Ze passen bij elkaar. Niet alleen Bram Vanparys en Gertjan Van Hellemont zelf, maar ook de franjeloze, oprechte platen die ze hebben gemaakt, respectievelijk als The Bony King of Nowhere en Douglas Firs. Een dubbelgesprek met twee jonge singer-songwriters die samen gaan toeren. ‘Eigenlijk heb jij ook wel een paar mooie liedjes.’ ‘Och, ik vind het niet erg om die van jou te spelen.’
Gertjan Van Hellemont (25) is sinds twee jaar de vaste gitarist in de groep rond de Bony King. Tenminste: als die niet besluit geheel alleen in het Ardense gehucht Mirwart een derde plaat op te nemen, zoals het pas verschenen The Bony King of Nowhere. Van zijn kant leverde Bram Vanparys (26) heel wat achtergrondzang op het even recente Shimmer & Glow, de bijna net zo fijne eersteling van Douglas Firs. Dat de jongemannen band- én bondgenoten zijn, wordt al snel duidelijk. ‘Dus je komt mee vanavond? Gewoon voor een tweede gitaarlijntje. Je moet subiet in de auto maar eens naar het liedje luisteren.’ Na het interview rijden ze met z’n tweeën nog naar Amsterdam voor De wereld draait door. Matthijs van Nieuwkerk en co. blijken Rain Falls Down on Mirwart geweldig te vinden: een mooie, uitgepuurde song op Vanparys’ mooie, uitgepuurde nieuwe plaat. ‘Ze hadden me jaren geleden al eens gevraagd. Toen heb ik geweigerd. Dat is me niet in dank afgenomen. Mijn grote probleem is dat je daar maar een minuut van een liedje mag spelen. Uiteindelijk ben ik dan toch gezwicht. Tja. Ik heb mijn droevig moment daarover al gehad. Soms moet je iets doen dat tegen je principes ingaat. Als je tenminste geen eikel wilt zijn tegenover de mensen die werk voor je verzetten.’
Je zou verwachten dat jullie wegen nu wel zullen scheiden. Bram heeft zijn plaat in zijn eentje opgenomen, Gertjan heeft er zelf één te promoten.
BRAM VANPARYS: Neen, want Gertjan gaat vanavond blijkbaar mee. Maar eigenlijk hebben we daar nooit echt over nagedacht. Ik denk niet dat wat we doen zwaar uit elkaar zal lopen of zo. Want in se zijn we op exact dezelfde manier met muziek bezig: gewoon liedjes maken en die op een zo mooi mogelijke manier proberen te spelen.
Dus ik mag blijven schrijven: ‘Gertjan Van Hellemont van Douglas Firs, tevens gitarist bij The Bony King of Nowhere’.
VANPARYS: Ja toch, Gertjan?
GERTJAN VAN HELLEMONT: Voor mij is ’t goe. (lacht)
Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
VAN HELLEMONT: De coole versie is dat Bram mij eerder al eens een Beatlesnummer had horen zingen, en hij toen dacht: ‘Ik ga die kerel eens bellen.’
VANPARYS: Ja, dat is mij altijd bijgebleven. Aangezien het op een langzame manier mis was beginnen te lopen met de vorige gitarist, zat ik al lang te denken dat ik misschien die Gertjan eens moest vragen. Hij speelde goed lapsteel en gitaar. En ik had hem eens Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band horen zingen.
VAN HELLEMONT: Ik herinner me onze eerste repetitie nog goed: er vloog een wesp in een spinnenweb. (lacht)
VANPARIJS: Ik weet niet of dat wel nuttige informatie is. Maar inderdaad: die spin viel die wesp op een zodanig indrukwekkende manier aan dat Gertjan volledig aan de grond genageld stond. We hadden nog geen noot gespeeld, maar ik dacht meteen: ‘Die kerel is oké.’ (gelach)
Schreef je toen al eigen nummers, Gertjan?
VAN HELLEMONT: Ja. Dat deed ik al lang, hoor. Ik heb een nogal traditioneel parcours gevolgd, met muziekschool en zo. Vanaf het moment dat ik mijn eerste akkoorden kon, op mijn elfde ongeveer, begon ik liedjes te maken. In het Nederlands, vooral omdat ik tegelijk wilde kunnen zingen en gitaar spelen. Mijn vader is muziekleraar, dus waarschijnlijk was het nooit een optie géén muziekles te volgen. Die eerste nummers klinken ronduit gênant nu.
Wanneer vond je je liedjes wél goed genoeg?
VAN HELLEMONT: Het hing er maar van af waarvoor ze moesten dienen. In het middelbaar dacht ik dat ze goed genoeg waren om eens in het jeugdhuis te kunnen optreden. Dan evolueert dat naar: om die of die bij de band te vragen. Tot je aan een plaat begint te denken. Dan duurt het toch nog even voor alles klopt. Er zijn de praktische dingen: muzikanten, geld. Ik wilde het ook romantisch aanpakken, met een hechte band in een goeie studio. Voor heel persoonlijke nummers zoals de mijne kun je niet zomaar partijen uitdelen aan sessiemuzikanten. Je moet een band hebben met de mensen in je groep. Zoals met mijn broer Sem, die in Douglas Firs piano speelt.
Laten jullie soms work in progress aan elkaar horen?
VANPARYS: Niet echt. (tot Gertjan) Ik weet niet hoe het bij jou zit, maar ik schrijf altijd supersnel. Een nummer is bij mij in een halfuur af. Geen tijd dus om andermans mening te vragen. Nummers schrijven is iets wat mij overkomt. Op de meest onverwachte momenten kun je op je gitaar bezig zijn en plotseling is er wat. Terwijl ik op een berg in Italië sta, bijvoorbeeld. Of zelfs zonder gitaar: Rain Falls Down on Mirwart is geschreven terwijl ik moest schuilen voor een stortbui die boven het bos was losgebarsten. Terwijl ik alleen maar balpen en papier bij me had.
Is een week zonder valabel idee een verloren week?
VANPARYS: Zo voelt het soms wel aan, ja. Als ik een bepaalde tijd niks schrijf, word ik vree zenuwachtig. Niet dat ik aan mezelf begin te twijfelen, maar het creëert onrust.
VAN HELLEMONT: Het gevoel hebben dat je met niets bezig bent, is niet tof. Voor mij is het nu wat druk met de release van de plaat. Ik werk ook als technicus voor Radio 1. Het zou fijn zijn om minstens één dag in de week vrij te hebben om met muziek bezig te zijn. Want ik kan niet aan een nummer werken als ik weet dat ik om vier uur ’s middags ergens naartoe moet.
VANPARYS: Dat heb ik ook lange tijd gehad. Op een gegeven moment was ik dat zo beu dat ik besloten had om te stoppen met nummers te schrijven. Om niets meer te plannen, en het me allemaal te laten overkomen. Meestal schrijf ik veel nummers in drukke periodes.
Across the River, Night of Longing en Travelling Man heb ik in één week tijd geschreven. Travelling Man zelfs ’s morgens, toen ik nog een kwartier had voor ik de trein moest halen.
VAN HELLEMONT: Ah, zo deed ik dat ook in het vijfde leerjaar: elke morgen, voor school, schreef ik een nummer. ’s avonds speelde ik dat voor mijn ouders. Mijn pa was altijd veel te eerlijk in zijn commentaar, hij hield geen rekening met het feit dat ik nog maar elf was. ‘Volhouden jongen, het komt wel.’ (lacht)
Gertjan heeft net zijn debuut uit, Bram zit aan plaat drie. Op schema?
VANPARYS: Neen, natuurlijk niet: ik zit extreem áchter, want ik ben pas op mijn zeventiende begonnen met muziek. Veel te laat. Ik heb mijn
tienerjaren verspild. Op die leeftijd heb je waanzinnig veel tijd, die je helemaal kunt besteden aan de ontwikkeling van jezelf als artiest of wat dan ook. Een van mijn grootste voorbeelden is Arthur Rimbaud. Als je ziet dat hij al zijn goeie werken heeft geschreven toen hij vijftien, zestien was… Niet opletten in de les en ondertussen de geniaalste poëzie verzinnen die later Jim Morrison en Bob Dylan zou beïnvloeden. Rimbaud begreep dat hij iets moest doen met die zee van tijd. Ik heb het nu pas door. Ik had beter gespijbeld om thuis liedjes te schrijven, in plaats van met vrienden rond te hangen.
VAN HELLEMONT: Ik zit nog veel verder achter: nog maar één plaat uit. Ik vermoed dat ik er nogal veel druk op heb gelegd. Dat het allemaal perfect moest zijn. Jonathan Vandenbroeck (alias Milow, nvdr.) leek een tijdlang de man die mijn plaat zou uitbrengen. Hij vond het belangrijk om te wachten tot de tijd rijp was. Ik snap eigenlijk nog altijd niet waarom.
VANPARYS: Op zijn zesentwintigste, mijn leeftijd, had Bob Dylan net Blonde on Blonde klaar en zat hij met The Band The Basement Tapes op te nemen. Ach, het is een ziekte om jezelf constant met hem te vergelijken. Ik kan daar eigenlijk niet al te goed mee om. Maar Neil Young ook niet, las ik in zijn biografie. Voortdurend was het van Dylan dit en Dylan dat.
Gertjan, jij namecheckt Dylan zelfs op je plaat. Even de maat der dingen duiden?
VAN HELLEMONT: Neenee. Het was nu eenmaal zoals ik zing: het meisje in die song was wel degelijk ook fan, en dat was een beetje pijnlijk. Misschien was het stom om Dylan te noemen. Maar ik kon het ook niet vervangen want dan klopte het liedje niet meer.
VANPARYS: Och, Dylan namecheckt zelf constant: presidenten, dichters.
VAN HELLEMONT: Alicia Keys, zelfs.
VANPARYS: Die Basement Tapes inspireren mij toch enorm. Samen met The Band schudde Dylan daar wat nummers uit zijn mouw, en ze bleven maar vallen, zonder dat zelfs de intentie bestond om een plaat te maken. En dan komen sommige van de allergrootste Dylannummers, zoals I Shall Be Released, uit die sessie!
VAN HELLEMONT: Hij moest natuurlijk zijn vrienden niet constant onderhouden op het internet.
VANPARYS: Ja, het is een feit dat Facebook veel tijd rooft van de hedendaagse mens.
VAN HELLEMONT: Toen kon je nog met z’n zessen als vrienden een tijdlang in een huis gaan samenwonen om alleen maar met muziek bezig te zijn. Opstaan, ontbijten en muziek maken. Fantastisch.
Bram, jij werkt met een zekere regelmaat op een biologische boerderij.
VANPARYS: Ik zit in een belachelijke luxesituatie: ik móét daar helemaal niet gaan werken. Maar ik doe het omdat ik er zwaar van overtuigd ben dat lichaam en geest onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dat is trouwens al genoeg bewezen.
Als ik een hele dag stilzit in de zetel, verzeilt mijn geest ook in een soort slaaptoestand. Dan met een gitaar in je handen zitten leidt tot niets. Ik moet in beweging zijn. Reizen inspireert mij enorm. Maar ook op het land werken. Prei planten, dat is bijna mediteren. Omdat het iets superelementairs is. Op het land heb je totaal geen tijdsbesef. Soms weet je zelfs niet in welke eeuw je zit, als je je kleren even wegdenkt en alleen naar de grond kijkt. Dat vind ik cool. Het simpele leven, dat heb ik nodig.
Afgelopen voorjaar ben je in je eentje naar Italië gereden om er drie weken lang met je gitaar rond te reizen. Vertel eens?
VANPARYS: Ik wist op voorhand dat me dat carrièregewijs niets ging opleveren. Maar in se interesseert mijn carrière me niet zoveel. Want persoonlijk heb ik er wel enorm veel aan gehad. Ik heb er veel inspiratie opgedaan, veel geschreven vooral, niet meteen muziek maar stukjes proza. Daar midden in Italië rijden en weten dat je die avond maar voor vijftig man zult spelen, weten: ‘Dit is wat ik doe, spelen en er mijn brood mee betalen’, dat maakt mij gelukkig.
Die foto op de achterkant van je nieuwe plaat zegt alles: een tafel, boeken, schriften, en een openstaand raam met zicht op een wijngaard.
VANPARYS: Daarom heb ik die foto ook genomen. Ik wist dat ik me dat moment voor altijd wilde herinneren. Ik had naar de mooist mogelijke plek gezocht in heel Toscane, een wijnkasteel. Daar ben ik twee dagen lang neergestreken. Verwarming was er niet, alleen een open haard.’s Avonds zat ik te eten, helemaal alleen, en hadden ze speciaal voor mij die haard aangestoken. En ondertussen Rimbaud lezen en wijn drinken. Ik weet nog dat ik dacht: shit man, mijn leven is gewoon perfect. (gelach)
Jullie zijn ook al enkele keren met z’n tweeën op zwier gegaan, door Duitsland en Zwitserland.
VANPARYS: Op zulke momenten laten we ons dingen overkomen. Dan kom je ergens terecht, bij mensen thuis of zo, en zie je pas echt hoe mooi de avond daar is.
VAN HELLEMONT: Met vijf onderweg is toch anders. Iemand is moe, en elke beslissing neem je samen. Alleen of met z’n tweeën moet je nooit nadenken. Alles gebeurt. You go with the flow.
Speelden jullie ook nummers van Gertjan?
VAN HELLEMONT: Neen, het was een Bony King-toer, samen met Two Gallants.
VANPARYS: Achteraf bekeken is het stom dat we ook niet wat nummers van jou hebben gespeeld. Want je hebt er toch ook een paar mooie. (gelach)
VAN HELLEMONT: Ach, ik vind het niet erg om die van jou te spelen. (lacht)
THE BONY KING OF NOWHERE + DOUGLAS FIRS
Vanaf 15/11 samen op theatertournee. The Bony King of Nowhere is uit bij PIAS, Shimmer & Glow bij Gentle Recordings.
DOOR KURT BLONDEEL – FOTO’S KOEN KEPPENS
BRAM VANPARIJS – ‘IK SCHRIJF VEEL ALS HET DRUK IS, TRAVELLING MAN TOEN IK EEN KWARTIER HAD OM DE TREIN TE HALEN.’
GERTJAN VAN HELLEMONT – ‘IK DEED DAT IN HET VIJFDE LEERJAAR: ELKE MORGEN VOOR SCHOOL SCHREEF IK EEN NUMMER.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier