In Nederland wordt ze onder de lof bedolven voor haar werk in het theater, in Vlaanderen is de naam Naomi Velissariou vooralsnog volstrekt onbekend. Daar komt deze zomer verandering in, wanneer ze met de voorstellingen A Tragedy (simplified) en The Truth about Kate op triomfantelijke wijze terugkeert naar haar thuisland. ‘Triomfantelijk? ‘Bang’ is een beter woord.’

‘Ik stel mij vaak voor dat ik te paard in volle galop de straat van mijn ouderlijk huis inrijd. Net zoals de amazones heb ik mijn rechterborst laten afzetten zodat die niet in de weg zit bij het pakken van mijn pijlen en het schieten met mijn boog. Ik rijd te paard in een Genkse arbeiderswijk en ga de angsten van mijn ouders te lijf. Angst lijkt geen gezicht te hebben, maar wie beter kijkt, herkent hem en kan hem aan zijn haren het dorpsplein opslepen, aan een paal ketenen en neerschieten!’

Naomi Velissariou heeft heftig rood gestifte lippen, draagt een fluogele pruik, zwarte latexbroek en pumps, noemt zichzelf Elektra en roept haar tekst over een hiphopbeat door een micro. Haar stem is verdubbeld, zodat het lijkt alsof het haar schreeuw vanuit de onderwereld is, over hoe ze haar ouders wil redden van hun angst om niet normaal te zijn, om geen goede ouders te zijn en om te sterven. Dat laatste woord spreekt ze uit met een sardonische grijns.

Het ding is: dit is dus niet eens het meest hysterische moment uit de voorstelling.

Bijlange niet.

Vies fel, die meisje.

HET WAS DAN OOK NIET WAT IK VERWACHT HAD, de huiselijkheid die er heerst wanneer ik haar appartement in Amsterdam binnenstap, de stad waar ze sinds drie jaar woont. Ergens in het noorden, aan de andere kant van het IJ, ver van de plekken waar u op uw citytrips passeert. Het gelijkvloers van een rijtjeshuis, niet al te groot, keurig ingericht naar Nederlandse zakelijkheid. Er is een schuur in het achtertuintje. Een rosse kitten miauwt permanent om aandacht. Het ruikt naar vers brood.

‘Hoe heet de kat?’

‘Kevin.’

‘Naar Kevin De Bruyne?’

‘Niet echt. Er is toch zo’n trend om je kinderen van die oude namen te geven: Jules, Louis, dat soort namen. Het leek me een goed plan om de kat een naam van de jaren negentig te geven, kwestie van de trends voor te zijn. En geen betere ninetiesnaam dan Kevin.’

Ze haalt afbakbroodjes uit de oven en dekt de tafel. Er staan bloemen op het tafellaken.

‘Je maakt wel een andere indruk zonder spandex.’

‘Dat was een voorstelling, hé. Fictie.’

‘Zo ver was ik al.’

‘Ik zeg die dingen niet. Het personage zegt die dingen.’

‘Ik snap het concept ‘voorstelling’, hoor.’

‘Zo raar is dat toch niet?’

‘Wat vonden je ouders ervan?’

‘Mijn papa is komen kijken.’

‘Hoe was dat?’

‘Bijzonder. Het is een van de mooiste dingen die hij ooit voor me gedaan heeft. Hij zat op de achterste rij en begon na de tweede zin te wenen. Na afloop ben ik meteen naar hem toe gegaan. “Het was goed”, zei hij. “Maar het geluid stond te hard.” Ik denk dat hij wel trots was, ondanks de omstandigheden.’

VOOR ALLE DUIDELIJKHEID: HET IS NIET DAT IK HET onderscheid niet kan maken tussen werkelijkheid en fictie. Het is A Tragedy (simplified), de zelf geschreven doorbraakvoorstelling van Velissariou, die het onderscheid niet wil maken tussen werkelijkheid en fictie. In een poging de tragedie van haar leven in een aristotelische plot te gieten, mengt ze Aischylos’ Oresteia met haar eigen bewogen familiegeschiedenis. Het verhaal van hoe haar betovergrootvader Ioannis Velissariou, de Zwarte Ruiter, een nationale held in Griekenland is sinds hij begin vorige eeuw als bevelhebber standhield tegen de Turken. Het verhaal van hoe haar opa om de vloek van Artemis te ontlopen – iets met een stuk wild dat hij gedood had – naar Genk verhuisde en in de mijnen ging werken. Het verhaal van hoe ze verwekt werd in een caravan en geboren is uit de liefde van een Limburgse en een Griekse Fordarbeider. Het verhaal van hoe haar zus in een hert veranderde. En het verhaal van hoe het is om op te groeien in een stad met als slogan ‘Iedereen Genkt!’.

Het is onduidelijk wat fictie is en wat niet. Dat van haar betovergrootvader heb ik gecheckt. Staat op Wikipedia. Vrij zeker dat dat stuk over haar zus die in een hert verandert fictie is. Noem het intuïtie. En ‘Iedereen Genkt!’ blijkt echt de slogan te zijn. Dat laatste verbaasde misschien nog het meest.

Onbegrijpelijk dat ze ‘Ik Genk, dus ik ben!’ hebben laten liggen.

Ik zat wel met een aantal vragen na A Tragedy.

NAOMI VELISSARIOU: Als het gaat over wat waar is en wat niet, daar ga ik niet op antwoorden.

In dat geval zit ik niet met vragen na A Tragedy.

VELISSARIOU: Excuses, maar ik ga het er echt niet over hebben. Ik ben maanden bezig geweest om leugen met waarheid te verweven. Het is één ding om je familiegeschiedenis te fictionaliseren en in een voorstelling te steken. Het is een ander ding om daadwerkelijk uit te leggen wat ervan aan is. Als ik die dingen krijsend door een microfoon roep met een gele pruik op, kun je nog denken dat het aan mij ligt. Maar als ik het in een interview zeg, lijkt het de waarheid. Het is een kwestie van context.

Is dat niet een beetje je staart intrekken na een voorstelling die bijwijlen zo persoonlijk leek dat het haast pijnlijk was om naar te kijken?

VELISSARIOU: Dat heeft me verbaasd, dat dat aspect er voortdurend uit gepikt werd. In de recensies hier in Nederland las ik dat ik een genadeloze afrekening met mijn eigen afkomst had gemaakt. Dat was het dus niet.

Het vertrekpunt was het verloop van de tragedie, zoals beschreven door Aristoteles in zijn Poetica. Ik heb vijf jaar theaterwetenschappen gestudeerd: dat laat zijn sporen na. Het idee was een voorstelling te maken van iemand die de dramaturgie van zijn eigen leven maakt. De banaliteit in een verhaal te gieten waarvan je zelf het hoofdpersonage bent. Vanuit het idee: als je weet welke rol je in je eigen leven speelt, weet je ook hoe je het moet oplossen. Een heel droog, heel afstandelijk opzet. Maar toen ik die voorschriften van Aristoteles – er moet een moord in zitten, het moet over familie gaan… – bestudeerde, ben ik er de stamboom van mijn eigen familie over gaan leggen. Zonder in detail te treden: er waren opvallend veel overeenkomsten. (lacht) Dat is A Tragedy: een wetenschappelijke fascinatie die iets persoonlijks met zich meedraagt.

Hier in Nederland heb je een trend naar een soort dagboektheater. Makers die hun eigen kleine leven als uitgangspunt nemen voor een stuk. Dat wilde ik niet. Daar heeft niemand iets aan. Het mocht geen emotioneel exhibitionisme worden, het moest iets universeels krijgen. Van jezelf een personage maken om zo vat te krijgen op je eigen leven: ik denk dat iedereen dat wel begrijpt. Het is alleszins een mechanisme dat mensen ook gebruiken, in het groot of in het klein. Je verliefdheid in termen van een romantische komedie zien. Je tijdens het ruzie maken realiseren dat je een soort scène uit een Brian De Palma-film aan het spelen bent en toch verder doen. Of de foto van een perfecte cappuccino op Instagram zetten om de meest ideale versie van jezelf te promoten. Iedereen probeert een coherent verhaal te maken van zijn eigen leven.

Jouw coherent verhaal lijkt wel een stevige hang naar drama te hebben.

VELISSARIOU: Hoezo?

Moet ik die vraag uitleggen aan iemand die op het podium haar eigen catharsis orkestreert?

VELISSARIOU: Ah, op die manier. (lacht) Misschien wel, ja. Ik ben half-Grieks, dan groei je wel op met enige theatraliteit. Ik denk dat dat er wel in zit. Ik blijk ook enorm van de grote lijdende figuren te houden, als je naar de rollen kijkt die ik gespeeld heb. Antigone, Medea, Elektra, Diamanda Galas, Edith Piaf, Amy Winehouse: dat is wel een rijtje. Drama is ook niet noodzakelijk slecht, zolang het geen zelfmedelijden wordt. Het is leuk om je shit uit te vergroten en heftiger te maken dan hij is – anders is het leven ook maar saai. Ik ga er ook niet aan kapot. Ik kan er net iets mee. Mensen zeggen altijd dat ik heel heftig ben, maar op het podium is dat geen issue. In het theater is dat ineens een gave. Zonder dat het therapeutisch moet zijn: er is gewoon een plek waar ik op al die impulsen in kan gaan – en dan zijn ze ook bevredigd als ik ’s avonds thuiskom.

Bij een kat die Kevin heet.

VELISSARIOU: Exact. (lacht)

‘IK HEB ZIN IN IETS ZOETS’, ZEGT ZE TERWIJL ZE schuif na schuif van haar keukenkasten opentrekt. Ze zoekt vruchteloos naar een vorm van koekjes, tot ze een pot bruine substantie van Calvé vindt. ‘Pindakaas. Lekker. Wil jij ook?’

‘Serieus? Pindakaas?’

‘Wat?’

‘Is dat geen té groot cliché?’

‘Euh, het is gewoon lekker’, zegt ze, terwijl ze een broodje smeert.

Ik had me op voorhand voorgenomen om er niet naar te vragen. Of ze al tosti zegt tegen een croque-monsieur. Of ze caravan al als kerrevèn uitspreekt. Of ze pindakaas al lekker vindt. Er zijn grenzen aan de integratieclichés van een Vlaming in Nederland.

Had ik me dus voorgenomen.

Ach ja.

‘Zeg je al tosti tegen een croque-monsieur?’

‘Tuurlijk. Anders verstaan ze je hier gewoon niet, hoor. Als je niet dag na dag ‘Oh, schattig, je bent een Belgje!’ wilt horen, leer je snel tosti zeggen. En magnetron. Tomtom. Mobieltje.’

Mocht ze op zoek zijn naar een homerisch plot voor de tragedie van haar leven, dan was Velissariou een stuk makkelijker af geweest. Dan volgde nu de thuiskomst. In Nederland vond ze na enige omzwervingen onderdak bij Frascati, zeg maar de Hollandse Monty, waar ze tot op heden drie voorstellingen heeft gemaakt en gespeeld. Geen evidentie in een theaterlandschap dat na de besparingen van het kabinet-Rutten in permanente crisis verkeert, maar Velissariou deed meer dan werk hebben: sinds A Tragedy (simplified) geldt ze als een van de grootste theatertalenten van het land, als maker en als actrice, met loftuitingen in NRC Handelsblad en de Volkskrant en een selectie voor het Nederlands Theaterfestival. Alleen, in haar geboorteland België is ze alleen bekend als de serveuse van De Hopper, het Antwerpse jazzcafé waar ze zeven jaar werkte.

Een goede serveuse naar het schijnt, dat wel.

Daar komt deze zomer verandering in. Eerst staat ze met twee voorstellingen op Theater aan Zee: haar eigen A Tragedy(simplified) en Davy Pieters’ The Truth about Kate, waarin ze de hoofdrol speelt. In september prijkt ze met The Truth about Kate op Circuit X, de nevensectie van het Theaterfestival met ’s lands beste jonge talent.

Klinkt als een triomfantelijke thuiskomst.

VELISSARIOU: Van triomf is geen sprake. Ik ben niet op zoek naar wraak. Ik heb zelfs geen reden om wraak te zoeken. Ik heb nooit theater proberen te maken of spelen in Vlaanderen: het is niet alsof ik er mislukt ben en nu kom tonen dat ik het wel gemaakt heb.

Nee, bange thuiskomst zou het beter omschrijven. Ik ben als de dood om in Vlaanderen te spelen. Een soort thuislandangst. De eerste keer dat ik met een eigen voorstelling in België speelde, was in het Stuk: Mr Jones, een tribute aan Amy Winehouse. Een voorstelling van een uur en tien minuten: die keer heb ik ze in vijftig minuten gespeeld. In pure angst ben ik als een razende door mijn tekst gegaan.

Nu, misschien moet ik daarover zwijgen. De angst voor je publiek, daarover hoor je het als actrice niet te hebben. Mensen verwachten dat je op dat podium in een soort concentratiezone zit waar niks doorheen raakt. Terwijl je in volle concentratie net op alles let wat er in het publiek gebeurt. Of ik toch, tenminste. Dat stond trouwens op mijn laatste beoordeling aan Dora van der Groen, toen ik in het tweede jaar gebuisd was: ‘Lijdt aan de regard de l’autre.’

Waarom in het Frans?

VELISSARIOU: Geen idee.

Klinkt wel chiquer dan ‘heeft last van de blik van het publiek’. Très Foucault.

VELISSARIOU: Precies. Dat was ook een van de redenen waarom ik gebuisd was. Ik snapte niet echt waar Dora het over had. De sound van bewogenheid. De kleur van de woorden. Al haar termen. Ik wist wat de woorden betekenden, maar niet wat ze ermee bedoelde. Dat lag aan mij, hoor. Het was een heel goede opleiding, maar ik was er niet klaar voor. Nu, ze hadden dus wel een punt. Ik kan die blik van dat publiek nooit helemaal loslaten. En zeker in Vlaanderen niet. Vlaanderen is altijd kritisch, afstandelijk, terughoudend. Dat is geen verwijt – ik ben dat zelf ook. Maar misschien daarom vind ik het makkelijker om hier te werken. Ik ben met de jaren van dat Nederlandse optimisme gaan houden. Vraag je iemand hier of hij een koffie wil, antwoordt hij standaard: ‘Ja, lekker.’ In het begin vond ik dat verschrikkelijk. Je innerlijke stem roept: ‘Je kunt dat toch niet weten als je hem nog niet geproefd hebt, mongool!’ Maar na een tijdje had ik door dat ze het echt menen, die positiviteit. Of toch: dat als je dat op voorhand beslist, dat het dan ook zo is. Ik denk dat Nederlanders daardoor meer van hun kop koffie genieten.

Je weg naar Nederland lijkt een zoektocht. Twee jaar Dora van der Groen. Vijf jaar Universiteit Antwerpen, waar je Nederlands en film-, theater- en literatuurwetenschappen studeerde. Drie jaar Toneelacademie Maastricht. Dat zijn wel wat omzwervingen om uiteindelijk in Amsterdam aan te belanden.

VELISSARIOU: Ik ben opgegroeid in Genk. Dan ben je niet bepaald voorbestemd voor iets in de kunsten. Genk is een vreemde plek om op te groeien. Eigenlijk is die stad op zich al een tragedie. Een soort Korinthe aan het Albertkanaal. Genk is gebouwd op één soort industrie, die telkens opnieuw verdwijnt. Eerst de mijnen, daarna de Ford. Toen ik er opgroeide, was alles in Genk Ford. Mijn beide ouders werkten er – iederéén zijn ouders werkten er. Nu vind ik het erg dat Ford verdwijnt, maar toen vond ik het kut. Ik wilde meer. Ik wilde naar Antwerpen. Ik wilde cultuur. Een echte theatervoorstelling, dat heb ik er nooit gezien. Het enige acteerwerk dat ik kende, was Buiten de zone en In de gloria.

Ik ben dus niet geboren om te acteren. Ik ben ook geen natuurtalent als actrice. Misschien daarom dat het zo lang heeft geduurd. Ik had een liefde voor taal. Maar wat ik daarmee wilde doen, was lang niet duidelijk. Ik wist niet of ik ze wilde bestuderen, wilde spelen of er dingen mee wilde maken. Pas hier bij Frascati is dat allemaal samengekomen. Hier moest ik niet langer kiezen, maar kon ik alles tegelijk doen. Een éénpitter noemen ze mij hier.

Eénpitter?

VELISSARIOU: Zoals één gaspit waar je alles op kunt koken. De Nederlandse variant van multitalent, vermoed ik.

Je klinkt niet alsof je nog ooit terug naar België komt.

VELISSARIOU: Om te wonen? Ik denk het niet. Er is maar één stad in Vlaanderen waar ik mezelf zie wonen, en dat is Antwerpen. Alleen is Antwerpen niet zo goed voor mij. Ik heb er zeven jaar mijn geluk beproefd, maar het is het niet geworden. Die stad vergroot alles. Het spreekt iets in mij aan dat ik beter in mijn werk kan stoppen dan in mijn privéleven.

‘BON, IK GA NIET LANGER PRETENDEREN DAT IK HET niet opmerk.’

‘Wat?’

‘Je hebt de vreemdste tongval die ik ooit gehoord heb. Werkelijk waanzinnig.’

‘Dank je wel.’

‘Een mengelmoes van Limburgs, theatertaal en Nederlands. Alleen al je r. Soms is het een huig-r, soms een nette tongpunt-r, soms zo’n Hollandse Ernie-r die geen r meer is. Geen touw aan vast te knopen.’

‘Mijn taal is fucked-up, ja. Genk heeft al een vreemd accent, een mengelmoes van Limburgs, Italiaans en Turks – sjtijl maken. Vanaf mijn tiende ben ik dictie beginnen te volgen: dat heeft er geen goed aan gedaan. En in Maastricht moest ik correct Nederlands leren praten. Ik heb me erbij neergelegd: het is om zeep en het komt nooit meer goed. Voor een Limburger klink ik als een Antwerpenaar, voor een Antwerpenaar als een Limburger. Voor een Nederlander ben ik een Belg en voor een Belg ben ik een Nederlander.’

‘Je hebt van die mensen die in alle omstandigheden aan hun tongval vasthouden.’

‘Dat is wel. Hannelore Knuts, Matteo Simoni, Mauro Pawlowski: die klinken in elke situatie als Limburgers. Maar wat dat dan over mij zegt, dat weet ik niet. Dat ik een soort kameleon ben, zeker?’

DAT LAATSTE MAG U LETTERLIJK NEMEN: ZE LIJKT het namelijk wel te kunnen controleren. Ze kan Genks spreken alsof ze nooit verder is geraakt dan Waterschei. Ze kan Nederlands spreken waarbij geen enkele caissière in de Albert Heijn zich ook maar één vraag stelt. In The Truth about Kate, de andere voorstelling waarmee ze dezer dagen op Theater aan Zee staat, toont ze dat ze er ook haar voordeel mee kan doen. In die voorstelling van de Nederlandse regisseuse Davy Pieters speelt ze een vrouw die in haar keuken droomt van een leven als celebrity. Wat volgt, is een fictieve autobiografische documentaire, waarin Velissariou elk personage speelt. Vijfentwintig rollen, elk met hun eigen accent. We horen Gooisch passeren, Vlaams, Matthijs van Nieuwkerks, posh Brits.

‘Een wonderbaarlijke schizo-solo’, schreef de Volkskrant. Het is haar tour de force, de rol waarmee ze liet zien dat ze niet alleen een goede theatermaker is, maar ook een getalenteerde actrice. Eentje met een ongelofelijke overgave ook. Op een bepaald moment loopt ze naar alle hoeken van het podium, haar arm zwaaiend als het vierde K3-lid, terwijl ze als een pratende pop de mantra ‘Hallo! Ik ben Kate! Dit is leuk! Zijn wij vrienden? Ik hou van jou!’ herhaalt door een stempitcher.

Zeven minuten lang.

Na A Tragedy en The Truth about Kate vroeg ik me wel af…

VELISSARIOU: Of ik ook rustig en normaal kan spelen?

Hoe raad je het.

VELISSARIOU: Dat krijg ik wel meer te horen. Ik kan het wel, ja. Ik heb gewoon een zwak voor grote, lijdende rollen, zoals ik al zei. Maar het is niet omdat ik iemand hysterisch speel dat ik ook hysterisch speel. Het is perfect gecontroleerd. Elke beweging is uitgedacht. Elke schizofrene grijns is de bedoeling.

Ergens gaat The Truth about Kate, ook al schreef je dat stuk niet zelf, over hetzelfde als A Tragedy.

VELISSARIOU: Identiteitsconstructie. Dat is zo’n beetje mijn stokpaardje. In A Tragedy is het een vrouw die een tragedie van haar eigen leven wil maken met de hulp van Aristoteles. In The Truth about Kate probeert iemand een groots leven te leiden, gemodelleerd op de autobiografische celebritydocumentaire. Een heel vreemd fenomeen van de laatste jaren: artiesten die in een zelf gefinancierde docu hun publiek willen laten zien wie ze echt zijn. En nog vreemder wordt het als je al die films achter elkaar bekijkt: ze hebben allemaal exact hetzelfde verloop. Het leven van een celebrity is een patroon geworden.

In die voorstelling lik je op een bepaald moment aan zowat alles in de keuken, inclusief een formicastoel. Een knipoog naar Miley Cyrus?

VELISSARIOU: Correct. Zij is misschien wel het extreemste voorbeeld. Ken je The Movement, haar autobiografische documentaire? Ziek. Ze laat zien dat dat twerking-moment op de MTV Music Awards een jaar op voorhand gepland was. Je ziet haar de hele docu de voorwaarden scheppen om iets impulsiefs op dat podium te doen. En dat doet ze vervolgens ook gewoon. De fictie van The Truth about Kate is wat Miley in het echt doet: ze maakt een docu over wie ze is en wat ze doet en vervolgens leeft ze haar hele leven in functie van die docu. Het is alleen maar constructie. Er is geen inhoud. Er is zelfs geen muziek. De hele docu lang zit ze te zeggen dat ze eraan komt en dat met haar alles anders wordt. Terwijl: wat wordt er dan anders? ‘It’s the movement. This way of life. This totally different thing.’ Er is geen inhoud. Er is alleen styling en pr. Miley Cyrus is een simulacrum.

Die docu van Beyoncé was ook bizar. Je moet de aftiteling eens bekijken: ze is executive producer, producer, director, writer en actor. Het is pure fictie. Het idee is haar kleine versie te tonen van het grote verhaal rond haar in de media. De authentieke versie. Maar vervolgens wordt dat helemaal in scène gezet. Na haar miskraam heeft ze in bed dagboekfragmenten opgenomen, zogezegd vóór de miskraam, waarin ze zegt dat ze bang is dat haar kind niet voorbestemd is om op de wereld te komen. Dat gaat héél ver. Je miskraam als promo gebruiken. Dat is echt de dramaturgie van je eigen lijden verzorgen. Ik bedoel: haar clips zijn minder strak geregisseerd dan haar dagboekfragmenten.

Wat opvalt: het punt van de voorstelling is niet dat popcultuur fake is. Een voor de hand liggende conclusie, maar ze is al een keer te veel gemaakt.

VELISSARIOU: Dat vond ik fijn aan Davy’s regie: het gaat daar niet om. Geen vingerwijzing. Het toont het mechanisme zonder te veroordelen.

Net ook omdat we het allemaal wel op een of andere manier doen. Die docu’s zijn alleen maar een uitvergroting van wat we zelf doen. Instagram is niets anders dan een montage maken van je eigen leven. De perfecte versie van jezelf in een eindeloze serie van perfecte cappuccino’s, perfecte avonden uit met je vrienden en perfecte foto’s van je kinderen. Je identiteit is een constructie. En dat is waarschijnlijk van alle tijden, maar met het internet is dat nog een stuk duidelijker geworden. Hoe hard de perceptie van anderen bepaalt wie je bent – en hoe hard je dat zelf kunt controleren.

We leven op dat vlak in een wereld van eindeloze mogelijkheden. Dé waarheid bestaat niet. Wie je bent, is geen vaststaand gegeven. Je kunt op maandag een timmerman zijn en op dinsdag een extravagante prostituée. Je kunt Miley Cyrus worden als je dat wilt – je moet alleen veel geld hebben en de juiste pr-mensen.

Wat zegt dat dan over jou?

VELISSARIOU: Hoe bedoel je?

Je tongval. Je kat. Je drama op het podium. Wat zegt dat over wie jij wilt zijn?

VELISSARIOU: Jezus. Geen idee. Dat mag jij beslissen. (lacht)

Met dank aan Visagie Florenceteerlinck.com.

VOLGENDE KEER ATHOS BUREZ

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S ATHOS BUREZ

Naomi Velissariou ‘DRAMA IS NIET NOODZAKELIJK SLECHT, ZOLANG HET GEEN ZELFMEDELIJDEN WORDT. HET IS LEUK OM JE SHIT UIT TE VERGROTEN EN HEFTIGER TE MAKEN DAN HIJ IS – ANDERS IS HET LEVEN OOK MAAR SAAI.’

Naomi Velissariou ‘WIE JE BENT, STAAT NIET VAST. JE KUNT OP MAANDAG EEN TIMMERMAN ZIJN EN OP DINSDAG EEN EXTRAVAGANTE PROSTITUÉE. JE KUNT MILEY CYRUS WORDEN ALS JE DAT WILT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content