‘DINA VAN DAELE SPEEL IK IN DE LIVING VAN BART PEETERS, MET DE KLEREN VAN ZIJN VROUW AAN’

© KOEN KEPPENS

Robrecht Vanden Thoren is overal: hij speelt mee in Wat als?, vormde voor het theater het onverwerkte verleden van België om tot Qui a peur de Regina Louf ? en geeft als Dina Van Daele de jongeren goede raad in Magazinski. ‘Gelukkig zag Bart Peeters een vrouw in mij.’

WAT ALS?

Elke maandag om 20.35 uur op 2BE

MAGAZINSKI

Elke maandag om 20.25 uur en elke vrijdagavond op Op12

QUI A PEUR DE REGINA LOUF?

Nog donderdag 18/4 in cc De Werft, Geel en 19-20/4 in De Werf, Brugge. Alle info: hetkip.be

Hij noemt zichzelf ‘niet boekskesknap’ en niet zelden speelt hij onopvallende slungels die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn, maar zoetjesaan is Robrecht Vanden Thoren (°1982), die u ook al kende als Philip uit Hasta la vista, zich in ons collectieve film-, tv- en theatergeheugen aan het wurmen. Momenteel speelt hij in Qui a peur de Regina Louf?, een theaterproductie van Het Kip en De Werf, waarvan de titel ontstaan is door een vertaallapsus. ‘We zaten midden in een tournee door Frankrijk toen we samenkwamen om na te denken over een bewerking van Edward Albees theaterstuk Who’s Afraid of Virginia Woolf?‘, legt Vanden Thoren uit. ‘Hoe vertaal je dat? vroeg ik me af. ‘Qui a peur du loup?’ En toen dacht ik aan Regina Louf, een naam die in mijn geheugen was blijven hangen.’

Regina Louf verzeilde ten tijde van de affaire-Dutroux in het oog van de storm als de zogenaamde getuige X1. Ze vertelde hoe zij en andere meisjes zouden zijn misbruikt op sekspartijen, onder meer door mensen uit de hoogste regionen van ons land. Een deel van de media en de bevolking geloofde haar, de andere helft verketterde haar als een fantaste. Wat heb jij, amper dertig, met dat stukje onverkwikkelijk vaderlands verleden?

VANDEN THOREN: Ik was dertien, veertien jaar toen we die stortvloed van seksschandalen over ons heen kregen. Op die leeftijd heeft dat een diepe indruk op mij gemaakt. De kinderen die verdwenen, waren vaak net zo oud als ikzelf. Bovendien woedde die heftige strijd tussen believers en non-believers. Je moest kiezen: je geloofde de verhalen of niet. Wat me bij het maken van Qui a peur de Regina Louf? is opgevallen is dat vrienden die een paar jaar jonger zijn helemaal niks gemerkt hebben van die verhitte discussie over de X-dossiers. Logisch ook, dat je een negenjarige daarvan afschermt, maar dat toont ook aan hoe anders de perceptie per generatie is.

Ben jij er al die jaren na dato voor jezelf uit of ze de waarheid sprak?

VANDEN THOREN: Wat voor mij als een paal boven water staat, is dat zij zaken heeft verteld die zij niet geweten kon hebben indien ze er niet bij was. Compleet verzonnen kan haar verhaal niet zijn. Maar ik betwijfel of we de werkelijkheid ooit volledig zullen achterhalen want uiteindelijk heeft men dat onderzoek destijds gewoon afgesloten. Daardoor blijven die X-dossiers ook boeiend: die strijd tussen werkelijkheid en fictie.

Een theaterstuk maak je van naaldje tot draadje. Biedt meespelen in Wat als? zich dan aan als een welkome afwisseling?

VANDEN THOREN: Ja, dat is echt als naar het speelplein gaan waar alle toffe kinderen zitten. Wat als? is echt een cadeau: samen spelen met een groep geweldige acteurs en dat met materiaal gemaakt door mensen die de lat hoog leggen. Ik kijk met plezier naar Wat als? op televisie.

Heb je een favoriete sketch?

VANDEN THOREN: Dat is moeilijk kiezen, er zijn er zoveel. Er schiet me er een te binnen van de eerste aflevering van het tweede seizoen: Koen De Graeve die een man speelt die thuiskomt en denkt dat al zijn ingebeelde vrienden een verrassingsfeest voor hem hebben georganiseerd. Op zich is dat een sketch die op papier in enkele zinnen te beschrijven valt, maar de pracht ervan zit ‘m in de manier waarop Koen die verraste man speelt, in een compleet lege keuken. Dat is zo grappig, en tegelijk zo tragisch.

Krijgen jullie als acteur nog veel ruimte voor improvisatie bij Wat als?

VANDEN THOREN: De sketch is natuurlijk vooraf al helemaal uitgeschreven. Soms kost het wel wat tijd vooraleer we met de acteurs een grap ’tot leven’ weten te brengen, maar het omgekeerde gebeurt soms ook: dat de grap perfect op papier staat. De grootste uitdaging zit ‘m dan vaak in het vermijden van de slappe lach.

Je verschijnt op televisie ook als de onnavolgbare Dina Van Daele, veruit de leukste rubriek van Magazinski, het jongerenmagazine op het sluimerende VRT-kanaal Op 12. Was je nauw betrokken bij het ontstaan van dat creatuur?

VANDEN THOREN: Aanvankelijk waren Gilles De Schryver en ik bij Alaska-tv (het productiehuis van Bart en zijn broer Stijn Peeters, dat onder meer Magazinski maakt, nvdr.) gaan aankloppen om een idee af te toetsen. Nadat Bart en tv-maker Koen Lievens advies hadden gegeven, kwamen ze op de proppen met een programma dat ze aan het ontwikkelen waren: Magazinski. En blijkbaar had Bart Peeters mij na het zien van Hasta la vista al in gedachten om gestalte te geven aan Dina Van Daele. Hij zag dus blijkbaar een vrouw in mij.

Wat Dina zoveel geestiger maakt dan de meeste travestietypetjes is dat ze eigenlijk mannelijk noch vrouwelijk is.

VANDEN THOREN: Dina is inderdaad niet overdreven vrouwelijk. Pas op, als ik ze bij Alaska-tv mag geloven heeft er zich al een aanbidder aangediend: een oudere man, maar op die avances ben ik wijselijk niet op ingegaan. In een eerder stadium heb ik Dina gespeeld met een andere pruik – je zou gezworen hebben dat ik een vrouw was – maar het werkte niet. Tot Bart kwam aanzetten met dat piekjeshaar en enkele jurken van zijn vrouw. Een bepaalde sketch heb ik zelfs gespeeld in haar trouwkleed, echt zo’n typische jarentachtigjurk. Het universum van Dina bevindt zich trouwens in de living van Bart Peeters, we nemen al die sketches gewoon bij hem thuis op.

Een onmisbaar onderdeel van dat universum zijn ongetwijfeld de teksten van Hugo Matthysen.

VANDEN THOREN: Absoluut, die zitten altijd geweldig knap in elkaar. Het begint altijd als een schijnbaar eenvoudige logica die vervolgens op heel organische wijze totaal ontspoort. Aan die tekst hoef je als acteur uiteraard niet te morrelen, maar daarnaast krijg je bij het spelen wel veel vrijheid. Dat ligt voor een deel ook wel aan Bart Peeters als regisseur. Hij regisseert trouwens vaak met zijn ogen dicht. Doorgaans is hij heel geconcentreerd op geluid: de dialogen, de stiltes, het tempo… Hij weet dat die heel belangrijk zijn voor een geslaagde sketch.

Naast televisie speel je ook af en toe in films, en niet van de minste: Hasta la vista en Offline. Hoe slim kies jij je rollen?

VANDEN THOREN: Regisseur Geoffrey Enthoven en producent Mariano Vanhoof van Hasta la vista hebben audities gedaan om te zien welk drietal bij elkaar paste, al denk ik dat ze ons wel al in hun achterhoofd hadden voor de drie reisgezellen. (Mocht u het vergeten zijn: in Hasta la vista willen drie gehandicapte vrienden samen in Spanje naar de hoeren, nvdr.) Op een bepaald moment zaten we met ons drie bij elkaar: Gilles, Tom Audenaert en ikzelf. ‘Dat zijn ze’, riepen Geoffrey en Mariano. Uiteindelijk hebben ze veel moeite gedaan om aan die keuze vast te houden. Daar ben ik hen wel dankbaar voor.

En hoe ging dat met Offline?

VANDEN THOREN: Dat is een ongewoon verhaal. Vier jaar of zo geleden heb ik deelgenomen aan een castingproject van Victoria Deluxe (een sociaal-artistieke organisatie in Gent, nvdr.), maar daar is uiteindelijk een hele tijd niets mee gebeurd. Tot regisseur Peter Monsaert die beelden terugzag en me vroeg om tegenover Anemone Valcke te testen voor Offline. Ik ben hem vooral dankbaar dat hij me voor een voor mij atypische rol heeft gevraagd: de love interest.

Doorgaans vraagt men jou om de pechvogel of de schlemiel te spelen. Hoe anders was dat?

VANDEN THOREN: Ik was heel blij, natuurlijk, omdat ik ook wel weet dat ik niet ‘boekjes-knap’ ben. Vooraf heb ik wel even samengezeten met Anemone om te bespreken hoe we het zouden aanpakken om een koppel te spelen, want, tja, je wilt toch dat de kijker op het scherm twee mensen ziet van wie hij kan geloven dat ze samen zijn.

Zowel Hasta la vista als Offline zijn in de filmprijzen gevallen. Heb je de festivalcircuits waarin beide films circuleerden kunnen vergelijken?

VANDEN THOREN: Helaas niet, bij Offline heb ik moeten passen voor de festivals. Door de beperkte budgetten moet je vaak zelf instaan voor de reiskosten, of toch een deel ervan. Met het afschuimen van festivals leef je volgens mij als acteur ook in een luchtbel – emotioneel parasiteer je als het ware op een vorige productie. Pas op, het kan ook geweldig leuk zijn. In Frankrijk heeft regisseur Claude Lelouch, die de film er distribueerde, ons vergezeld op de rode loper van de filmfestivals. Dan waan je je toch wel even in Hollywood.

Zijn die festivals, of nog liever de wandelgangen ervan, niet de ideale plek om jezelf te verkopen?

VANDEN THOREN: Netwerken, bedoel je? Ik kan dat niet zo goed. Ik geloof dat als iemand iets in mij ziet, die persoon mij wel zal vragen voor een rol. Ik bedoel dat zeker niet arrogant, maar ik voel niet de noodzaak om mezelf te verkopen.

Had je je tijdens je studies kunnen voorstellen dat je in een paar jaar tijd al zo’n palmares bij elkaar gespeeld zou hebben?

VANDEN THOREN: Maar nee gij. Ik herinner mij dat ik in mijn laatste jaar in veel eindwerken van vrienden aan de filmscholen van het Rits en Sint-Lukas heb gespeeld. Onder meer in De laatste zomer van Joost Wynant, die me opnieuw vroeg toen hij daar een langspeelfilm van ging maken. Ik zie mij nog zo op die filmset staan: ‘Shit, ik zit hier in een langspeler.’ (lacht) Zo is het sindsdien blijven gaan, al besef ik dat ik daarbij ook geluk heb gehad.

Om nog eens terug te komen op het verschil tussen Hasta la vista en Offline: de ene film kreeg een populair stempel mee, de andere een artistiek. Maak je zelf dat onderscheid?

VANDEN THOREN: Ik kies in de eerste plaats voor projecten waar ik in geloof, en waarbij ik goed onderlegd kan uitleggen waarom ik ervoor kies. Het lijkt me onvermijdelijk dat mensen in hokjes denken, zo zitten we nu eenmaal in elkaar. Al vind ik het bij keiharde kritiek, uit de ene of andere hoek, wel jammer dat het kind soms met het badwater wordt weggegooid.

Spelen jij en je theaterkompanen ook niet met die tweespalt? Jullie gezelschap heette eerst Geit en sinds het samengaan met Toneelgroep Ceremonia Het Kip, een banale afkorting voor een ronkende naam: Koninklijk Instituut voor Podiumkunsten.

VANDEN THOREN: Dat is inderdaad een beetje een spelletje. Die zwaarwichtige woorden gebruikt men vaak om kwaliteit uit te stralen. Je kiest een naam om op te vallen, maar dat niet alleen – anders hadden we ons gezelschap even goed Stront kunnen noemen. Door met die kwaliteitsbegrippen als ‘koninklijk’ en ‘instituut’ te spelen, leggen we onszelf bij Het Kip op om ook kwaliteit te leveren.

Van opleiding ben je theaterdocent. Om een nuttig diploma achter de hand te hebben of heb je een roeping om ooit nog voor de klas te staan?

VANDEN THOREN: Beide, ik zou graag lesgeven, ooit. Maar ik heb het gevoel dat ik mezelf eerst moet ontwikkelen. Ik heb een nonkel pater die een boek heeft geschreven over opvoeding, een geheel theoretische oefening. Ik zit andersom in elkaar: ik moet eerst zelf de praktijk onder de knie krijgen om dan vanuit die eigen ervaring iets te kunnen doorgeven aan andere mensen.

DOOR HANS VAN GOETHEM

Robrecht Vanden Thoren

‘IK WEET DAT IK NIET ‘BOEKSKESKNAP’ BEN, EN NETWERKEN KAN IK NIET. ALS IEMAND IETS IN ME ZIET VOOR EEN ROL ZULLEN ZE ME WEL VRAGEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content