‘DODEN VOOR EEN IDEAAL OF UIT PATRIOTTISME, DAT IS TOCH WEER HELEMAAL VAN DEZE TIJD’

PIERRE NINEY en PAULA BEER in FRANTZ: bij het graf van haar gesneuvelde lief ziet Anna plots een mysterieuze jonge Fransman opduiken.

Normaal choqueert François Ozon met pakweg zijn dubbelzinnige kijk op seksualiteit, of door Charlotte Rampling op haar 57e nog eens volledig naakt te laten gaan. Met Frantz doet hij het door een sympathieke dode Duitser ten tijde van Wereldoorlog I de titelrol te geven. ‘Het enige wat ik moet, is mezelf plezieren.’

Volgens het KMI is pijn aan de ogen de meest voorkomende klacht bij verhoogde ozonconcentraties in de lucht. Over verhoogde Ozon-concentraties in de bioscoop heeft het Koninklijk Meteorologisch Instituut nog nooit uitspraken gedaan. De films van de uiterst productieve Franse regisseur, die zich sinds zijn langspeeldebuut Sitcom (1998) van enfant terrible tot een 48-jarige adulte terrible heeft ontpopt, doen dan ook zelden pijn aan de ogen. Al zijn tranen nooit helemaal uitgesloten. Probeer het maar eens droog te houden bij Ozons verhalen over het verlies van een geliefde (Sous le sable, 2000), de geleidelijke desintegratie van een huwelijk (5×2, 2004) of de onverwachte troost bij een ongeneeslijke ziekte (Le temps qui reste, 2005). Geen menselijke emotie is François Ozon vreemd en de half in de filmzalen van de Cinémathèque Française opgegroeide regisseur brengt die emoties doorgaans in beeld in films die tegendraads flirten met klassieke genres terwijl ze stilistisch hulde brengen aan honderd jaar filmgeschiedenis. Dat Ozon en passant Fanny Ardant en Catherine Deneuve al eens passioneel liet zoenen, in zijn komische misdaad-muziekfilm 8 femmes (2002), of Charlotte Rampling al eens in haar blootje zette, in zijn zinderende thriller Swimming Pool (2003), heeft hem bij het Franse publiek even geliefd gemaakt als bij de critici.

Maar wie zou vergeten dat Ozon zijn carrière begon met taboedoorbrekende en seksueel provocatieve films als de psychothriller Les amants criminels (1999) en de Fassbinder-adaptatie Gouttes d’eau sur pierres brûlantes (2000)wordt er bij het betreden van zijn chique werkplek in het 2e arrondissement van Parijs meteen weer aan herinnerd. Aan de muren hangen homo-erotische foto’s in contrastrijk zwart-wit, Japanse posters van zijn vroegere films en vreemde kunstwerken met multiculturele opblaaspoppen in plexiglazen kisten. En ergens tussen de designmeubelen staat het witte kruis dat in Frantz het soldatengraf van de gelijknamige titelfiguur siert.

Franz is de alom aanwezige afwezige in Ozons eigenzinnige bewerking van Maurice Rostands pacifistisch theaterstuk L’homme que j’ai tué, in 1931 al eens door Ernst Lubitsch verfilmd als Broken Lullaby. Met het WO I-liefdesverhaal over een Duits meisje dat vlak na de oorlog bij het graf van haar geliefde plots een mysterieuze jonge Fransman ziet opduiken, geeft Ozon de term ‘melodrama’ opnieuw een goeie naam. Hij houdt de traditie van uitstekende oorlogsfilms als Lewis Milestones All Quiet on the Western Front (1930), Jean Renoirs La grande illusion (1937) en Stanley Kubricks Paths of Glory (1957) stevig in het achterhoofd, doet er een scheut Caspar David Friedrich – de grote romantische landschapsschilder – bij en zet zijn verfijnde gevoel voor stijl en uitgebalanceerde emotionaliteit in om subtiel maar openlijk te pleiten voor meer wederzijds begrip tussen mensen en tussen naties.

Frantz speelt zich vlak na de Eerste Wereldoorlog af, in een verdeeld Europa. Honderd jaar later is Europa opnieuw, of nog steeds, verdeeld. Wilde je de film daarom nu maken?

FRANÇOIS OZON: Mijn producenten waren sceptisch. Ze dachten dat niemand geïnteresseerd zou zijn in een verhaal over de periode vlak na WO I, maar ik zag meteen de link met wat er vandaag aan de hand is in Europa. Kijk maar naar het nationalisme dat opnieuw in elk land de kop opsteekt. De film gaat ook over wat het betekent mensen te doden voor een ideaal of uit patriottisme. Ik heb het gevoel dat we daar, met jihadisten die zonder enig schuldbesef lijken te moorden, middenin zitten.

Je woont en werkt in Parijs. Heb je, zoals jullie president beweert, het gevoel dat Frankrijk in staat van oorlog is?

OZON: Ik zou niet zeggen dat Frankrijk in oorlog is, maar Frankrijk is wel gedestabiliseerd.

En hebben filmmakers, ook wanneer hun films over het verleden gaan, de plicht om het daarover te hebben?

OZON: Nee, de enige plicht die een filmmaker of kunstenaar heeft, is zichzelf te plezieren. Maar ondertussen moet je je publiek wel aansporen om anders naar de realiteit te kijken.

Als je het zo zegt, klinkt het heel eenvoudig.

OZON: Je moet het niet doen door belerend te zijn of met een expliciet politieke boodschap, maar gewoon door de context te veranderen. In Frantz zit een scène waarin een heel café plots de Marseillaise begint te zingen. Welnu, in Frankrijk heeft extreemrechts heel lang een soort monopolie gehad op het Franse volkslied. Tot de aanslagen op Charlie Hebdo en de Bataclan. Toen begon plots iedereen het volkslied te zingen en viel die nationalistische context weg. Maar wanneer in mijn film de Marseillaise gezongen wordt, dan wil ik dat een Franse toeschouwer dat ervaart door de ogen van het Duitse hoofdpersonage, zodat hij begrijpt wat het voor een buitenstaander betekent om die toch niet zo heel erg pacifistische tekst te moeten aanhoren. Als een toeschouwer de bioscoop daardoor verlaat met een humanistischer visie op de wereld, dan is dat mooi meegenomen. Maar het is niet mijn plícht om daarvoor te zorgen.

En jezelf als filmmaker plezieren, voor jou betekent dat uitgebreid refereren aan de filmgeschiedenis en de schilderkunst, in zwart-wit filmen en op pellicule draaien?

OZON: Ik wilde absoluut op pellicule draaien omdat ik het een beetje gênant vind om een historische film digitaal te filmen. Dat ziet er toch altijd een beetje nep uit. Om dezelfde reden wilde ik in zwart-wit filmen. Ons collectieve geheugen over die periode is zwart-wit. Er bestaan wel kleurenfoto’s uit de jaren 1910 maar het is bijna choquerend om daarop plots een vrouw met een rode rok en een blauwe pull te zien. Dat komt omdat we die jaren alleen maar in zwart-wit kennen.

Maar omdat er geen zwart-witfilm meer is hebben we kleurfilm gebruikt die we dan in postproductie hebben omgezet. Heel raar is dat. Alles wat ik achter de camera zag, was in kleur, maar wanneer ik daarna op een schermpje naar het resultaat in zwart-wit keek, leken heel gewone shots plots scènes uit een film van Bergman of Dreyer.

Juist, ja. Die verwijzingen zijn vast geheel toevallig. En de referenties aan Hitchcock en Fassbinder in je vorige films zijn ook zeker gewoon per ongeluk uit je camera gerold?

OZON: Oké, ik kan natuurlijk niet zomaar abstractie maken van wat voor mij al gedaan is. Toen ik als filmmaker begon, werden er al meer dan honderd jaar lang films gemaakt. En omdat ik zelf cinefiel ben heb ik er ook heel wat gezien. Er zijn dus zeker invloeden, maar vaak zijn die bijna onbewust.

Zie je die cinefiele traditie van jouw generatie ook terug bij jongeren?

OZON: Het is niet dezelfde soort cinefilie. Wij zagen alles nog in filmmusea of in de bioscoop. Nu kun je alles downloaden op je computer. Er is veel meer beschikbaar maar daardoor moet je er ook niet echt meer naar op zoek. Ik vraag me af of jongere cinefielen nog zin hebben om naar een film van Friedrich Wilhelm Murnau, Fritz Lang of Ernst Lubitsch te gaan kijken. En ik heb het gevoel dat ze televisieseries meer waarderen dan films.

En dat vind je een groot probleem?

OZON: Visueel zijn series vaak teleurstellend. Het probleem is dat er maar heel weinig mise-en-scène aan te pas komt. Televisieseries zijn toch vooral producten van scenaristen en zij rekken de zaken vaak veel te lang. Ik zal wel eens een seizoen kijken, maar zodra het er vier of vijf zijn haak ik af. Hoeveel verhalen hebben echt zo veel afleveringen nodig? Ik blijf film verkiezen omdat de gemiddelde lengte van een speelfilm een bepaalde concentratie vereist en daardoor een sterkere impact heeft. Bij series verwatert die impact door de repetitiviteit. Tv-scenaristen gaan op zoek naar almaar weer hetzelfde orgasme tot je er impotent van wordt.

Dat ziet er dan niet best uit voor je toekomstige publiek. Is het de laatste twintig jaar gemakkelijker of moeilijker geworden om films te maken?

OZON: Dat hangt ervan af voor wie. Ik heb het geluk dat ik een behoorlijk gevestigde waarde ben omdat ik al een paar succesvolle films gemaakt heb. En in Frankrijk zijn we sowieso gezegend: het is niet zo moeilijk om hier een eerste film te maken. Er is financiële steun en met de opkomst van digitale camera’s is alles iets goedkoper geworden. Het probleem is die twééde film gemaakt krijgen. Zeker als de eerste geen kritisch succes was en het slecht deed aan de kassa. En alles wat geen komedie of blockbuster is, krijgt het sowieso moeilijk. Ach, weet je, de Franse film heeft altijd in crisis verkeerd.

Als de Franse cinema al in crisis verkeert, dan moet je eens naar België komen. Jij kunt hier nog teren op een filmcultuur die bij ons vrijwel onbestaande is.

OZON: Het zijn trouwens de Fransen die de Europese cinema grotendeels financieren. De Dardennes bijvoorbeeld werken vooral met Frans geld. Dus ja, we zijn een cinefiel land, maar we beginnen wel meer en meer te lijken op die ene moedig weerstand biedende nederzetting uit Asterix. En de Romeinen, dat zijn de Amerikanen. En wat willen zij? Dat cinema een product wordt als een ander, een industrie. Gelukkig bestaan er in Frankrijk beschermingsmaatregelen voor de filmsector want anders zouden we het nog veel moeilijker hebben.

Wat zou je doen als je geen films meer zou kunnen maken?

OZON: (gedecideerd) Dan zou ik psychoanalyticus worden!

Ozontherapie!

FRANTZ

Vanaf 7/9 in de bioscoop

door Sam De Wilde

‘Tv-scenaristen gaan op zoek naar almaar weer hetzelfde orgasme tot je er impotent van wordt. Ik zal wel eens een seizoen van een serie bekijken, maar zodra het er vier of vijf worden, haak ik af.’ François Ozon

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content