Acteur, komiek en schrijver Stephen Fry is altijd een herrieschoppertje geweest. Hij gaat er prat op meer dan wie ook het woord ‘fuck’ op de Britse televisie in de mond te hebben genomen. Maar nu speelt speelt hij braafjes de hoofdrol in de Harry Mulisch?verfilming ‘The Discovery of Heaven’. Door Ben Van Alboom
‘The Discovery of Heaven’ vanaf 7 november in de bioscoop.
Moe om telkens in de schaduw van Rowan Atkinson te staan kwam het tweetal eind de jaren ’80 uiteindelijk zélf met een komisch programma op de proppen. In A Bit of Fry and Laurie plakten ze wekelijks hilarische sketches aan elkaar. Nauwelijks een jaar later kregen ze er nog eens een eigen comedyserie bovenop, gebaseerd op de gelijknamige romans van P.G. Wodehouse: Jeeves and Wooster.
Af en toe deden ze evenwel ook dingen zonder elkaar. Zo speelde Fry enkele jaren geleden de hoofdrol in Wilde van Brian Gilbert. Hij kroop toen in de huid van de beruchte toneelschrijver Oscar Wilde. Fry is overigens zelf ook een succesvolle auteur en columnist. Met elk van zijn vijf romans stond hij in Groot-Brittannië maandenlang op de bestsellerlijst. Zelfs zijn autobiografie Moab Is My Washpot ging vlot van de hand. De man zelf verging het ondertussen minder goed. Na een reeks vernietigende kritieken voor zijn rol in een theaterproductie, verdween hij midden de jaren ’90 enkele weken van het toneel. Toen hij terug opdook, gaf hij toe een punt achter zijn leven te hebben willen zetten.
Dat is moeilijk te geloven van de innemende man tegenover ons. Terwijl Jeroen Krabbé, de regisseur van The Discovery of Heaven, al een halfuur op hem staat te wachten voor een boottocht langs de Amsterdamse grachten, antwoordt Fry geduldig alle vragen. Zijn homoseksuele geaardheid heeft hij nooit verzwegen, maar dat betekent niet dat hij het Kanaal is overgestoken om in Amsterdam de Gay Pride bij te wonen. Terwijl het carnavaleske schouwspel van drag queens en travestieten langzaam door de Nederlandse hoofdstad trekt, vertelt Fry over The Discovery of Heaven, een nogal rommelige romanverfilming waarin de hemelgoden erop uit zijn om de tafels met de tien geboden uit de handen van de mens te redden.
Ben je zelf ooit naar de hemel op zoek gegaan?
Stephn Fry: Neen. Ik ben absoluut niet gelovig. Ik heb nochtans een joodse moeder en mijn vader is oorspronkelijk afkomstig uit een quakerfamilie. Gelukkig beoefenen geen van beide actief hun geloof en zodoende ben ik op een normale manier opgevoed. Ik ben echter wel altijd in verschillende vormen van religie geïnteresseerd geweest. Als kind was ik verzot op de Griekse mythologie. Ik vond de verhalen ongelofelijk vindingrijk en kon er soms op enkele uren tijd honderden bladzijden doorjagen. Hoewel ik er niet in geloofde, brachten ze mij vaak dingen bij over hoe de mens in elkaar zit. Met religie is het niet anders.
Waarschijnlijk kun je je dan wel vinden in de behoorlijk donkere manier waarop Krabbé de hemel in de film voorstelt?
Fry: Absoluut. Mocht ik er al in geloven, zou ik het me ook zo voorstellen. In Amerikaanse films ziet de hemel er ofwel maagdelijk wit uit ofwel heeft het meer iets weg van een hotellobby in Las Vegas. Als God dan toch bestaat, zou je hopen dat hij tenminste goede smaak heeft en de hemel er inderdaad als een schilderij van Piranesi of Michaelangelo uitziet. Het moet een mysterieuze plaats zijn met buitengewone architectuur.
Hoewel engelen de touwtjes in handen hebben, deed de film me op sommige momenten denken aan ‘The Omen’. Maar dan zonder de antichrist.
Fry: Dat is een interessante vergelijking, want er zitten inderdaad soortgelijke elementen in. Het verhaal draait rond een meedogenloos complot van engelen om een kind te verwekken en het werk op aarde voor hen op te knappen. In dit geval gaat het dus niet om de antichrist, maar om een kind van God. Deze film is van een ander kaliber. The Omen was een rechttoe rechtaan thriller, terwijl The Discovery of Heaven niet makkelijk in een vakje te stoppen is.
Wil je niet eens proberen?
Fry: Liever niet ( lacht).Gelukkig hoef ik me daar als acteur niets van aan te trekken. Ik wil zelf ook zo weinig mogelijk bij het maken van een film betrokken worden. Als ik op voorhand weet hoe het verhaal afloopt, bestaat het gevaar dat ik mijn vertolking daar op af zal stellen. Dat is ook de reden waarom een filmmaker als Woody Allen zijn acteurs vooraf louter hun rol laat lezen en nooit het volledige scenario. Een acteur hoeft tenslotte alleen te weten wat hij tegen een ander personage moet zeggen. Dat er op hetzelfde moment in de hemel een complot beraamd wordt om de mensheid te straffen, is slechts weinig relevant om de rol te kunnen spelen. In het echte leven weet je toch ook niet wat er in de kamer naast je gebeurt.
Jeroen Krabbé is in de eerste plaats zelf een acteur. Vond je dat aanvankelijk een goede zaak?
Fry: Ik vermoed van wel. Ik heb soms wel mijn twijfels over acteurs die plotseling beginnen te regisseren, maar tegenwoordig zie je dat zoveel mensen die taak op zich nemen dat je er nauwelijks nog over nadenkt. Neem nu Joe Johnston. Die is begonnen als visual effects supervisor en stond ondertussen zelf achter de camera van films als Jumanji en de derde Jurassic Park. Ik twijfel er niet aan dat hij weet hoe hij met beelden moet omspringen, maar weet hij ook hij acteurs moet regisseren? Wat dat betreft heeft een acteur enerzijds een stapje voorsprong op de rest. Anderzijds besef ik ook wel dat wij slechts een klein radertje zijn van een groter geheel.
Enkele jaren geleden heb je geprobeerd om je van het leven te beroven. Had je er genoeg van om bekend te zijn?
Fry: ( twijfelend) Soms. Nochtans zijn mensen doorgaans heel vriendelijk tegen me. Ik zou bijvoorbeeld nooit een Brits politicus willen zijn, want dan weet je dat de helft van de mensheid je haat omdat die voor de andere partij heeft gestemd. In mijn geval valt het best nog mee. Er zijn niet al te veel mensen die stenen naar me werpen of me ter plekke uitschelden ( lacht). Maar er zijn dagen dat je gewoon een fles melk en een pak sigaretten wil halen zonder handtekeningen te moeten uitdelen of een babbeltje te slaan. Goed, je weet natuurlijk waar je aan begint, als je voor dit beroep kiest. Het heeft overigens ook zijn goede kanten. Na het spijtige voorval heb ik zoveel brieven gekregen dat ik vrijwel onmiddellijk mijn zelfvertrouwen heb teruggevonden.
Brengt het feit dat je een populaire komiek bent nog méér verplichten met zich mee?
Fry: Ik vind van wel. Omdat mensen je op televisie als een hartelijk man aan het werk hebben gezien, denken ze doorgaans meteen een vriendschapsband met je te kunnen opbouwen. Ik krijg vaak de indruk dat veel mensen komieken niet als acteurs zien. Ik heb al zoveel verschillende personages gespeeld en toch zeggen sommigen dat ik altijd hetzelfde personage speel. Probleem is dat de meeste mensen alleen maar mijn herkenbare eigenschappen zien omdat ze ermee vertrouwd zijn en ervan uitgaan dat ik zelf ook zo ben. Ze sluiten zich af voor mijn andere kwaliteiten, omdat ze denken dat die niet eigen aan me zijn.
En dan zijn ze teleurgesteld als blijkt dat je niet elke dertig seconden een grap uit je mouw schudt.
Fry: Precies. Eerst vragen ze een handtekening en dan moet ik meestal nog vlug iets grappigs verzinnen om ze weg te sturen. Ik zeg dan dikwijls gewoon iets obsceens, in de hoop dat ze daar kunnen mee lachen. Het is misschien al te gemakkelijk, maar probeer jij maar eens voortdurend grappig te zijn. Maar ik sla me er altijd wel door. Ik troost me met de gedachte dat ik tenminste niet elke dag op de eerste pagina van een of andere tabloid sta.
Je hebt ooit eens gezegd dat je in angst leeft om een gentleman te worden genoemd.
Fry: Het is ook zo dat mensen me zien als iemand die zo mogelijk nog méér Brits is dan de koningin. Uiteindelijk ben ik maar half Brits, maar blijkbaar beschik ik over bepaalde kwaliteiten die mensen doen vermoeden dat ik een keurige heer ben die per definitie tegen iedereen vriendelijk is. ( Ernstig) Ik hoop dat ik dat ook altijd ben. Een imago kan verraderlijk zijn, omdat je het nooit zelf in de hand hebt. Het wordt altijd bepaald door anderen. Zodra je je ervan bewust bent of wanneer je het probeert te veranderen, loopt het gegarandeerd fout af. Je imago hoort toe aan anderen en niet aan jezelf. Ik probeer dan ook zoveel mogelijk mezelf te zijn. Louter uit praktische overwegingen zal ik echter wel altijd zorgen dat ik er goed uitzie als ik de deur uitga. Anders staat mijn foto de dag erop geheid in de krant en hangt mijn moeder aan de lijn om te vragen of ik ziek ben ( lacht).
Onlangs zei John Cleese dat hij zich tegenwoordig beter amuseert met Amerikaanse dan met Britse comedyseries. Was je op je tenen getrapt?
Fry: Totaal niet. In Groot-Brittannië is daar even controverse over ontstaan, maar waarschijnlijk heeft John het helemaal niet minachtend bedoeld. Feit is dat de Engelsen zichzelf misschien wel eens te vaak met hun gevoel voor humor feliciteren. Ze kijken bovendien doorgaans neer op dat van de Amerikanen. Dat is nergens voor nodig, want vandaag de dag komen er inderdaad zeer geslaagde comedyseries uit de Verenigde Staten. Je zult mij niet horen zeggen dat wij geen grappige televisie meer maken, maar Amerikanen hebben een streepje voor als het op precisie en timing aankomt.
Mocht het met de Britse humor toch ooit verkeerd aflopen, kun je nog altijd boeken blijven schrijven.
Fry: Dat ben ik in elk geval van plan. Het grappige is dat ik het schrijven vooral mis als ik aan het acteren ben. Wanneer ik vervolgens aan het schrijven ben, sta ik te popelen om opnieuw voor de camera te staan. Om een of andere reden vind ik altijd meer plezier in wat ik op dat moment niet aan het doen ben. Maar ik heb ongelofelijk veel geluk dat ik zowel met acteren als met schrijven mijn brood kan verdienen. Ik besef dat heel wat mensen dolgelukkig zouden zijn als ze ook maar één van die dingen kunnen doen. Voor mij liggen ze evenwel in elkaars verlengde. Komieken scheppen een soort universum om anderen aan het lachen te brengen. Als ik een roman schrijf, doe ik grotendeels hetzelfde. Ik sta daarmee niet op gelijke voet als pakweg Charles Dickens, maar ik schrijf zeker niet slecht. Uiteindelijk kan iedereen een roman schrijven. Zelfs een komiek ( lacht).
Ga je in de toekomst nog eens samenwerken met Hugh Laurie?
Fry: Zeker. Mensen vragen me vaak of er een vervolg komt op A Bit of Fry and Laurie. Ik moet toegeven dat we er al jaren over nadenken, maar vooralsnog liggen er geen concrete plannen op tafel. Ik weet ook niet of dat wel goed idee zou zijn. Sketches maak je beter wanneer je jong bent. Het is gewoon grappiger om in de huid te kruipen van een bisschop als je twintig bent dan wanneer je de leeftijd hebt bereikt waarop je er echt een kunt zijn. Waarschijnlijk komt er op de serie dus geen vervolg meer, maar dat sluit niet uit dat we alleszins nog eens samen een programma zullen maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier