.
DOCKX: Een foto die mijn zus genomen heeft, hier in Oostende, een jaar of drie geleden. Op zich een vrij banale foto, genomen met een gsm. Je ziet mijn ouders op het strand. Mijn moeder heeft een felrode jas aan, die heel erg contrasteert met de warme natuurkleuren. Mijn vader kijkt wat bedrukt naar beneden en mijn moeder houdt een bos sleutels voor zijn gezicht. Een heel mooi beeld, vond ik, en de inspiratie voor de song Strand. Ik heb iets met de zee en weidse landschappen, en door die jas moest ik denken aan Don’t Look Now, die film van Nicolas Roeg.
GISEN: Aha, hoog tijd dat het woord ‘film’ valt in dit gesprek!
Hoezo?
DOCKX: Tja, film is voor mij essentieel, mijn favoriete… ‘ding’ op deze planeet. Van mij mogen ze de hele Nederlandse taal in de vuilbak kieperen, zolang ik maar films kan zien. (lacht) Oké, een beetje té radicaal uitgedrukt, maar ik heb wel een heel hoge achting voor de filmkunst. Ik schrijf vaak teksten na het zien van een film, goede films triggeren bepaalde dingen in mijn hersenen. Het is een onvolwassen kunstvorm, maar de essentie ervan wordt vaak vergeten. Eerlijk: jullie recensent Dave Mestdach is een van de enigen die het – naar mijn bescheiden mening – snappen. Een film draait om hoe je filmt. Scenario, acteurs, en dialogen zijn allemaal van ondergeschikt belang. Waar de film over gaat? Van ondergeschikt belang. Met een kutscenario kun je een prachtige film draaien, met een prachtscenario een kutfilm. In de literatuur is dat toch ook zo? Hoe iets geschreven is, dat maakt een goed boek, toch niet het verhaal op zich?
GISEN: Misschien is schilderkunst een beter voorbeeld, Bert. Neem nu Rubens, daar zeg je toch ook niet over dat hij dikke vrouwen schilderde?
DOCKX: Precies. Niemand vindt een schilder goed omdat hij naakte vrouwen of landschappen schildert, maar om hóé hij ze schildert. Mijn liefde voor film zorgt ervoor dat ik over muziek denk in kleur, dieptes en textuur. Wanneer Koen en ik over muziek praten, gebruiken we voornamelijk visuele metaforen. Het gaat over ruimte. Gladder, harder, korreliger…
GISEN: Het zwart in muziek, bijvoorbeeld, vind ik heel belangrijk. Het canvas van de muziek, wat er overblijft wanneer ze stopt. Ik zie muziek in grijswaarden, heel vreemd.
DOCKX: Wat is Strand dan?
GISEN: Een soort nacht, met een grove korrel.
‘Solitary music by Bert Dockx’ luidt het stickertje op de hoes van Strand. Waarom?
DOCKX: Het was een heel geïsoleerd proces. De barrière van het Engels viel weg, en akoestische gitaar is ook niet meteen mijn forte. Dus ja, ik werd heel hard met mezelf geconfronteerd tijdens het maken van deze plaat. Nog een geluk dat Koen er was tijdens de opnames. (lacht)
Of de plaat had nog mistroostiger geklonken?
DOCKX: Oei, mistroostig is een hard woord, vind ik. Veel mensen vinden het donker, en heftig. Melancholisch, sowieso.
GISEN: Desolaat, à la Joy Division.
DOCKX: Die waren een invloed, zeker. Maar neem nu Pink Moon, de plaat van Nick Drake waar we het over hadden: die klinkt beangstigend maar tegelijk ook troostend.
Een van de Strand-songs heet Haat, een andere Dood. Niet bepaald tot vrolijkheid stemmend.
DOCKX:Dood heb ik geschreven in de week dat mijn grootmoeder op sterven lag, de dood zweefde dus door mijn hoofd. Ik vind het vreemd dat de dood nog steeds zo’n taboe is. Ik ben ook bang van de dood, maar net door erover te praten bezweer je die angst. Dat doet me eraan denken: vroeger, op school, was ik nogal geïsoleerd. Ik had een sarcastisch gevoel voor humor, was bezig met poëzie, en ik sprak over dingen waar niemand anders over sprak, dingen zoals de dood. Mijn eerste relatie had ik pas toen ik al twintig was, ik heb welgeteld één vriendinnetje gehad in het middelbaar. Na een paar weken maakte ze het uit. Tijdens onze ‘laatste babbel’ zat ze te wenen op een trap, ik begreep er niks van. Zij dumpte mij, wat was dan het probleem? En toen, tussen haar tranen door, flapte ze eruit: ‘Ik heb schrik van u!’ (lacht heel erg luid) Ik was verdorie de braafste van de klas!
STRAND
Uit op 29/9 via Unday Records.
Strand concerteert op 2/10 in de Nijdrop in Opwijk, en op 10/10 in de Sint-Jacobskerk, Gent. Alle info: bestov.be
DOOR JONAS BOEL – FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH
Koen Gisen ‘HET GAAT MIJ OM DE RUSH, HET MOMENT. VOOR DE PLAAT VAN STRAND HEBBEN WE WELGETELD TWEE DAGEN IN DE STUDIO GEZETEN.’
Bert Dockx ‘IK SCHRIJF VAAK TEKSTEN NA HET ZIEN VAN EEN FILM, GOEDE FILMS TRIGGEREN BEPAALDE DINGEN IN MIJN HERSENEN. VAN MIJ MOGEN ZE DE HELE NEDERLANDSE TAAL IN DE VUILBAK KIEPEREN, ZOLANG IK MAAR FILMS KAN ZIEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier