‘EEKHOORN SMAAKT ERGER DAN VISSENVEL’

Sinds hij in Friends opdook als Phoebe’s vriend Mike kent het grote publiek Paul Rudd als de knuffelbaarste acteur ter wereld. Ook als hij een personage speelt dat niet noodzakelijk geweldig sympathiek is, zoals in de eigenaardige komedie Prince Avalanche. ‘Ik zou zelf geen dag overleven in de wildernis.’

De kogel is door de kerk: Paul Rudd neemt volgend jaar de hoofdrol voor zijn rekening in Ant-Man, de stripverfilming die Edgar Wright (Shaun of the Dead) voor Marvel zal maken. De producenten hebben even getracht om hun hoofdacteur geheim te houden, maar eigenlijk twijfelde niemand eraan dat het Rudd zou worden. Hij is nu eenmaal de logische keuze gezien de hoge vlucht die zijn carrière de voorbije tien jaar genomen heeft en zeker ook gezien de actiekomedie die Wright blijkbaar wil afleveren. Als iemand moeiteloos van ernst naar humor en weer terug kan schakelen, dan is het Rudd wel. Dat doet hij al zijn hele carrière, met bijdragen aan serieus werk als Romeo + Juliet (1996), The Cider House Rules (1999) of The Perks of Being a Wallflower (2012) naast verschijningen in Friends, Knocked Up (2007) of Forgetting Sarah Marshall (2008).

Prince Avalanche, de piepkleine roadmovie van David Gordon Green, is precies hetzelfde verhaal. Het is een existentiële roadmovie met twee personages: de al wat oudere Alvin (Rudds rol) en diens jongere schoonbroer Lance (gespeeld door Emile Hirsch). Samen moeten ze gele wegmarkeringen schilderen in een streek waar een enorme bosbrand gewoed heeft. Het is de aanleiding om uitgebreid en vaak bijzonder geestig te filosoferen over het leven, de liefde en alles wat daarbij komt kijken.

‘Ik ken David Gordon Green al veertien jaar’, vertelt Rudd. ‘We hebben al een paar keer geprobeerd samen iets van de grond te krijgen, maar zonder resultaat. Prince Avalanche is ontstaan omdat we allebei iets totaal anders wilden proberen dan de grote studioprojecten die we de voorbije jaren hadden gedaan. David had het verkoolde bos ontdekt, Prince Avalanche leek hem wel een leuke titel, daarna heeft een van zijn medewerkers hem gewezen op de IJslandse film Either Way en die heeft hem dan weer de inspiratie gegeven voor dit verhaal. Vervolgens zijn we met kleine camera’s op pad getrokken en hebben we gekeken wat het zou opleveren.’

Wat maakt David Gordon Green zo bijzonder als regisseur?

PAUL RUDD: Ik heb hem leren kennen op een filmfestival, toen hij daar zijn eerste film George Washington (2000) presenteerde. Ik was er meteen weg van. Ik hou van de sfeer in zijn vroege films en van de bijna schilderachtige look die hij samen met zijn vaste cameraman Tim Orr voor elkaar krijgt. David heeft een heel collectief om zich heen, een hechte kring van mensen met wie hij filmschool gelopen heeft in North Carolina. En hij heeft een goed ontwikkeld gevoel voor humor, wat ik niet per se had verwacht toen ik die eerste films zag. Maar zo is hij, een artiest die heel poëtisch kan zijn zonder pretentieus te worden en die tegelijk op een bizarre manier grappig is.

Alvin, je personage in Prince Avalanche, heeft een bijzondere manier van lopen. Hoe kwam je daarbij?

RUDD: Door de kleren die ik droeg. Zo’n outfit doet iets met een mens. (lacht) Je begint anders te bewegen. De omgeving speelde ook een grote rol. De lucht, de grond, alles voelde anders aan in dat verkoolde bos. En dus stap en ren je ook anders.

‘Hoe heb je al die tijd overleefd zonder een vis te kunnen schoonmaken, een tent op te zetten of een knoop te leggen’, verwijt Alvin zijn jonge schoonbroer Lance. Kan jij die dingen wel?

RUDD: Hoegenaamd niet. (lacht) Ik zou geen dag overleven in de wildernis. Ik zou misschien wel een vis kunnen schoonmaken, maar ik heb het nog nooit geprobeerd. Ik denk dat ik over mijn nek zou gaan voor het beest klaar is voor consumptie.

Heb je het vel opgegeten van de vis die je klaarmaakt in de film?

RUDD: Ja! Walgelijk was dat. (lacht) De eekhoorn was nog erger, ook al was het geen roadkill. We hebben hem bij een boer gehaald die toevallig diepgevroren eekhoorns verkocht. Absoluut degoutant. De pels, de huid, en dan dat beest effectief klaarstoven.

Prince Avalanche speelt zich af in 1988. Wat zijn jouw eigen herinneringen aan die tijd?

RUDD: In 1988 begon ik aan mijn universitaire carrière. Ik herinner me dat jaar heel goed omdat de University of Kansas, waar ik school liep, toen nationaal kampioen basketbal is geworden, wat uitmondde in het meest krankzinnige feest waar ik ooit aan heb deelgenomen. Ik weet ook nog dat ik toen heel lang haar had en een enorme new-wavefan was. Als er geen synthesizer in zat, lustte ik het niet. (lacht) Mijn idolen waren Depeche Mode, daarna kwamen onder andere Ultravox en Yazoo en Blancmange. Later is dat geëvolueerd naar R.E.M. en The Smiths en alternatieve gitaarrock.

Heb je ooit saaie jobs moeten doen om jezelf financieel te ondersteunen?

RUDD: O ja. De vervelendste was vier maanden in de Holiday Ham Company in Kansas City, een fabriek waar ik ham moest glazuren. Ik stond op om 5 uur ’s ochtends, laadde de geslachte varkens van de vrachtwagen, haalde ze uit de plastic folie en sneed ze in twee. Die helften spietste ik vervolgens op een rooster, ik schraapte er het vet af en ging het vlees dan te lijf met een zeef vol suiker en een propaantoorts. Ik droeg plastic polsbeschermers om mezelf niet te verbranden. Ik verhitte het vlees met de toorts en zeefde er dan suiker overheen. De hele dag lang. Ik heb vier maanden naar ham gestonken.

Een van je eerste acteeropdrachten was voor een film met de titel A Question of Ethics, maar daar sta je vreemd genoeg op de aftiteling onder de naam Kenny Chin. Hoe zit dat?

RUDD:(lacht) Dat was een filmpje voor scholen, over spieken. Mijn vrienden en ik hadden een keramieken clown gepikt van een minigolfbaan. Puur voor de onnozele lol noemden we hem Kenny Chin en we gaven hem een rolletje in al de kleine filmpjes die we maakten. A Question of Ethics was een vreemde ervaring. Op de laatste dag had ik een grote scène waar mijn personage inziet dat hij zich fout gedragen heeft. Maar toen ik die gespeeld had, stapte de regisseur plots op me af en zei ‘Dat was heel goed, maar we zouden graag nog een alternatieve versie draaien.’ En hij stopte me een script in handen waaruit bleek dat ik het licht had gezien omdat ik Jezus Christus ontdekt had en dat ik anders naar de hel was gegaan. Ik heb geweigerd om het te doen. Ik vond het bullshit en bovendien ben ik Joods. En ik heb gevraagd om me onder het pseudoniem Kenny Chin op de generiek te zetten. Niet dat het veel geholpen heeft blijkbaar. (lachje)

Een paar jaar geleden had je het genoegen mee te spelen in een film met Jack Nicholson, How Do You Know. Ben je nooit ontgoocheld als je met zo’n legende samenwerkt?

RUDD: Tot nu toe niet. Maar het blijft wel een ongewone ervaring om te acteren met iemand die je altijd bewonderd hebt. Ik heb ooit meegespeeld in een toneelstuk waar Paul Newman en Joanne Woodward mijn grootouders waren, en Newman is mijn favoriete acteur aller tijden. Met Jack Nicholson moest ik me vooral enorm concentreren om in mijn rol te blijven. Ik kon nooit het idee afschudden dat de man die tegenover me stond Jack Nicholson was. Het gebeurde dat we midden in een scène zaten waarin zijn personage zich druk maakte en dat ik dan plots dacht: ‘Hé, Five Easy Pieces!’ Ik had geregeld het gevoel dat ik naar een livefilm met Nicholson keek. Heel bizar. Maar ook plezierig.

Nog één vraag: in Prince Avalanche spreek je een beetje Duits. Heb je die taal wat onder de knie?

RUDD: Nee, ik heb het allemaal fonetisch geleerd. Ik moet trouwens bekennen dat ik bloednerveus was toen we de film presenteerden in Berlijn. Ik was er als de dood voor dat iemand me zou vragen om die tekst te herhalen want ik herinnerde me er niets meer van. En dan moest ik die film nog eens bekijken in een zaal vol Duitsers! (lacht)

PRINCE AVALANCHE

Vanaf 15/1 in de bioscoop.

DOOR RUBEN NOLLET

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content