Na zijn uitstekende debuut ‘Killing Zoe’ uit 1994 duurde het acht jaar vooraleer Roger Avary met een nieuwe film uitkwam. Het wachten loonde echter de moeite: ‘The Rules of Attraction’, een bewerking van Brett Easton Ellis’ roman uit 1987, is een voltreffer.

‘The Rules of Attraction’ Vanaf 30/4 in de bioscoop

Houdt de wereld geen steek en kan dat je geen reet schelen? Is er onder je schedel geen vuurtje te stoken behalve dan met seks, drugs en rock-‘n-roll? Interesseert een cursus je niet meer dan het bloemetjesmotief op je toiletpapier? Wil je wel een ‘serieuze’ relatie, maar naai je intussen zowat alles wat beweegt? Kun je geen fuck van fake, geen class van ass meer onderscheiden? Wel, dan gaat The Rules of Attraction over jou, over berusting in luxe en het geld van vake of moeke, over een apathisch, amoreel hedonisme dat markies de Sade tot applaus zou hebben gedwongen. Of misschien gaat Rules toch vooral over Amerika en zijn geprivilegieerde, in lachwekkend dure universiteiten geknede jeugd die, alvorens het korset van normaliteit en fatsoen aan te binden, nog even ‘het beest mag uithangen’. Vier dode zielen vormen een strop in de film: homo Paul Denton krijgt natte dromen van drugdealer Sean Bateman (broer van Patrick uit American Psycho) die zelf heet loopt voor Lauren Hynde die ooit nog met Paul ging, maar nu fantaseert over wandelende rampik Victor Johnson, die net terug is van een neuktrip door Europa.

Doodleuk en bloedserieus, satirisch en tragisch, sexy en afstotelijk, brutaal en weemoedig: Rules is het allemaal. Tegelijk is de prent, die sluw gebruik maakt van soapacteurs als James Van Der Beek ( Dawson’s Creek), een van de meest inventief geconstrueerde films van de laatste jaren. Wie kan daar anders achter steken dan Roger Avary, de zwarte magiër van Killing Zoe? Hij en niet boezemvriend Tarantino is de paus van de niet-rechtlijnige filmvertelling; hij schreef het leeuwendeel van Pulp Fiction en ook True Romance, maar kreeg daarvoor nauwelijks of geen credit (helemaal te gek werd het toen Ta-rantino tijdens een cameo op de set van Sleep With Me zogenaamd ter plaatse een monoloog over Top Gun verzon, terwijl hij die woordelijk had gepikt uit een van Avary’s scripts).

Terwijl heel wat van zijn projecten mislukten of afsprongen, zoals de sciencefictionpilootfilm Mr. Stitch of zijn film over Salvador Dalí, bouwde de erg grootmoedige Avary wel een stevige reputatie op als Hollywood- rewriter. Hij herwerkt nu het script voor David Finchers The Lords of Dogtown, over de Californische skateboardcultuur. En hij zet – hoera – ook de verfilming van Brett Easton Ellis’ Glamorama op stapel. Focus belde hem van pure blijdschap op.

Bij de bewerking van een roman moet je doorgaans de literaire manier van vertellen laten vallen. Maar voor jou was precies de literaire ervaring van ‘Rules’ cruciaal.

Roger Avary: Bretts boek bestaat uit vijftien tot twintig verhalen in de eerste persoon, die allemaal in een stream of con-sciousness worden verteld. Op het eerste gezicht is het boek bijna vormeloos. Het kostte me tien tot twaalf jaar sinds het boek werd gepubliceerd – ik las het toen ik op de universiteit zat – om er alleen maar over te denken. Nog voor ik dus de geschikte cinematografische technieken kon bedenken die Bretts literaire middelen zouden aanvullen. Ik wou ervoor zorgen dat je de geest van Bretts’

boek kon ervaren. De vorige bewerkingen misten naar mijn mening het gevoel dat je krijgt als je een Brett Easton Ellis leest. Ik bracht immense veranderingen aan in de vertelling van het boek, maar toch, toen Brett de film had gezien en naar mij kwam – ik dacht dat hij erg van streek zou zijn – zei hij: ‘ You’ve done it. Je hebt een perfecte adaptatie van het boek gemaakt.’ Ik zei: ‘Maar Brett, ik heb zoveel zaken veranderd!’ ‘Nee, nee,’ antwoordde hij, ‘je bleef trouw aan dat wat van belang was. Je probeerde niet gewoon het verhaal te vertellen.’

Bestaat er wel zoveel verschil tussen een boek en een film? Kubricks ‘The Killing’ geldt als een klassieker van niet-lineaire filmvertelling, maar volgde trouw Lionel Whites vertelstructuur in ‘Clean Break’.

Avary:(ontwijkt een beetje de vraag, misschien omdat ‘Pulp Fiction’ hetzelfde procédé als ‘The Killing’ toepast, js) Funny you should mention Kubrick. Ik ken een leuk verhaal dat John Milius me vertelde. Op een zeker moment wil Kubrick een handwapen kopen. En wie bel je voor zoiets op? Inderdaad: John Milius. ‘Ik wil een handwapen kopen’, zegt Kubrick, ‘en ik wil het beste handwapen ooit.’ Milius antwoordt: ‘Dan heb je het over een Colt.45, gemaakt in 1962, en er is er maar één van…’ enzovoort enzovoort. (lacht) Eigenlijk kan ik me de naam van het wapen niet meer herinneren, maar Kubrick zegt in elk geval: ‘Mijn enige vereiste is dat het nooit mag zijn afgevuurd.’ Milius gaat dus op zoek en belt Kubrick twee maanden later met de boodschap: ‘Ik heb een kerel in Texas gevonden. Het wapen is niet alleen nooit afgevuurd, het is zelfs nooit uit zijn doos gehaald!’ Kubrick is helemaal in de wolken, schrijft geld over, en het wapen wordt naar Engeland gestuurd. Maanden later belt Milius, die niets meer had gehoord, Kubrick ietwat kregelig op en vraagt: ‘Wat vond je er nu van?’ Kubrick: ‘Man, ik ben er weg van! Ik heb de mahoniehouten greep vervangen door een parelmoeren, liet de loop opnieuw uitboren, veranderde de cilinder en liet er een nieuwe, fijner gegoten hamer op zetten, liet de slag herlijnen en…’ Milius is met verstomming geslagen en roept huiverend uit: ‘My God, you’ve ruined it!’ Waarop Kubrick zegt: ‘No, I made it better.’ Toen ik dat verhaal hoorde, vond ik het de perfecte analogie voor de manier waarop je een boek moet benaderen. Je moet zaken stuk slaan en herscheppen, maar je moet ook de spirit bewaren. Brett en ik staan natuurlijk heel dicht bij elkaar, wij hebben onze achtergrond gemeen. Brett zei ooit tegen de pers: ‘Als je naar de andere twee films van mijn boeken kijkt (‘Less Than Zero’ en ‘American Psycho’, js), zie je dat de ene door een 45-jarige Engelsman werd gemaakt, en de andere door een vrouw van middelbare leeftijd. Geen van beiden heeft ook maar iets gemeen met mij. Dat Rules zo goed is, komt doordat Roger dezelfde leeftijd heeft, dezelfde afkomst ook, naar een soortgelijke school ging, met andere woorden uit een oord komt waar tenminste de spirit van de oorspronkelijke roman intact kan blijven.’ Juist: ik was niet zomaar een adaptatie van het boek aan het maken, ik was verdorie een groot stuk van mijn eigen leven in de zaak aan het investeren. Ik heb geen zin om enkel een dagloner-filmmaker te zijn van wie het werk niets van zijn persoon openbaart.

‘Rules’ is naar vorm en inhoud behekst door de vicieuze cirkel, zelfs door de oneindigheid van een omkeerbare, voort- en teruglopende tijd.

Avary: ( intens) Ik ben al heel lang aan het nadenken over de aard van de tijd, over hoe relaties met andere mensen beïnvloed worden door onze ervaringen. Over de vicieuze cirkels die we in het leven creëren, over hoe je opgesloten kunt raken in een groep of een levensbestemming, maar ook over hoe je je kunt bevrijden uit een gesloten cirkel.

Naar eigen zeggen ontwierp je ‘Rules’ als een ‘cultuurbom’. Ben je een filmmaker met een sociale verantwoordelijkheid?

Avary: Voor deze film werd ik geïnspireerd door Jean Renoir en diens La règle du jeu. Toen die film uitkwam, was de reactie van het publiek zo grillig en opvliegend dat distributeurs in paniek gingen snijden en snijden om er wat meer komedie in te stoppen. Het resultaat was dat kijkers nog woedender werden. Règle was een film over de luxueuze malaise en de apathie van een generatie, over een decadentie die leidde tot een klasse van mensen die op de rand van een vulkaan aan het dansen waren en het niet eens beseften. Als je jezelf in apathie laat vallen, sta je open voor fenomenen als fascisme. Dat was een beetje zijn opzet, en kort na de film brak de oorlog uit. Ik herinner me dat ik mijn producer zei dat ik zoiets met deze film wou doen, dat dit een film met een soort sociale verantwoordelijkheid zou moeten zijn. ‘Yeah,’ antwoordde hij, ‘but Roger, there is no war!’ En pardoes in het midden van het draaien gebeurt 11 september. Voor ik het besefte, liet mijn land een soort van fascistische oligarchie uitpak-ken met een semi-imperialistische oorlog. Dat verbijsterde me, en ik kon het gevoel niet van me afschudden dat deze film er voor mij om een welbepaalde reden kwam, net zoals Règle voor Renoir op dat specifieke moment ontstond. Ik kan me ook niet voorstellen dat de film het beter had kunnen doen dan hij deed. Lions Gate, de verdeler, was gek genoeg om de film een zeer wijde release te geven. Ik weet echt niet waarom, ze waren volledig krankzinnig! En op de koop toe vertelden ze aan iedereen dat het een American Pie-soort van film was. Overal trokken er dus jongelui naar de bioscoop om huilend buiten te komen, uit een traktaat over de apathie van hun én mijn generatie. De film was een feestverstoorder van formaat, iedereen voelde zich slecht, was verstoord of zelfs woedend.

En ik ben ondertussen

onbedaarlijk aan het lachen.

Tot slot geef ik je twee ‘begrippen’. Het eerste: Faye Dunaway.

Avary: We waren de juiste persoon voor de rol aan het zoeken, en plots suggereerde iemand Faye. Ik proestte het uit: ‘Man, ze gaat dit nooit willen doen. Ben je helemaal betoeterd?’ En wat bleek? Dat Faye Dunaway een enorme fan van ‘independent cinema’ is, dat ze Zoe en Pulp fantastisch vond en zelfs een of andere indieexperience wou hebben. Op een bepaald ogenblik zit ik in mijn auto, gaat de telefoon en het is Faye. Ik zeg: ‘Wel euh, ik ben Roger Avary…’ Onderbreekt ze me als volgt ( imiteert haar met een vlugge, gebiedende staccato): ‘Ja ja ja, ik vind je een heel interessante filmmaker. En ik denk dat ik je film ga doen. Maarreu, mijn idee was Coco Chanel. Wat denk je daarvan?’ Ik zeg: ‘Ja, dat zal wel goed zijn.’ Waarop zij: ‘Ja ja ja, maar ik denk niet dat je budget dat toelaat, dus laten we het maar bij Ralph Lauren houden. Ik denk dat blauw me goed zal staan. Is blauw oké voor jou?’ En ik: ‘Wel, ik…’ ‘Goed,’ zei ze, ‘ik zie je op de eerste draaidag. Goodbye!’ Dat was mijn eerste gesprek met Faye Dunaway. Nu, toen ze op de set verscheen, waren mijn cast en crew en ikzelf een wonderlijk hecht team geworden. Ze was aanvankelijk dus heel erg defensief, waardoor iedereen haar als een diva behandelde en waardoor ze zelf ook verder in de rol van diva gleed. Ze had op alles opmerkingen, beet mensen toe. Toen we haar scène moesten draaien, hing er zelfs een doodse stilte op de set. Ik voelde me als in een dwangbuis. Ik zat daar maar in mijn zetel voor de monitor en kon het uiteindelijk niet meer aan. Ik begon dan maar te schreeuwen, een hysterische ‘Waaaaaaaa!’. Ze schrok zich een bult en riep: ‘Wat? Wat is er? Wat gebeurt er?’ Ik stapte op haar af, en ze vroeg: ‘Was jij dat?’ Waarop ik weer schreeuwde, nu in haar gezicht: ‘Blaaaaaa!’. Ze schrok zich weer een aap en krijste: ‘Waarom doe je dat? Mensen, die vent is krankzinnig!’ Maar het brak wel de grafstemming op de set. Voor ik het besefte, liep ze blootsvoets en sprak ze over indie cinema en of ik er al aan had gedacht dit of dat te doen. Het was super.’

Het tweede: het zelf. ‘Glamorama’ wordt volgens jou ‘een verkenning van het zelf in de moderne cultuur’.

Avary: Jezelf definiëren, en dit zit in alle romans van Brett, wordt steeds lastiger als je onthecht raakt, ontheemd, los van je anker. Mensen zijn bezeten van ankers: een baan, een thuis, de weg naar je werk. Het zelf maakt daar deel van uit. Je wordt gedefinieerd door je omgeving, door de wereld die je rond je toelaat en creëert. Reizen naar een vreemde omgeving is voor mij interessant doordat je los van ankers als taal en omgeving, van je eigen milieu en begrippen, ook wegdrijft van je zelf. Hoe meer je onthecht geraakt, hoe minder je communiceert met anderen. Je moet als het ware alles opnieuw leren en dus jezelf opnieuw definiëren. Detachment, denk ik, is mogelijk de meest verrijkende toestand van bestaan die iemand kan verwerven. Sommigen bekritiseren me voortdurend omdat ik films maak over mensen die onthecht zijn, terwijl dat voor mij het echte pad naar zelfontdekking is.

Extra op www.focusknack.be Ons dossier over de vorige Ellis-verfilming, ‘AMERICAN PSYCHO’.

Door Jo Smets

‘De film is een feestverstoorder van formaat. Iedereen die hem ziet, voelt zich slecht, is verstoord of zelfs woedend. En ik kom ondertussen niet meer bij van het lachen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content