Zijn woorden machtiger dan wapens? En: zijn kunst en cultuur de moeite waard om voor te vechten? Neues Deutsches Kino-veteraan Volker Schlöndorff vraagt het zich af in Diplomatie, een verbaal duel op het scherpst van de snee aan de vooravond van de bevrijding van Parijs. ‘Cultuur is niet nationalistisch. Het zijn naties die met elkaar in conflict treden, geen culturen.’

De nacht van 24 op 25 augustus 1944. Het lot van bezet Parijs ligt in de handen van de Duitse generaal Dietrich von Choltitz (vertolkt door Niels Arestrup), een gelooid militair uit een oud, Pruisisch adelgeslacht. Die heeft van Hitler namelijk de opdracht gekregen om de Lichtstad tot de laatste man te verdedigen en de Parijse bruggen en monumenten richting Elysische velden te knallen vooraleer die weer in handen van het Franse verzet en de geallieerden vallen. De vernietiging van Parijs en haar culturele patrimonium lijkt dan ook onafwendbaar, net als het verlies van duizenden mensenlevens. Tenminste, tot de Zweedse diplomaat Raoul Nordling (André Dussolier) plots opduikt in Von Choltitz’ hoofdkwartier in het luxueuze Hotel Maurice, hem met allerlei morele en praktische vragen begint te bestoken, en hem zodoende dwingt om vraagtekens te plaatsen bij Hitlers waanzinnige bevel.

Of Von Choltitz uiteindelijk overstag gaat, weet je natuurlijk op voorhand, maar zelfs al staan de Eiffeltoren, het Louvre en de Notre-Dame bijna zeventig jaar na datum nog altijd fier overeind, toch doet Diplomatie door zijn scherpe dialogen, beklemmende sfeertje en nog altijd actuele problematiek je 85 minuten lang de historische uitkomst vergeten en volledig opgaan in het spannende, verbale duel tussen beide mannen. In de regiestoel zit dan ook een ervaren rot die wéét hoe je literatuur – in dit geval het gelijknamige toneelstuk van Cyril Gély – naar het doek moet vertalen. Met name: Volker Schlöndorff, de 74-jarige Neues Deutsches Kino-veteraan die ook al Heinrich Böll (Die verlorene Ehre der Katharina Blum, 1975), Günter Grass (Die Blechtrommel, 1979) en Marcel Proust (Un amour de Swann, 1984) op doek adapteerde.

‘Het is pure fictie’, schiet de voormalige Gouden Palm- en Oscarwinnaar alle speculatie over de historische juistheid van Diplomatie meteen aan flarden. ‘Het is drama. Géén docudrama. Nordling en Von Choltitz zijn natuurlijk historische figuren en Parijs dreigde effectief te worden opgeblazen, maar in werkelijkheid hebben beide mannen elkaar amper drie à vier keer ontmoet en hebben meerdere mensen op Von Choltitz ingepraat. Wat het laatste betreft, heeft de toenmalige burgemeester van Parijs zeker zoveel verdienste als Nordling. Een nachtelijk duel tussen de twee heeft nooit plaatsgevonden. Ik heb de autobiografieën van Nordling en Von Choltitz gelezen, maar die waren weinig interessant want volledig self serving.’

Na de oorlog werd Von Choltitz door sommigen tot ‘de redder van Parijs’ gedoopt, maar velen twijfelen aan zijn verdiensten.

VOLKER SCHLÖNDORFF: En terecht. Voor hij gouverneur van Parijs werd, heeft hij op de Krim meegewerkt aan de uitroeiing van de Joden, wat hij later heeft ontkend. Dat zat niet in het stuk, maar heb ik eraan toegevoegd. Verder wilde ik wel niet gaan; het is geen biopic. In zijn autobiografie schreef Von Choltitz ook dat hij Hitlers bevel om Parijs te vernietigen gestoord vond en zelfs nooit overwogen heeft om het uit te voeren. Ik geloof dat niet. Volgens mij wilde hij zichzelf rechtvaardigen ten aanzien van de geschiedenis. Er zijn wel degelijk bommen onder bruggen en monumenten geplaatst. Bovendien beschikte hij niet over de middelen om Hitlers bevel volledig uit te voeren. Zichzelf op de borst kloppen en zeggen dat hij Hitler heeft getrotseerd en Parijs gered, het is op zijn minst schromelijk overdreven.

Was je er meteen van overtuigd dat er in het toneelstuk van Cyril Gély ook een goede film zat?

SCHLÖNDORFF: Helemaal niet. Ik had grote twijfels. Het onderwerp was formidabel, maar ik zag er hooguit een tv-film in. Ik zei tegen mijn producenten: ‘Als jullie willen dat ik het verfilm, dan ben ik jullie man, maar ik weet niet wat het zal geven.’ Zelfs tijdens en na de opnames bleef ik sceptisch. Toen ik de eerste, ruwe montage zag, zei ik hen: ‘Voilà, het bewijs dat het niet werkt, dat het geen cinema is.’ Zo zie je maar dat zelfs een oude man zich kan vergissen, want tot mijn grote opluchting zijn de reacties op de film verbazend positief. Wellicht zorgde mijn scepsis ervoor dat ik zo streng was. Soms kun je té sterk in een verhaal geloven, zodat je vergeet kritisch naar je werk te kijken.

In essentie is Diplomatie een huis clos met twee personages in één ruimte. Hoe heb je het concreet aangepakt?

SCHLÖNDORFF: De producenten zeiden: ‘Doe met het stuk wat je wilt.’ Ik kreeg alle ruimte om het open te trekken en er buitenscènes aan toe te voegen. Dat heb ik ook gedaan. Maar ik had snel door dat alles stond of viel met de acteurs. Veel van de actiescènes heb ik er daarom weer uitgeknipt. De film is tachtig procent Gély en twintig procent Schlöndorff.

Je hoofdrolspelers, Niels Arestrup en André Dussolier, kenden de tekst vanbinnen en vanbuiten aangezien ze het stuk al driehonderd keer hadden opgevoerd in het theater.

SCHLÖNDORFF: Klopt, maar dat was ook een gevaar en daarom was ik extra streng voor hen. Ik heb regelmatig moeten zeggen: ‘Geen virtuositeit! Geen acteertrucjes!’ Ik wilde niet dat er routine in hun spel sloop. Die is moordend voor cinema. Cinema verdraagt geen reproductie of routine. Ze eist originaliteit en de waarheid van het moment. Daarom heb ik wat dialogen veranderd om hen alert te houden. Om dezelfde reden hield ik de takes ook kort. Er zitten al zoveel woorden in een toneeladaptatie; dan moet je niet afkomen met minutenlange shots van eindeloze monologen. Vooral Niels Arestrup was totaal opgezogen door zijn personage. Toen hij over Hitler sprak, las je echte emoties in zijn gezicht. Geen enkele Duitse acteur zou het aangedurfd hebben om zich op zo’n ongeremde manier te identificeren met een nazi.

In 1966 draaide René Clement al een film over de bevrijding van Parijs: Paris brûle-t-il? Kende je de historische achtergrond goed?

SCHLÖNDORFF: Ik kende die slechts vaag. Ik wist dat er een Duitse generaal was die Parijs niet heeft doen branden, zoals we allemaal kunnen vaststellen. Maar wat me echt intrigeerde, was de vraag: wat als Parijs wél was verwoest, zoals Warschau bijvoorbeeld? Dan hadden we geen De Gaulle en geen Adenauer gehad. Dan zou een verzoening tussen Frankrijk en Duitsland niet mogelijk zijn geweest en was er wellicht zelfs geen Europese Unie gekomen. Het zou ook betekend hebben dat ik als Duitser nooit in Frankrijk had kunnen studeren (de in Wiesbaden geboren Schlöndorff verhuisde in 1956 op zijn zeventiende naar Parijs waar hij eerst politieke wetenschappen studeerde aan de Sorbonne en daarna film aan het Institut des Hautes Etudes Cinématographiques, nvdr.). Bijgevolg was ik wellicht nooit regisseur geworden en dus zaten jij en ik hier nu niet om over een film van mij te praten. Die ene fictieve nacht zijn er ingrijpende dingen gebeurd. Voor de geschiedenis én voor mij persoonlijk. De verbondenheid tussen die twee, tussen het geopolitieke en het persoonlijke, is wat mij zo fascineerde.

Wat je persoonlijke geschiedenis betreft, je bent perfect tweetalig Frans en Duits, je hebt Franse en Duitse films gemaakt. Heb je zelf ooit het conflict gevoeld tussen de Duitse en de Franse cultuur?

SCHLÖNDORFF: Nee, want cultuur is niet nationalistisch. Nooit. Het zijn naties die met elkaar in conflict treden, geen culturen. Voor mij zijn de Notre-Dame en de dom van Keulen perfect gelijkwaardig. Toen ik in de jaren 1950 in Parijs arriveerde, werd ik er als Duitser met open armen ontvangen. Ik heb nooit beledigingen naar mijn kop gekregen. Als je mensen fatsoenlijk en humaan benadert, zal je zelf fatsoenlijk en humaan worden benaderd. Zo simpel is dat.

Diplomatie stelt de vraag of kunst en cultuur de moeite waard zijn om voor te sneuvelen. Wat vind je zelf?

SCHLÖNDORFF: Vroeger was ik meer een beeldenstormer. Een kathedraal meer of minder zou het verschil niet maken, dacht ik. Maar met ouder worden ben ik daarop teruggekomen. Kunstwerken zijn, net als mensen, levende wezens. Ze bevatten zoveel psychische en creatieve energie dat als we geen moeite doen om ze te redden, we onszelf ontmenselijken. Dat is het universele principe waarover de film gaat. Ik heb vroeger, toen ik nog politieke overtuigingen had, genoeg spreekwoordelijke kathedralen opgeblazen. Nu heb ik enkel nog humanistische overtuigingen. (lacht)

Gek genoeg gaat The Monuments Men, de nieuwe oorlogsfilm van en met George Clooney, over krek dezelfde vraag. Heb je die toevallig gezien?

SCHLÖNDORFF: Niet toevallig, maar uit welgemeende interesse. Het probleem met die film is alleen… Je hebt niet de indruk dat de personages die de kunst moeten redden, echt weten wat kunst is. Het lijken meer scoutsjongens. Maar goed: het is Hollywood natuurlijk. (grijnst)

Allesbehalve hollywoodiaans zijn de historische beelden van de vernietiging van Warschau waarmee Diplomatie opent. Waarom heb je die erin gestopt?

SCHLÖNDORFF: Om te illustreren dat de dreiging reëel was, dat het Hitler menens was. Vergeet niet dat Warschau amper drie weken voor de bevrijding van Parijs totaal in de as werd gelegd. Ik heb er ook een introductietekst aan toegevoegd waarvoor ik me heel even in de ziel van Hitler heb verplaatst. Toen de oorlog uitbrak, zei Hitler tegen naziarchitect Albert Speer: ‘Kijk naar de Opera, de Eiffeltoren. Zo moet Berlijn er straks ook uitzien, maar dan nog grootser.’ Maar wat blijkt vier jaar later? Berlijn is een ruïne en Parijs ziet er nog altijd grandioos uit. Dat moet Hitler ziek van woede en jaloezie hebben gemaakt. Het feit dat Parijs bleef schitteren, was het symbool van zijn falen. Net daarom wilde hij de stad koste wat kost vernietigen.

Let op, je als regisseur in de ziel van Hitler verplaatsen kan gevaarlijk zijn. Vraag het maar aan Lars von Trier.

SCHLÖNDORFF:(lacht) Ach, een regisseur moet zich in de ziel van elk personage kunnen verplaatsen. De Franse ingenieur die in de film de plannen moet helpen uitvoeren, is bijvoorbeeld ook een uitvinding van mij. Voor de opnames had ik een ingenieur gevraagd: hoe blaas je een brug op? Waar plaats je de bommen? Daardoor ben ik een echte explosievenexpert geworden. Ik weet nu perfect hoe ik de Eiffeltoren moet opblazen. Dat zijn de spelletjes die je speelt wanneer je een film maakt. En die zijn vaak amusant en sinister tegelijk.

De film is opgedragen aan Richard Holbrooke, de in 2010 overleden Amerikaanse diplomaat die indertijd bemiddelde tijdens de Balkanoorlog. Vanwaar die hommage?

SCHLÖNDORFF: Ik kende Holbrooke goed en had veel bewondering voor de man. Hij heeft de Balkanoorlog beëindigd door dagenlang met Milosevic te onderhandelen, ondanks alle leugens, intriges en beloftes. De job van een diplomaat is: oorlog vermijden en eens die toch is uitgebroken, opnieuw vrede stichten. De Eerste Wereldoorlog, waarvoor geen enkele territoriale noodzaak was, heeft enkel en alleen plaatsgevonden omdat de diplomaten gefaald hebben en het onderlinge getouwtrek een obsessie geworden was. Diplomatie is een kunstvorm die we tegenwoordig te vaak onderwaarderen. De Palestijnse kwestie sleept al zestig jaar aan, gewoon omdat er niet voldoende goede en slimme diplomaten zijn. De ontmoeting tussen de Israëlische premier Golda Meir en de Egyptische president Sadat, tussen Henry Kissinger en Mao, dat waren diplomatische triomfen. Woorden kunnen levens redden. Ik weet het: het is een cliché, maar helaas is het nuttig en nodig om het af en toe te herhalen.

DIPLOMATIE

Vanaf 12/3 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH FOTO FILIP VAN ROE

‘CINEMA VERDRAAGT GEEN REPRODUCTIE OF ROUTINE. ZE EIST ORIGINALITEIT EN DE WAARHEID VAN HET MOMENT.’

‘WOORDEN KUNNEN LEVENS REDDEN. IK WEET HET: HET IS EEN CLICHÉ, MAAR HELAAS IS HET NUTTIG EN NODIG OM HET AF EN TOE TE HERHALEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content