DER KINO-HIMMEL ÜBER BERLIN

FUOCOAMMARE: het leven zoals het op Lampedusa is.

Ook met de 66e editie heeft de Berlinale haar reputatie als een van de meest geëngageerde filmfestivals ter wereld bevestigd, maar gelukkig ook als een van de boeiendste en meest gevarieerde. Onze filmman Dave Mestdach blikt terug op tien cinefiele dagen in Berlijn.

Dat Cannes groter is, Venetië chiquer en Toronto commerciëler is onderhand genoegzaam bekend, en dat festivaldirecteur Dieter Kosslick – met zijn eeuwige foulard en fedora – op de rode loper graag de show steelt, is ook al geen verkoopargument voor de Berlinale. Maar hoeveel kritiek ‘dandy Dieter’ tijdens zijn regeerperiode ook al te slikken heeft gekregen – en soms volkomen terecht – zelfs de veeleisendste cinefiel moest toegeven dat hij en zijn selectieteam voor de 66e editie van de Filmfestspiele in Berlijn een puike line-up konden voorleggen, met naast de obligate Hollywoodfanfare en heimatproducties ook een aantal toptitels waarvan ze respectievelijk in Cannes, Venetië en Toronto zullen hebben gedacht: zouden die niet beter tot hun recht komen op een groter, chiquer en commerciëler topfestival?

‘Bestimmt nicht’ is het antwoord, want ook al was de algemene teneur als vanouds zo serieus als de monumentale architectuur rond de Potsdamer Platz, waar het festivalpaleis zich bevindt, de selectie wisselde vlotjes van licht naar zwaar en van klassiek naar experimenteel. Zelfs de hoofdcompetitie, die in het verleden vaak niet het sterkste onderdeel is gebleken, zakte nooit onder een acceptabel kwaliteitsniveau. Opener Hail, Caesar! van de broertjes Joel en Ethan Coen zette met zijn onderhoudende mix van retro-Hollywoodhommage en parodie alvast perfect de toon en bleek, hoewel zeker geen piek in de Coen-catalogus, een appetijtelijk voorgerecht voor het hoofdmenu van politiek getinte en sociaal geëngageerde films die de negen dagen daarop werden geserveerd.

Rode draad in de selectie – ook bij monde van Kosslick zelf – was de vluchtelingencrisis die in verschillende films werd aangekaart én het onderwerp van gesprek was tijdens de ontmoeting van Hail, Caesar!-ster George Clooney met bondskanselier Angela Merkel. Dat Gianfranco Rosi’s documentaire Fuocoammare – over het Italiaanse eiland Lampedusa, waar de voorbije jaren 500.000 vluchtelingen aanspoelden – door Meryl Streep en haar jury werd bekroond met de Gouden Beer kwam voor velen daarom ook niet als een verrassing. Maar los van de emotionele en politieke factoren viel de triomf van Rosi, die twee jaar geleden in Venetië al de Gouden Leeuw won met Sacro GRA, ook stilistisch te rechtvaardigen.

In zijn bekroonde docu mijdt Rosi het sloganeske statement en focust hij in zijn bekende melange van vérité en semifictie eerder op de inwoners van het eiland zelf dan op de vluchtelingen, waardoor de problematiek eerst via een omweg wordt benaderd – waarna de beelden van uitgemergelde Afrikanen en aangespoelde lijken aankomen als een mokerslag. Ook de Chinese kunstenaar en dissident Ai Weiwei mengde zich in het debat door in het kader van de benefietactie Cinema for Peace de pilaren van het Konzerthaus in te pakken met 14.000 oranje reddingsvesten afkomstig van het Griekse eiland Lesbos, dat vorig jaar 450.000 mensen opving.

En dan waren er nog andere films die de crisis op een indirecte manier tackelden, zoals Rachid Boucharebs Road to Istanbul – over een Belgische vrouw die haar dochter richting Syrië en IS ziet vertrekken – én het met de grote juryprijs bekroonde Death in Sarajevo van de Bosnische Belg Danis Tanovic, die duidelijk maakt dat de Balkanoorlog en de bijbehorende vluchtelingengolf uit de jaren negentig nog altijd voor naschokken zorgt.

Wie aan de heikele topics van vandaag wilde ontsnappen, kreeg tijdens de Berlinale dan ook een push-back die zelfs Theo Francken duizelig zou maken, maar niet alles wat de moeite waard was, kleurde daarom expliciet politiek. Een van de toppers buiten competitie was Terence Davies’ hypergestileerde en prachtig gecomponeerde biopic A Quiet Passion, een in Britse ironie en formele maniërismen gedrenkt Kammerspiel (grotendeels in België opgenomen) waarin Cynthia Nixon vol overgave en gesmoorde passie in de huid kruipt van de Amerikaanse dichteres annex kluizenares Emily Dickinson. Ook dik de moeite, toch voor de cinefielen met het nodige uithoudingsvermogen, was A Lullaby to the Sorrowful Mystery van de Filipijnse regisseur Lav Diaz, een acht uur (!) durend maar bezwerend en poëtisch epos over een vrouw die anno 1890 op zoek gaat naar het lichaam van revolutionair Andres Bonifacio, en daarbij allerlei geesten – levende en andere – tegen het lijf loopt.

Voeg daar nog fijne ontdekkingen aan toe als Cartas da guerra van de Portugees Ivo Ferreira, het sensuele gayliefdesdrama Quand on a 17 ans van Frans veteraan André Téchiné en Jeff Nichols hoogst onevenwichtige, soms ridicule maar sfeervolle, ambitieuze en schaamteloos naar Spielberg knipogende scifitrip Midnight Special, en men kan gewag maken van een bevredigende en heel diverse editie die je Kosslicks protserige foulard en fedora zowaar doen vergeten. Of toch bijna. Zoals ze daar in Berlijn zeggen: bis nächstes Jahr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content