Hun nieuwe single is ‘een ode aan vergeten helden’. Het onstuimige belpoptalent Geppetto & The Whales is uw gids door de bermen van de geschiedenis. ‘Verbazend hoeveel tijd je in iets kunt steken, en toch falen.’

Van de nieuwe garde aanstormende Belgische groepen lijkt het Kempische kwintet Geppetto & The Whales het meest de wind in de zeilen te hebben. Een fel gesmaakte passage op Pukkelpop in een tot de nok gevulde Wablief?!-tent vormde de apotheose van een goed gevulde festivalagenda, en hun eerste twee singles Juno en Rufus passeerden in primetime op radio en televisie. Het uit de kakelverse ep People of Galicove geplukte Duquesne’s Horse lijkt hetzelfde lot beschoren. Het nummer is een met bevlogen meerstemmigheid gebrachte ode aan Abraham Duquesne (1610-1688), Frans admiraal en vergeten zeeslagheld.

‘Eigenlijk is Duquesne’s Horse een loflied aan álle vergeten helden; mannen en vrouwen die ooit een belangrijke rol hebben gespeeld op allerlei slagvelden maar nu compleet uit het collectieve geheugen gewist zijn’, vertelt zanger-gitarist Kobe Dupont (21), een van de drie songschrijvers en frontmannen die de groep rijk is. Hij schuift met zanger-gitarist Nikas Goossens (21) op een Antwerps terras aan in een rolstoel en met twee kapotte enkels, het resultaat van ‘een stomme frats’, zoals hij het zelf zegt.

Hoe komt een 21-jarig jongmens terecht bij een obscure, Franse admiraal uit de zeventiende eeuw?

KOBE DUPONT: Simpel: Wikipedia. (lacht) Bij gebrek aan inspiratie durf ik al eens een lukraak onderwerp uitkiezen op de online encyclopedie, om vervolgens naar hartenlust door te klikken. Zo kwam ik op een dag bij de Frans-Spaanse oorlog in de zeventiende eeuw terecht, en van daar was het een kleine stap naar Duquesne. Waarom precies hij? Ik vond het boeiend om vanuit een toevallig opgepikt personage een verhaal uit te werken dat in de breedte verschillende onderwerpen omvat. Net zoals op Wikipedia maak ik verschillende klikken in mijn hoofd en assimileer ik het ware verhaal tot een aaneenrijging van situaties en verhaallijnen. De tekst leidt op den duur zichzelf.

Op Bob Dylans nieuwste album, Tempest, staat een song die Duquesne Whistle heet. Toeval?

DUPONT: Neen, ik sta in telepathische verbinding met Dylan, een zeer handige gave. (lacht) Ja, toeval dus. Volgens wat ik gehoord heb op Radio 1 zou Dylans vertrekpunt de Ierse volksmuzikanten geweest zijn die via de migratie een bepaald soort fluit ingevoerd hebben in Amerika. Die mens heeft volgens mij geen Wikipedia nodig om vreemde sprongen te maken in zijn hoofd.

Is Dylan een held?

DUPONT: Ik weet hoe belangrijk hij is geweest, en Black Jack Davey vind ik bijvoorbeeld een ongelooflijk knappe song, maar een persoonlijke held zou ik hem toch niet noemen.

Dan trekken we snel een andere naam uit de hoed!

AUGUST DVORAK

NIKAS GOOSSENS: Ik studeer sociologie en daar hoort ook een deeltje communicatiewetenschappen bij. Toen telecommunicatie ter sprake kwam, ging het onder meer over het Dvoraktoetsenbord, een uitvinding van de Tsjechisch-Amerikaanse psycholoog August Dvorak. Volgens zijn studies, waaronder uitgebreide testen fysiologie en coördinatie, was het Angelsaksische qwertytoetsenbord helemaal niet zo gebruiksvriendelijk, dus ontwierp hij een alternatief. De technische details ken ik niet vanbuiten, maar ik weet wel dat het wereldrecord sneltypen gevestigd is met Dvoraks lettermethode. Zijn ontwerp wérkt dus, maar om een of andere reden wordt zijn concept tot vandaag helemaal geboycot. Het treft mij hoeveel tijd en energie je in iets kan steken, en toch kan falen en nooit de verdiende erkenning ontvangen.

DUPONT: We worden blijkbaar aangetrokken tot dergelijke tragikomische personages: ook Yoshiro Nakamatsu stond op onze shortlist van vergeten helden. Hij is een Japanse uitvinder met meer patenten op zijn naam dan Tomas Edison – zo’n 4000, beweert hij zelf, maar geen enkele van zijn bizarre vindingen heeft ooit al zijn algemeen nut bewezen. (lacht) Dat soort randfiguren en outcasts inspireert ons.

Ken je het verhaal van de band Parks and Gardens? Ze verdienden in één maand tijd 0,00766 euro via Spotify, de waarde van één song die één keer werd beluisterd. Ook in songs schrijven verhoudt de inspanning zich niet altijd tot de erkenning.

DUPONT: Tja, de songs moeten er bij mij gewoon uit, ze wellen spontaan op. Als ik niks met de melodieën in mijn hoofd doe, dan weet ik niet wat er zou gebeuren. Songs schrijven doe ik niet vanuit een hogere functie, het is eerder een soort dwang.

GOOSSENS: Songs opnemen is één ding, maar wij willen vooral zoveel mogelijk optreden. Op die manier kunnen we zoveel mogelijk mensen bekeren.

Mag ik dat letterlijk nemen? Tenslotte sleuren jullie tijdens optredens gewoontegetrouw een portret van paus Pius XII mee het podium op.

DUPONT: Dat is onze mascotte! We hebben dat portret op de kop getikt in de kringloopwinkel. Het leek ons wel interessant om een decorelement in onze liveshow te verwerken dat de mensen aan het denken zet. Meer moet je er niet achter zoeken, want naar het schijnt was Pius XII nogal een stoute paus.

Nikas, waarom heb je sociologie als studierichting gekozen?

GOOSSENS: Een godsdienstleraar had me ooit gezegd: als je écht geschifte mensen wilt ontmoeten, dan moet je de sociologie in. Wist die mens veel dat er in de muziek zo mogelijk nog meer zotten rondlopen. (lacht)

Wat ons naadloos bij de volgende held brengt!

SUN RA

DUPONT: Zijn echte naam was Herman, maar voor de buitenwereld stond hij consequent bekend als Sun Ra: kosmisch geïnspireerde jazzcomponist, dichter, filosoof, orkestleider én uitverkoren gezant op aarde van Saturnus. (lacht) Die man geloofde oprecht in zijn eigen waanideeën, en hij had er véél! Ik kan er alleen maar bewondering voor hebben, vooral om dat hij intussen ook geweldige muziek heeft geschreven. Eigenlijk bestaan er best veel muzikanten met een alter ego – van Kiss tot Father John Misty – en het hele idee achter zo’n mad genius spreekt me erg aan.

Jullie lijken me nochtans nuchtere jongens.

DUPONT: Onlangs hebben we één keer opgetreden in de zeventiende-eeuwse pakken uit de clip van Duquesne’s Horse, en dat doet toch wat met een mens. Zodra je zo’n kostuum aantrekt, stap je als het ware in een ander personage en komen de remmen wat losser dan anders. Misschien omdat je minder kwetsbaar bent? Maar we maken er geen gewoonte van, hoor – nóg niet. (lacht)

Sommige mad geniuses zijn echt zot.

DUPONT: Inderdaad. Syd Barrett bijvoorbeeld, de originele zanger van Pink Floyd, en John Frusciante, bekend van de Red Hot Chili Peppers. Niet toevallig twee artiesten die ik bewonder. Barrett leed aan schizofrenie en Frusciante was jarenlang een heroïnejunk, twee gekwetste figuren die desondanks – of misschien zelfs dankzij die kwetsuren – mooie dingen afleverden op plaat. Akkoord, soms zat het er compleet naast – Frusciante’s stem is bijvoorbeeld soms niet te harden – maar dat maakt de muziek daarom niet minderwaardig. De emotionele intensiteit komt tenminste over, en dat is meer dan sommige ‘normale’ artiesten kunnen zeggen. Muziek hoeft voor mij niet te kloppen, er mag her en der een serieuze hoek af, zolang het emotionele meerwaarde heeft. Het maakt de muziek interessanter, ook buiten de songs om.

De artiesten die je opsomt, worden bestempeld als ‘cult’. Liever een klein, devoot publiek dan de grote massa bereiken?

DUPONT: Een cultpubliek zal jammer genoeg mijn boterham niet smeren. (lacht) Kijk, deze ep komt er snel, dat beseffen we. Maar de songs erop zijn bijna een jaar oud, en dat is de helft van de levensduur van Geppetto & The Whales, we bestáán nog maar twee jaar! We staan te popelen om te bewijzen wat we kunnen, te laten zien wat voor veelzijdige muzikanten er in de groep zitten. We zijn jong, maar daarom niet minder serieus met muziek bezig dan de gevestigde groepen. Ook buiten de drieminutengrens kunnen we uit de voeten. Maar – nu komt het – wie op de radio wilt komen, moet toegevingen doen, en daarom laten we nu vooral onze toegankelijke kant zien. We willen graag leven van onze muziek. Het voorbije jaar hebben we door veel te spelen al een ferme muzikale groeischeut ondergaan, hopelijk evolueert ons publiek verder met ons mee.

DEADHEADS

GOOSSENS: Het moeten niet altijd artiesten zijn die heldenstatus verdienen, ook hun fans zijn tot grootse daden in staat. Deadheads is de verzamelnaam voor de meest fanatieke onder de fans van de Amerikaanse rockgroep The Grateful Dead. Ze volgen ‘hun’ groep van concert naar concert, en vormen een subcultuur op zich, met hun eigen gebruiken en codetaaltje.

De socioloog in jou dacht…

GOOSSENS: Wie zijn ze, en wat doen ze? (lacht) In mijn ogen zijn het helden, wie anders wijdt zijn hele leven aan een groep langharig hippietuig zoals The Grateful Dead? Het is haast een religie. Er werd door de band zelfs een speciale plek in de zaal voorzien waar de Deadheads hun eigen bandopnames konden maken van elke concert. Er bestond een heel netwerk van bootlegs, dealers, shops en wat weet ik allemaal. In zekere zin zijn ze de voorlopers van Facebook en het illegaal verspreiden van muziekbestanden. Bij deze: respect voor de Deadheads!

Hoeveel fans hebben jullie op Facebook?

GOOSSENS: Ik geloof ongeveer 3600.

Je zit er niet ver naast: momenteel 3624. Zijn jullie er zo hard mee bezig?

DUPONT: Het is vooral onze manager die onze Facebookpagina in de gaten houdt en updatet. Maar je moet er tegenwoordig als groep een hebben, al was het maar als graadmeter. Na ons optreden op Pukkelpop zag je bijvoorbeeld plots een piek in het aantal nieuwe likes. Zoiets doet toch deugd.

Heb je zelf ooit zo hard met een artiest gedweept dat het pijn doet?

DUPONT: Je bedoelt kamers vol posters en zo? Ik niet, neen. Ik ben wel eens twee uur verder naar Kortrijk gereden, speciaal om een optreden van Spencer Krug te zien, een van de frontmannen van Wolf Parade. Klein bier in vergelijking met de Deadheads. (lacht)

GOOSSENS: Ik heb thuis een behoorlijk grote collectie Frank Zappa-cd’s staan. Leren kennen via mijn pa, die me op mijn zestiende meenam naar een concert van zijn zoon Dweezil Zappa. Dat heeft toen zo’n indruk gemaakt dat ik sindsdien elk concert op Belgische bodem heb meegepikt. Zappa is verre van hip, niet meer iets van deze tijd, maar een livedubbelaar als Zappa in New York kan ik iedereen aanraden. Ja, zet Zappa gerust ook maar op mijn lijstje al te vaak vergeten helden.

SIBYLLE BAIER

GOOSSENS: Een heldin die zelf vergat er een te zijn. Baier was een actrice die nog meegespeeld heeft in films van Wim Wenders, maar die midden jaren zeventig naar Amerika verhuisde om er een gezin te stichten. Thuis nam ze zelfgeschreven liedjes op met een taperecorder, songs waar ze verder niks mee aanving. Tot haar zoon jaren later de tapes ontdekte en op cd brandde voor vrienden en familie. Een van die cd’s belandde bij J. Mascis van Dinosaur Jr. en zo werd Baiers muziek – slaapkamerfolk pur sang – in 2006 alsnog officieel uitgebracht. Vooral Sander (Sterkens, zang en gitaar, nvdr.) is er helemaal weg van, hij is heel erg into singer-songwriters uit de seventies, genre John Martyn. Baier bewijst dat mensen soms iets in zich hebben om anderen te raken, zonder het zelf te beseffen.

Weer een figuur uit de marge, zeg het gerust. Ik begin een patroon van antihelden te zien.

GOOSSENS: Zou goed kunnen. Zo hou ik ook heel erg van de songs van Spinvis, en die worden ook steevast bevolkt door mensen aan de rand van de maatschappij. Er zit een zekere mate van herkenning in zijn teksten.

Op de ep doen jullie voluit aan namedropping: songs heten Rufus, Hannah of Tommy. Zijn dat ook mensen aan de rand van de maatschappij?

GOOSSENS: In het begin waren die namen werktitels, maar uiteindelijk zijn ze een eigen leven gaan leiden. Een concept-ep willen we het niet noemen, maar er zit wel een soort verhaallijn in met verschillende personages in een fictieve omgeving – Galicove dus. Rufus gaat over een zwerver die na lange omzwervingen terug thuis komt en eindelijk soelaas vindt, en Tommy is geïnspireerd op een fantasie van Sander, waarin hij zich inbeeldt dat een leraar ’s nachts een dubbelleven leidt en op verduisterde parkings langs de autostrade rondhangt.

Jullie eerste wraaksong!

DUPONT: Nee hoor, het was blijkbaar een best fijne leraar. (lacht)

Geppetto & The Wales zijn vijf jongens, drie frontmannen, verschillende songschrijvers. Is dat een beetje werkbaar?

DUPONT: We ondertekenen nog alle songs in groep, voorlopig wordt er niet gediscussieerd over welke naam eerst tussen de haakjes mag staan, zoals bij Lennon en McCartney soms het geval was. Onze songs zijn puzzelwerkjes, een verzameling van verschillende ideeën, demo’s en jamsessies.

Baier is de enige vrouw in dit lijstje, zijn jullie een volbloed jongensclubje?

GOOSSENS: We zijn wel vrienden, maar we gaan niet samen naar de kapper, als je dat bedoelt.

Maar wel samen op de lappen?

GOOSSENS: Onlangs zijn we nog samen gaan moshpitten, op een reünieconcert van het punkbandje van onze drummer. En de laatste keer dat we samen op stap gingen, moesten we gaan lopen of we kregen klop.

Stoer.

DUPONT: Niet bepaald. We stralen te weinig viriliteit uit, en dat maakt ons een makkelijk slachtoffer voor diegenen die dat wél graag uitstralen. (lacht)

GOOSSENS: We komen uit de ruige Noorderkempen, daar is het oppassen geblazen, jong.

Met dank aan Kostuumwinkel Huis Baeyens (www.huisbaeyens.be, 03 239 16 26) en hotel Rubenshof (rubenshof.be, 03 237 07 89)

PEOPLE OF GALICOVE

Uit op 21/9 bij EMI.

DOOR JONAS BOEL – FOTO’S ATHOS BUREZ

‘UITVINDER YOSHIRO NAKAMATSU HEEFT ZO’N 4000 PATENTEN OP ZIJN NAAM. GEEN ENKEL HEEFT OOIT ZIJN ALGEMEEN NUT BEWEZEN. DAT SOORT RANDFIGUREN INSPIREERT ONS.’

‘HET ZIJN NIET ALLEMAAL ARTIESTEN DIE DE HELDENSTATUS VERDIENEN. EEN HELD IS IN MIJN OGEN OOK IEMAND DIE ZIJN HELE LEVEN AAN EEN GROEP LANGHARIG HIPPIETUIG WIJDT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content