Met drie bestsellers, twee verfilmingen en een sitcom voor HBO in de maak mag het Amerikaanse literaire wonderkind Jonathan Safran Foer zich heel veel en misschien wel alles veroorloven. Zoals een boek met uitgeknipte zinnen of een boek dat je omgekeerd openslaat. ‘Ik schrijf alleen wat ik zelf wil lezen.’
‘Een remedie tegen de eenzaamheid’, zo omschrijft Foer (35) ergens halverwege het gesprek de essentie van waarmee hij bezig is of beter: waarmee hij in het leven bezig wil zijn. We zitten in het Grand Canyon Café in Brooklyn. De hamburgers zijn er van de chef en aan de muur hangen hoorns van wilde dieren die die chef naar ik vermoed hoogstpersoonlijk in Texas heeft omgelegd. Een zwart-witfoto van Clint Eastwood als poor lonesome cowboy en een mistig aquarel van huifkarren, bizons en kampvuren maken van het decor het laatste restje filmset van een zonverweerde western. ‘Vreemde plek voor een vegetariër om af te spreken’, was het eerste wat ik me bedacht.
Sinds Foer Dieren eten (Eating Animals) schreef, weet de halve planeet dat de auteur al sinds zijn achttiende verjaardag jojoot tussen vegetariër, carnivoor en flexitariër om zich sinds de geboorte van zijn zonen overtuigd vegetariër te noemen. Naast ons schuift een weinig vegetarische Amerikaan het bestek opzij en zet zijn tanden in het van vet en ajuinen glimmende broodje van de chef. Ondertussen schuift de ober een bord frieten tussen ons in. ‘Neem gerust’, zegt Foer. Dieren eten was het derde boek van Foer, maar al na de publicatie van zijn debuut – Alles is verlicht (Everything is Illuminated) – schoot hij met de snelheid van een kruisraket naar het topsegment van het literaire universum. Dat was vooral bijzonder omdat Foer zich geen schrijver van makkelijk verteerbare en opgewarmde kost toonde. Om in het jargon van het Grand Canyon Café te blijven: hij serveert superieure hamburgers waarin men de hand van de meester proeft. In Alles is verlicht ging hij in Oekraïne op zoek naar de mensen die zijn grootvader in de oorlog redden en in zijn volgende boek, Extreem luid en ongelooflijk dichtbij (Extremely loud en incredibly close), speurt een jongen naar de laatste resten van zijn vader die omkwam bij de aanslagen van 9/11. Het boek werd onlangs verfilmd, met Tom Hanks in de hoofdrol. ‘Gaan kijken is niet nodig’, grijnst Foer. ‘Denk je werkelijk dat het mogelijk is een boek te vertalen naar anderhalf uur film? Als je enkel de grote lijnen uit mijn boeken haalt, hou je’ – hij steekt een slappe friet in de lucht – ‘dit over.’
Zoeken staat centraal in je boeken. Iedereen is altijd op zoek. Naar een vergeten verleden, een dode vader, zichzelf.
JONATHAN SAFRAN FOER: Misschien is dat wel wat ik ben: een eeuwige zoeker. Maar is dat niet wat ons allemaal drijft? De vraag naar wie we echt zijn? Je wil het graag ontdekken voor het te laat is. Daarom graven we in het verleden, daarom sleur ik het levensverhaal van mijn grootmoeder met me mee. Het heeft iets wanhopigs. Maar dat is het leven nu eenmaal. Het is blijkbaar een typische joodse gedachte dat we nooit zijn wie we lijken te zijn, dat er altijd verborgen werkelijkheden en redenen zijn. Maar als je me vraagt of ik daar bewust mee bezig ben? Nee. Ik schrijf vanuit nieuwsgierigheid, verbazing, verwondering en het niet weten. Zaken waarvoor in het normale leven niet altijd plaats is. Voor ik jou zag, heb ik boodschappen gedaan en ben ik naar de dokter geweest, nu moet ik het menu voor vanavond nog bedenken. Het leven is het gros van de tijd behoorlijk huiselijk, maar allemaal verlangen we naar net iets meer dan dat. Het is daar waar kunst en religie over gaan, over een universele waarheid die ons allemaal een beetje minder eenzaam maakt. Een remedie tegen eenzaamheid, zeg maar.
Is het toch niet een beetje een anachronisme: een succesvol schrijver zijn in een wereld waarin – laten we eerlijk zijn – boeken steeds minder doorwegen?
FOER: Waarom zou ik een anachronisme zijn? Waarom zou niet iedereen evenveel als ik geven om zaken als liefde, verhalen, schoonheid en herinneringen? Ik weet niet wat het is, maar mensen halen er een pervers genot uit om permanent op de rand van de ondergang te scheren. Sinds ik me enigszins bewust ben van de dingen om me heen, heb ik al de ondergang van de televisie, de film, de muziek, de kunst, de wereld en het boek horen aankondigen. Voor zover ik kan inschatten, hebben ze allemaal hun eigen onheilsberichten overleefd. Volgens mij zijn boeken steeds belangrijker, hoewel ze steeds minder gewaardeerd worden. Gisteren nog zag ik Extreem luid en ongelooflijk dichtbij in de rekken staan voor 25 cent. 25 cent! Voor een boek! Zelfs een rol wc-papier kost meer. Nu kun je zeggen: dat is democratisering. Nee, dat is devaluatie, en zaken die letterlijk hun waarde verliezen, worden ook emotioneel ondergewaardeerd. Een boek heeft zijn prijs. Omdat een boek ons behoedt voor een staat van permanente bereikbaarheid waar je brein volgens mij van oververhit geraakt.
Een boek als eiland in de zee van bits en bytes?
FOER: Zoiets ja. Hoe meer mensen smartphones hebben, hoe meer mensen uren per dag via e-mail communiceren, hoe meer we literatuur nodig hebben. Ik wil me best van de enorme voordelen van e-readers en e-books laten overtuigen, maar als zo’n tablet één ding bevordert, dan wel de afleiding in plaats van de concentratie. Ik heb onlangs mijn Blackberry van de hand gedaan, ik werd gek van dat ding. In plaats van te praten met de mensen met wie ik graag praatte, zat ik de helft van de tijd mails te sturen naar mensen die ik niet eens kende of met wie ik niet per se contact wilde. Ik betrapte me er ook op dat ik niet meer om me heen keek, ik liep de hele tijd met dat ding in mijn hand, gefixeerd op dat scherm. Nu wandel ik weer op mijn gemak naar huis van de metro, merk ik dat de bomen blaadjes krijgen, of dat mijn boeken voor 25 cent verkocht worden. Maar het is best moeilijk om niet deel te nemen. Hoeveel mensen houden van de rol die e-mail in hun leven speelt? En toch beschouwt iedereen het als onmisbaar.
Hoe ga je daar als schrijver mee om?
FOER: Door te blijven geloven in de kracht van verhalen. Ik erger me aan de systematische onderschatting van de mens als denkend wezen. Mensen hunkeren naar betekenis. Ik erger me blauw aan het idee dat ons vooral door de media is opgedrongen dat een mens enkel handelt volgens zijn eigen gemak en dat hij ontspanning hoger inschat dan inspanning. Het is een even gevaarlijke als gemakkelijke leugen en het is heerlijk om verrast te worden door zaken die die leugen feilloos ontkrachten. Een mooi voorbeeld is het laatste boek waaraan ik heb meegewerkt, New American Haggadah: het gaat langs de verkeerde kant open, het is een ritueel document dat zijn functie ontleent aan een religieus feest – voor joden, dan nog. En toch: na een dag was het uitverkocht op Amazon. Dan denk ik: wie durft er te beweren dat de mens zijn zin voor diepgang kwijt is? Neem het van mij aan: de wereld heeft meer schrijvers nodig. Geen professionele schrijvers, maar een mens die schrijft, stelt zichzelf in vraag. En dat is altijd goed.
Waarom vertaalt een niet praktiserende en amper gelovende Jood een traditioneel Joods boek? Valt er niet te ontsnappen aan het Joods-zijn?
FOER: Blijkbaar kun je jezelf wel wijsmaken dat die Joodse achtergrond niet zo belangrijk is, maar als schrijver geraak je er niet onderuit. Historisch gezien hebben we als Joden in Amerika ook niets anders dan dat om ons enigszins Jood te voelen. Het zit in de verhalen die we vertellen, de grappen die we maken en het voedsel dat we eten. Je kunt je verzetten tegen die identiteit, en ook ik heb altijd gedacht dat dat Joods-zijn voor mij niet meer dan vernis was. Maar we worden nu eenmaal minder bepaald door wat we denken dan door wat we werkelijk doen. Boeken zijn in die zin als het belastende bewijsmateriaal op een proces. Je kunt wel van alles beweren over jezelf, maar dan zijn er die boeken die toch wel aantonen dat je misschien niet degene bent die je dacht te zijn. Had je me tien jaar geleden gevraagd of ik vaak aan mijn grootmoeder dacht, dan had ik waarschijnlijk geantwoord: ach, niet meer dan de doorsnee mens. Toch duikt haar levensverhaal keer op keer in mijn boeken op. Dat ze de Holocaust overleefde, dat ze mijn grootvader in een kamp voor ontheemde personen ontmoette, hoe hij zelf alles wat hem dierbaar was, was kwijtgeraakt: een vrouw, een kind. Hoe ze als vreemden in Amerika terechtkwamen: een totaal onbekende wereld voor hen. Op mijn twintigste was ik naïef genoeg te denken dat ik kruimels kon terugvinden door in de realiteit te peuteren. Ik reisde naar Oekraïne met een foto van mijn grootvader om zijn redders te vinden, maar de grote catharsis die ik verwacht had te vinden, is er nooit gekomen. Het gekke is: precies omdat het zo’n vlakke en weinig opzienbarende ervaring was – behalve dat ik in een bizar land was waar ik niets te eten of niemand om tegen te praten had – kon ik er een boek van maken. Want dat is de kracht van schrijven: van niets iets maken.
Door die reis naar Oekraïne heb je wel je stem gevonden als schrijver.
FOER: Er was natuurlijk veel tegelijkertijd aan de hand. Ik stond op de rand van de volwassenheid, ervoer voor het eerst wat onafhankelijkheid was en begon me een beeld te vormen van wat het leven zou zijn zonder de voortdurende zorg van mijn ouders naast mij. Ik ben met Ben Stiller een sitcom aan het schrijven voor HBO, All Talk, over een Joodse familie in Washington. Het is geen doordrukje van het gezin waarin ik ben opgegroeid, maar de overeenkomsten zijn er natuurlijk wel. Praten en vertellen zijn altijd belangrijk geweest bij ons thuis. Alleen als het over mijn grootvader ging, viel er een trieste stilte. Omdat er niets te vertellen was. Men wist niet wat er gebeurd was. De ironie wil dat de afwezigheid van een verhaal mij tot mijn eerste verhaal heeft gebracht. Ik had mezelf nooit als schrijver gezien. Ik was een flamboyant kind met exuberante dromen. Boven mijn bureau hangt een foto van mezelf als zesjarige: aan elke vinger draag ik een zegelring, als een mini poète maudit. Er zat altijd al iets in mij dat schreeuwde om eruit te komen, dat wilde bestaan in de wereld. Alles wat ik schrijf, vertrekt vanuit die honger.
Maakt je eigen succes je soms wankel?
FOER: Daarover maak ik me geen zorgen. Zal ik altijd succes hebben? Nee. Zullen al mijn boeken even goed verkopen? Nee. Toen ik mijn eerste boek verkocht, was het eerste wat ik dacht: ‘Weet je wat ik nu kan kopen? Tijd.’ En het tweede: ‘Eindelijk heb ik geld voor een nieuw paar sneakers.’ Ik werkte als receptionist van negen tot vijf en schreef in de uren die andere mensen met vrienden op café doorbrengen. Ik weet dat ik nooit meer ongelukkig zal zijn omdat ik mijn eigen tijd controleer. Alle frustraties, moeilijkheden of onzekerheden waarop ik soms bots, verdwijnen in het niets omdat ik weet dat ik de tijd aan mijn zijde heb. Al is dat met een hond en twee kinderen natuurlijk relatief – tegenwoordig sta ik om vier uur op om toch zeker drie uur voor mezelf te hebben – maar ik ben aan niemand iets verplicht. Aan verwachtingen inlossen, doe ik niet mee. Als ik zin heb om mijn lievelingsboek te herschrijven door er zinnen uit te knippen – wat ik in Tree of Codes deed met The Street of Crocodiles van Bruno Schulz – wel, dan doe ik dat.
Tot slot: is dit voor een vegetariër niet nogal een vlezige plek om af te spreken?
FOER: Ik ga nooit naar vegetarische restaurants. Ik vind dat vreselijke plekken. Alsof geen vlees eten je tot een bestaan van kruidenthee en droge koeken veroordeelt. Vegetariër zijn is veel meer dan dat. Het is positie innemen in een debat dat ik niet ben begonnen en dat ik niet heb beëindigd, maar waaraan ik wel mijn bijdrage wil leveren en dat best zo lang mogelijk nazindert. Eating animals is het enige boek dat ik met een duidelijk doel heb geschreven: mensen doen inzien dat we onze vleesconsumptie niet kunnen negeren als het ons menens is met de toekomst van deze planeet. Iedereen die kinderen heeft, heeft de plicht om met die toekomst bezig te zijn.
Hij kijkt op zijn gsm. ‘Nu ik het erover heb. Ik moet de babysit aflossen en aan het avondeten beginnen.’ Hij staat op, betaalt en schuift voor hij vertrekt het bord met de rest van de frieten naar me toe. ‘Je mag ze hebben.’ Ook dat is een remedie tegen eenzaamheid, denk ik.
Door Tine Hens
JONATHAN SAFRAN FOER : ‘BOEKEN ZIJN ALS DE BEWIJSLAST OP EEN PROCES. ZE TONEN AAN DAT JE MISSCHIEN NIET BENT WIE JE BEWEERT TE ZIJN.’
JONATHAN SAFRAN FOER : ‘ONLANGS ZAG IK ‘EXTREEM LUID’ IN DE WINKEL STAAN VOOR 25 CENT. 25 CENT! VOOR EEN BOEK! ZELFS EEN ROL WC-PAPIER KOST MEER.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier