EEN MAGER BEERTJE

Tien dagen lang was Berlijn weer even ’s werelds cinefiele mekka, maar een Berlinale om uit volle borst jawohl tegen te zeggen was de 67e editie niet. Tenzij u er was voor politiek geëngageerde cinema.

David Lean, Sidney Lumet, Ingmar Bergman, Michelangelo Antonioni, Jean-Luc Godard, Roman Polanski, Robert Altman, Rainer Werner Fassbinder, John Cassavetes… Het lijstje met Gouden Beer-laureaten oogt na 67 jaargangen van het filmfestival Berlijn zo indrukwekkend dat zelfs de conculega’s van Cannes en Venetië er duizelig van worden. Maar de kans dat er twee weken geleden opnieuw filmgeschiedenis werd geschreven in en rond de Potsdamer Platz lijkt redelijk klein.

Ronkende regisseursnamen vielen er in de hoofdcompetitie nauwelijks te bespeuren. En met de Hongaarse Ildikó Enyedi, die onverwachts de Gouden Beer won voor On Body and Soul, koos de door Paul Verhoeven voorgezeten jury dan wel voor een vrouwelijke regisseur – pas de vijfde in de geschiedenis van het festival -, haar fraaie liefdesdrama over twee schuchtere zielen die mekaar vinden tussen de kadavers van een slachthuis en in hun dromen veranderen in dartele hertjes, is niet meteen een film die revoluties zal ontketenen. Zelfs niet onder cinefielen van de harde lijn.

Hete hangijzers

Nochtans heeft de Berlinale, zeker met Dieter Kosslick als directeur, van sociaal en politiek geëngageerde cinema de jongste jaren zo’n beetje haar specialiteit gemaakt. Kwestie van zich te profileren tussen de overdosis aan filmfestivals, en de alsmaar harder wordende concurrentie met Venetië en vooral Cannes op een constructieve manier te counteren. Ook dit jaar was de veel te uitgebreide selectie – bijna vierhonderd titels verspreid over elfendertig secties – een smörgåsbord van hete hangijzers en aangebrande topics.

Zo kwam filmmaker Raoul Peck – ooit de Haïtiaanse minister van Cultuur – er niet alleen Le jeune Karl Marx voorstellen, een biopic die de grondlegger van het communisme ongetwijfeld had afgedaan als brave, conformistische bourgeoiscinema. Peck presenteerde er ook zijn gelukkig heel wat urgentere documentaire I Am Not Your Negro, over de rol die activist James Baldwin speelde in de duidelijk nog steeds niet beslechte emancipatiestrijd van de zwarte gemeenschap in Amerika.

Ook Aki Kaurismäki, uitgeroepen tot beste regisseur, deed zijn duit in het zakje met de feelgooddramady The Other Side of Hope, maar dan op zijn gekende droogkomische manier. De Finse meester van de droefgeestige sitcom focust op een Syrische vluchteling die in de haven van Helsinki aanspoelt en daar, in afwachting van een verblijfsvergunning, in een restaurant gaat werken. En openingsfilm Django, over de in België geboren gitaarlegende Django Reinhardt, was wel overgoten met jazzy deuntjes en een noirsausje, met zijn zigeunerheld die het met zijn gitaar opneemt tegen racisme en onderdrukking knipoogt hij duidelijk naar het heden.

Voeg daar nog een film over een transgendervrouw aan toe – Una mujer fantástica van de Chileen Sebastián Lelio kreeg de prijs voor beste scenario – en een drama over een alleenstaande moeder in de Congolese hoofdstad Kinshasa (Félicité van de Frans-Senegalese regisseur Alain Gomis won de Grote Juryprijs) en je hebt genoeg gespreksstof om een politiek colloquium mee te vullen. Maar hoe degelijk gemaakt, goed verteld en thematisch interessant veel films ook waren, echte meesterwerken of ontdekkingen ontbraken. Soms kan men zich dan ook niet van de indruk ontdoen, zelfs niet met een liter schnaps in de kraag, dat Kosslick inhoud boven vorm verkiest, wat nochtans nooit het waarmerk van grote, authentieke cinema is. Vraag dat maar aan Bergman, Antonioni, Godard, Fassbinder en co.

Een moeilijk evenwicht

Misschien moet Kosslick eens vaker te rade gaan bij de onvolprezen James Gray, die in Berlijn buiten competitie zijn langverwachte jungle-epos The Lost City of Z kwam voorstellen. Niet dat de Amerikaanse filmauteur van de fatalistische misdaaddrama’s Little Odessa, The Yards en We Own the Night een strikte formalist is die in een ivoren filmtoren leeft, zeer integendeel zelfs. Wel is het een filmmaker die beseft dat je eerst de vorm moet beheersen vooraleer je iets (diep)zinnigs over de ware aard van het menselijke beestje kunt zeggen.

Zijn nog volledig op pellicule gedraaide avonturentrip over de Britse ontdekkingsreiziger Percy Fawcett (Charlie Hunnam), die in 1925 spoorloos in het Amazonewoud verdween, was niet alleen de mooiste, meest intens cinematografische film die dit jaar kon worden gespot, het was tegelijk een van de meeslependste en meest avontuurlijke – een klassiek vormgegeven maar bij momenten koortsige studie over obsessie, (post)kolonialisme en de existentiële nood om geografische en mentale grenzen te doorbreken. Ondanks zijn Kuifje in het Regenwoud-gehalte is Grays nieuwste minstens zo politiek gechargeerd en actueel als de meer exotische producties die zo vaak in Berlijn de revue passeren.

Dat Kosslick de Berlinale een maatschappelijk relevante koers wil laten varen en de Hollywoodfanfare rechts voorbij laat marcheren, is begrijpelijk, gedurfd en strategisch interessant. Alleen mag dat niet ten koste gaan van de kwaliteit, want op de langere termijn is daarop nog altijd de reputatie van het festival gestoeld. Bovendien blijft het een commerciële wetmatigheid dat je enkel brede aandacht kunt genereren voor meer subversieve en/of expliciet sociaal- politieke films als er ook een fraai fonkelende bühne voor gecreëerd wordt. En nu kun je als cinefiel wel hopen dat mensen lyrisch worden van James Gray, Ildikó Enyedi of Raoul Peck, het waren vooral Richard Gere, Gillian Anderson en Hugh Jackman – veel meer sterren liepen er dit jaar niet over de rode lopers – die ook nu weer de meeste aandacht van pers en publiek opsoupeerden. Richard Gere en Karl Marx: één strijd!

door Dave Mestdach

Gouden Beer-winnaar On Body and Soul is niet meteen een film die revoluties zal ontketenen. Zelfs niet onder cinefielen van de harde lijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content