Van pooier over gangster tot corrupte flik: op zijn vijfenzestigste kan Harvey Keitel terugblikken op een glanscarrière vol verschrikkelijk intense vertolkingen, al wordt hij er zelf liever niet in die bewoordingen aan herinnerd. ‘Kan ik het helpen dat iedereen me zo moeilijk vindt?’

Door Jason Matloff

Wat een compliment is voor de één, is een scheldwoord voor de ander. Toen een psychiater Harvey Keitel ooit ‘verschrikkelijk intens’ noemde, voelde de acteur zich tot in het diepste van zijn ziel beledigd. Vreemd, want wie de New Yorker ooit op het witte scherm aan het werk zag, weet dat geen letter van die omschrijving gelogen is. Vanaf zijn debuut in Scorseses studentenfilm Who’s That Knocking at My Door? en zijn onvolprezen acteerprestatie als incasseerder voor de maffia in Mean Streets, vertolkte Keitel het ene vulkanische personage na het andere. Hij spuwde meer dan eens vuur en speelde zijn rollen met een bijna manische overtuiging, zowel qua actie ( Reservoir Dogs, Bad Lieutenant) als emotie ( The Piano, Holy Smoke!).

Behalve ‘intens’ zijn er nog wel meer woorden en omschrijvingen waar Keitel niet van houdt. ‘Moeilijk’ bijvoorbeeld, een etiket dat hij in Hollywood al te makkelijk opgekleefd krijgt. Op deze frisse wintermiddag in Manhattan lijkt de joodse karakteracteur in elk geval allesbehalve moeilijk. Hij voelt zich duidelijk veilig op vertrouwd terrein – zijn kantoor puilt uit van boeken, foto’s en assistenten – of anders berust hij gewoon in zijn lot. Veel redenen tot klagen heeft hij natuurlijk niet: National Treasure, waar hij een kleine rol in speelt, doet het prima aan de kassa; zijn vrouw, Daphna Kastner, beviel in augustus van een zoon (Keitel heeft ook een dochter van 19 bij zijn ex-vrouw Lorraine Bracco) en de Red Sox, waar hij al zijn hele leven voor supportert, staan bovenaan het baseballklassement.

Keitels laatste rol is die van schimmige muziekproducer in Be Cool, het vervolg op Get Shorty. Hij danst en rapt niet alleen in de film, maar werkt ook opnieuw samen met John Travolta, zijn vroegere compagnon in Pulp Fiction. Als Keitel een vurig enthousiaste rede afsteekt over zijn liefde voor muziek – inclusief hiphop, jawel – lijkt hij niet intenser of moeilijker dan iemand anders. Maar misschien zijn die reputaties, om een woord te gebruiken waar hij wél van houdt, gewoon complete onzin.

‘BE COOL’: VANAF 16/3 IN DE BIOSCOOP

Hoe was het om opnieuw met John Travolta te werken?

Harvey Keitel: Geweldig. Ik ben een enorme John Travolta-fan – wie niet? Hij hielp me door een paar deprimerende periodes in mijn leven. Welcome Back, Kotter gaf me opnieuw kracht in een periode waarin ik het moeilijk had en Grease is een filmparel die iemand maar eens in een tijdscapsule moest steken.

Je kantoor is overladen met boeken, zie ik. Je was wellicht blij met een adaptatie van een Elmore Leonard-roman?

Keitel: Leonard is een voortreffelijke auteur, maar een jaar of vijftien geleden ben ik gestopt met romans lezen. Tegenwoordig houd ik meer van mythologieën, sprookjes en antropologische studies.

Gelukkig las je in 1965 nog vaktijdschriften, anders had je de auditieoproep voor ‘Who’s That Knocking at My Door’ van Martin Scorsese gemist.

Keitel: Dat was een van die gelukkige ontmoetingen, ja. Ik was een jonge acteur die wat aanmodderde in New York en werk zocht, maar toch kreeg ik na drie audities al die rol.

Deelden jullie later geen kamer?

Keitel: In het begin van mijn carrière woonden we inderdaad een paar maanden samen in Hollywood. Marty en ik kochten taartjes in The House of Pies, vlakbij de Hollywood Boulevard, wandelden dan terug naar het appartement en vraten alles op terwijl we naar Johnny Carson keken (de televisiekomiek die dertig jaar ‘The Tonight Show’ presenteerde op NBC, en onlangs op zijn 79e overleed; nvdr.).

En hoe leerde je Robert de Niro kennen?

Keitel: Ook heel toevallig, bij een sessie in de Actors’ Studio in New York. Een vriendin van me stond buiten te wachten met haar vriendje en Robert. Iemand zei: ‘Robert, dit is Harvey. Harvey, dit is Robert’. En toen we elkaar zagen, begonnen we onmiddellijk te lachen. We bleven maar lachen en ons hoofd schudden, omdat we iets in elkaar herkenden. We zijn er later pas achter gekomen wat dat precies was.

Een andere film met Scorsese was ‘Alice Doesn’t Live Here Anymore’, waarin je een gewelddadige versierder speelt.

Keitel: Marty is voor mij tot het uiterste moeten gaan, want de studio wou me niet. Ze geloofden niet dat ik een Midwesterner kon spelen, maar Marty gaf niet toe. Ik herinner me dat hij zei: ‘Harvey, deze keer is het jackpot, je kan hier misschien wel tienduizend dollar aan verdienen.’ Ik ging door het lint, want ik was helemaal blut toen. Maar uiteindelijk kreeg ik maar iets van een drieduizend dollar – de studio mocht me blijkbaar echt niet. (lachje)

Ellen Burstyn zei dat ze tijdens de opnames van ‘Alice… ‘ soms echt bang van je was. Heb je jezelf ooit bang gemaakt met een rol?

Keitel: Het is niet zo moeilijk om mezelf bang te maken. Ik ben voortdurend bang van mezelf. Het moeilijke is: met die angst leren omgaan.

Kort na ‘Alice’ volgde opnieuw een angstaanjagend personage, de pooier in ‘Taxi Driver’.Vroeg Scorsese je oorspronkelijk niet voor een andere rol?

Keitel: Ja, ik werd eerst gevraagd voor de rol van politieke-campagnewerker die Albert Brooks uiteindelijk speelde. Ik heb Marty zelf gevraagd of ik de pooier kon zijn. Om me in de rol in te leven, liep ik trouwens een paar weken rond met een echte, voormalige pooier. We werkten samen aan de dansscène met Jodie Foster.

Francis Ford Coppola gaf je de hoofdrol in ‘Apocalypse Now’, maar na amper twee weken werd je ontslagen en vervangen door Martin Sheen. Waarom?

Keitel: Kijk, ik was de enige op de set met een beetje militaire ervaring: drie jaar als schutter en leider van een vuurpeloton bij de Marines is toch niet niks? Toen Francis me een helm wilde laten dragen op een junglemissie vertelde ik hem vriendelijk dat mijn personage dat nooit zou doen: speciale gevechtseenheden doen altijd bandana’s om, want als je helm afvalt, maak je lawaai. Voor die ene scène gaf hij toe, maar hij wou niet luisteren naar een heleboel andere ongerijmdheden. Had hij dat wel gedaan, dan was het ongetwijfeld anders gelopen.

Hebben jullie daar nadien nog over gepraat?

Keitel: Neen, maar dat is allemaal lang geleden en intussen zijn we beste vrienden. We hebben nu allebei een pak meer levenservaring dan toen. We zijn volwassen geworden – mag ook wel, op onze leeftijd. (grijns)

Na ‘Apocalypse Now’ kreeg je minder goede rollen in bizarre eighties-films als ‘Saturn 3’ van Stanley ‘Singing in the Rain’ Donen, met Kirk Douglas.

Keitel: Het was een ervaring om met een robot te werken en daarmee bedoel ik niét Kirk Douglas – een van Amerika’s grootste schatten. Laten we het er maar gewoon op houden dat ik me niet kon terugvinden in die film.

Je werd gedubd. Geen spijt dat je zelf geen campy zinnen mocht zeggen à la ‘You have a great body, may I use it?’.

Keitel: O, dat heb ik achteraf goedgemaakt door die zin te gebruiken in het echte leven. Meer dan eens, zelfs. (lacht)

Voor je begon te acteren, verkocht je schoenen om te overleven. Heb je daar iets uit geleerd?

Keitel: Toch wel. Wat een pitch is, bijvoorbeeld. Als een schoenverkoper zei ‘Pitch, gang twee’, wou dat zeggen dat het meisje in gang twee haar benen een beetje te hoog optrok zodat je onder haar rok kon zien.

Nadien kwam je tien jaar aan de kost als juridisch stenograaf – de volstrekte tegenpool van acteerwerk, lijkt me.

Keitel: Ja, maar het heeft wel iets om in een kamer vol mensen achter een bureau te gaan zitten en helemaal niets te betekenen, vind ik. Je wordt een deel van het meubilair. Ik nam mijn stukken altijd mee naar de rechtszaal zodat ik tijdens de pauze scènes uit de acteerklas kon oefenen.

In 1988 gaf Scorsese je een hoofdrol in zijn bewerking van Nikos Kazantzaki’s roman ‘The Last Temptation of Christ’.

Keitel: Ik heb altijd al problemen gehad met de manier waarop Judas werd voorgesteld. Alsof hij Jezus had verraden voor een handvol zilverlingen. Dat kan toch niet? Er was beslist meer aan de hand. Ik heb daar altijd over gezwegen, want ik was bang dat mensen op mij zouden neerkijken. Toen ik ontdekte dat Kazantzaki er net hetzelfde over dacht, was ik opgelucht. Mijn vermoeden was geen ketterij.

Heb je ‘The Passion of The Christ’ van Mel Gibson gezien?

Keitel: Ja, en ik ben blij dat Mel zoveel discussie heeft losgeweekt. The Passion is een kans om ons te bezinnen. Het laat ons kritischer naar geloofsovertuigingen kijken.

Je voelde je, als jood die ooit een sympathieke Judas neerzette, niet beledigd?

Keitel: Er zitten natuurlijk wel een paar aanstootgevende scènes in The Passion. Maar je mag je niet blindstaren op de orthodoxie, want uiteindelijk verbergt de film nog altijd meer waarheid dan hij toont. Niet alle joden zijn zoals de joden in de film. Ik kan je bijvoorbeeld joden laten zien who would knock the shit out of those Romans.

In 1991 kreeg je een oscarnominatie voor je gangsterrol in ‘Bugsy’. Een hart onder de riem, na twee decennia in het vak?

Keitel: Goh… De makers van Bugsy zeiden me aldoor ‘Je zal genomineerd worden, je zal genomineerd worden’, terwijl ik me afvroeg waarom ze daarvan zo overtuigd waren. Het was zo’n kleine rol en ik had al zoveel andere dingen gedaan. Heel naïef, achteraf bekeken. Ik besefte niet dat het dit keer om een big budget Hollywoodfilm ging, zodat ik bijna vanzelf genomineerd zou worden. Natúúrlijk kregen ze gelijk.

Was je teleurgesteld toen Jack Palace met de oscar ging lopen voor zijn rol in ‘City Slickers’?

Keitel: Ik wilde winnen, het kon mijn box office-positie versterken. Maar ik was niet teleurgesteld dat Jack won. Verre van zelfs. Hij is mijn persoonlijke held.

Je was blijkbaar erg onder de indruk van de jonge videoklerk Quentin Tarantino. Zo hard zelfs dat je de productie van zijn ‘Reservoir Dogs’voor jouw rekening nam. Heb je hem toen ook in de regisseursstoel geholpen?

Keitel: Ik heb moeten knokken voor Quentin. Op een zeker ogenblik zou (executive producer) Monte Hellman regisseren omdat we met Quentin te weinig geld konden lospeuteren. Toen heb ik simpelweg gezegd dat ik de film niet deed zonder Quentins regie.

Laat je je zoontje van zes maanden met je ‘Reservoir Dogs’actiepop spelen? Of zijn de twee geweren net iets te gewelddadig voor hem?

Keitel: Ik had het lastig met die geweren – ik heb ook zwaar geprotesteerd – maar het argument van de dollar is blijkbaar net iets sterker dan dat van mijn innerlijke kracht. Jammer, maar helaas.

Nochtans zijn je personages bijna allemaal geweerslingerende gekken.

Keitel: Ik signeer principieel geen foto’s van mezelf met een geweer. Als je er toch eentje ziet, is het een hele oude – of een vervalste.

De gewelddadige, geperverteerde en drugverslaafde agent in Abel Ferrara’s morele parabel ‘Bad Lieutenant’ is zowat de meest memorabele rol uit je carrière. Was het moeilijk om je in zo’n figuur te verplaatsen?

Keitel: Bad Lieutenant is niet echt de meest spirituele film uit mijn carrière. Maar Abel Ferrara heeft me geraakt, ik had een heel diepe band met hem. En ik voelde me gesterkt door een paar vrienden, die Bad Lieutenant een religieuze film vonden en zeiden dat dit het beste anti-drugspamflet uit de filmgeschiedenis was.

Je bent er ook spiernaakt in te zien.

Keitel: Ik heb nog nooit een naaktscène gedaan. Nog nooit.

Komaan, naast ‘Bad Lieutenant’ ben je ook frontaal naakt te zien in ‘The Piano’ en ‘Ulysses’ Gaze’.

Keitel: Een acteur doet geen naaktscènes. Een acteur speelt een gebeurtenis en vertelt een verhaal.

Oké, maar miljoenen mensen zien wel jouw penis in dat verhaal.

Keitel: Het gaat niet over naaktheid, maar over openbaren. Iedereen die het met mij over naaktscènes wil hebben, kan het mooi vergeten. Ik vind ze niet relevant. Mijn collega’s zouden net hetzelfde doen, ik ben geen uitzondering. Ik had toevallig een rol waarin ik op een bepaald moment naakt moest zijn. Punt.

Wat denk je van acteurs die moeten bijkomen of afvallen voor een rol? Is dat niet overroepen?

Keitel: Absoluut. Het is onzin. Voor mensen die het vak kennen, is het er gewoon een onderdeel van.

Je zei ooit dat je niet gelukkig bent met het woord ‘acteur’.

Keitel: Het is niet zozeer het woord zelf, maar de manier waarop sommige mensen het woord gebruiken: ze categoriseren acteurs in termen van beroemdheid of een sterrenstatus, maar daar geef ik geen bal om. Ik vind dat acteurs een serieuze, belangrijke functie in de cultuur hebben. A propos: wist je dat acteurs in het oude Engeland niet mochten stemmen, en geen land mochten bezitten?

Tegenwoordig wordt het beroep stevig gedomineerd door box office-resultaten.

Keitel: Je kassawaarde bepaalt vandaag de variatie van de rollen die je aangeboden worden. Je krijgt geen rol omdat je er leuk uitziet of omdat je talent hebt, je krijgt een rol omdat je mensen tickets laat kopen. Heel frustrerend, maar zo staan de zaken er nu eenmaal voor.

Het werkt typecasting in de hand.

Keitel: Inderdaad. Toen we in Cannes een rondetafel deden voor The Piano, vroeg een journalist mij hoe het voelde om voor de allereerste keer een romantische rol te spelen. Hij viel achterover toen ik zei dat ik op de acteur-school al ontelbare keren een romantisch personage had neergezet.

Jane Campion, de regisseur van ‘The Piano’, is iemand die je bewondert. Je noemde haar ‘mystiek’ en ‘een godin’.

Keitel: Yeah, en soms noemde ik haar gewoon ‘bitch’. (lacht) Elke godin heeft bitchy trekjes, toch?

Je tegenspeelster Holly Hunter heeft ook iets van een godin.

Keitel: Een fragiel halfdoof meisje, maar een buitengewone pianiste en actrice – zelden iemand gezien met zoveel levenskracht. Zij en Jodie Foster zijn rolmodellen voor mijn dochter.

Na ‘The Piano’ werd je plots een sekssymbool. ‘Empire Magazine’ zette je in de top-honderd van sexy acteurs.

Keitel: Wat wil je dat ik daarop zeg? Johnny Depp, eat your heart out of zo?

Volgens hardnekkige geruchten werd je in Stanley Kubricks ‘Eyes Wide Shut’ vervangen door Sydney Pollack omdat je een incident zou hebben veroorzaakt in een seksscène met Nicole Kidman.

Keitel: Onzin, absolute onzin. Kubrick liet de film stilleggen, ze wilden dat ik maanden aan een stuk zou wachten tot hij verder kon, zonder dat ik uitbetaald werd. Dat kon ik niet. En het ergste was dat ik niet alleen vervangen werd door Sydney – wat een belediging – maar bovendien door toedoen van een regisseur.

Je werkte meerdere keren met dezelfde regisseurs…

Keitel: Omdat Hollywood mij ‘moeilijk’ vindt en ik dus geen andere keuze heb. (Ironisch) Maar hey: daarom vragen dezelfde regisseurs me natuurlijk ook terug. Niets spannender dan een moeilijk project doen met een verschrikkelijk moeilijke mens.

Je stoort je aan die reputatie.

Keitel: Ik heb geen problemen met mijn reputatie. Ik zeg altijd ‘Hier is de lijst van mensen waar ik mee werkte. En met wie heb jij al gewerkt?’ Ik hou gewoon niet van roddels en geruchten, ik associeer ze met de moord in de Talmud. Het is een compleet raadsel waarom sommige collega’s meedraaien in die roddelmachine. Al moet ik daar eerlijkheidshalve aan toevoegen dat ik me dikwijls te barsten lach met roddelbladen, especially when I’m taking a shit.

© Premiere/Vertaling: Bram Van Moorhem

Filmografie: Harvey Keitel

1968: Who’s That Knocking At my Door?

1973: Mean Streets

1974: Alice Doesn’t Live Here Anymore

1976: Taxi Driver

1976: Buffalo Bill And The Indians

1977: Welcome To L.A.

1977: The Duellists

1978: Fingers

1978: Blue Collar

1980: Death Watch

1982: La Nuit De Varennes

1982: The Border

1988: The Last Temptation of Christ

1990: The Two Jakes

1991: Thelma & Louise

1991: Bugsy

1992: Sister Act

1992: Reservoir Dogs

1992: Bad Lieutenant

1993: The Piano

1994: Pulp Fiction

1995: Smoke

1995: Clockers

1995: Ulysses’ Gaze

1996: From Dusk Till Dawn

1997: Copland

1999: Three Seasons

1999: Holy Smoke!

2000: U-571

2001: Taking Sides

2002: Red Dragon

2004: National Treasure

2005: Be Cool

Jason Matloff

‘Ik ben vaak bang van mijn eigen personages, maar dat is niet erg. Het ergste is: met die angst leren omgaan.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content