DE WILDE KEUKEN

Het moet van Windkracht 10 geleden zijn dat hij nog een hoofdrol had gespeeld, deze redder der hulpelozen, maar voor De wilde keuken dropte de Seaking-helikopter van de voorlopig nog Belgische luchtmacht wat graag de werfkeet van Wouter Klootwijk op een stuk weg aan een strook Vlaams veld. Van daaruit duwde Sven Speybrouck ze glimlachend vooruit en trok Klootwijk ze snuivend als een stevig boerenpaard verder. Breed glimlachend en woest snuivend zouden beide heren ook hun weg vervolgen doorheen het verhaal van het bier dat deze eerste aflevering wilde onthullen.

Die keet is al enkele jaren de uitvalsbasis van Klootwijk voor zijn vragen over alles wat we als eetbaar beschouwen. Hij kijkt naar voedsel zoals we dat zelden doen en ontdekt weerhaakjes aan dat voedsel die we liever negeren. Soms zit hij daar met een haan in die keet. Of met een bal gehakt. Of met een ui. De vragen die Klootwijk zich in die keet met uitzicht op telkens een andere wuivende rietkraag stelt, zijn meestal bedrieglijk in hun eenvoud. Wat gebeurt er met de ‘leghaan’, bijvoorbeeld? Komt de hamburger werkelijk uit Hamburg? Vervolgens praat Klootwijk op een sloffend ritme met mensen die de vreemdste beroepen uitoefenen alsof het de normaalste zaak ter wereld is. De kuiken-van-een-dagslachter, bijvoorbeeld. Of de dode-muizen-in-doordrukstripsverkoper. Waarna blijkt dat het ook de meest normale beroepen zijn, omdat zij de onderliggende logica vormen van de voedselindustrie zoals ze nu is.

Nu Klootwijk en zijn wilde keuken de zuidelijke grens van Nederland zijn overgestoken, kon het nauwelijks anders of hij zat met een flesje bier in zijn keet. Wat daar allemaal in zat, wilde hij wel eens weten. Mijn eerste reactie was: misschien even het etiket lezen? Europese richtlijnen verplichten iedere producent toch tot op de komma nauwkeurig ieder denkbaar ingrediënt te vermelden?

Maar ja, als het zo simpel was, wat was dan de rol van Speybrouck geweest? Hij treedt in deze op als de medeontdekkingsreiziger die onvermoeibaar door de ondergrondse kanalen van onze voedselproductie peddelt. Als Klootwijk de man van de vragen is, dan is Speybrouck de man van de weetjes. Dat we zowat de hele negentiende eeuw collectief bezopen waren, vertelde hij in een café in de schaduw van een fabriek in Aalst waar het even later allemaal om zou draaien. Toen in 1919 een nultolerantie voor sterke drank werd ingevoerd, moest het alcoholpercentage in bier opgevoerd worden, moest dat wat sterker gemaakt worden. Klootwijk trok de wenkbrauwen op. ‘Sterker? Straffer.’ Want ook daar gaat De wilde keuken tussen de regels door over: die kleine verschillen, straffer of sterker, Speybrouck besloot: ‘Zo werd België een bierland.’ En de alcohol? Die kwam uit de toegevoegde suikers, uit de slurrie van het graan en die werd – nu waren we er – geproduceerd in de fabriek om de hoek.

Terwijl Speybrouck langs de kilometers buizen in de fabriek laveerde, slenterde Klootwijk – handen op de rug – langs de hopplantages in Poperinge. Mooie beelden leverde dat op, zowel in de fabriek als op de plantage. En ja, het was leutig om zien hoe Klootwijk thee trok van hop. Maar de afdronk van het hele verhaal was flauw. Het had met dat bier te maken. Wat viel erover te vertellen wat we eigenlijk nog niet wisten? ‘Het schijnt dat ze pils tegenwoordig met maïs maken’, vertelde de man naast me op de bank terloops. ‘Graan staat er op het etiket. Dat graan is maïs.’ Kijk, daar had ik wel wat meer over willen weten.

*** elke woensdag, 20.40, Canvas

DOOR TINE HENS

MOOIE BEELDEN IN DE WILDE KEUKEN, EN JA, HET WAS LEUTIG OM ZIEN HOE WOUTER KLOOTWIJK THEE TROK VAN HOP. MAAR DE AFDRONK VAN HET HELE BIERVERHAAL WAS FLAUW.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content