In de groezelige thriller Ugly legt Anurag Kashyap het moderne India nog maar eens over de knie. Martin Scorsese en Danny Boyle zijn fan van de man die bijna in zijn eentje de happy ends en de leute van 1300 Bollywood-films per jaar probeert te counteren. ‘Ik haat al die liedjes vol zelfmedelijden.’

Nogal wiedes dat u Indiase cinema associeert met films in duizend kleuren met minstens tien zang- en dansnummers en een bij de haren getrokken happy end. Alleszins kwantitatief is Bollywood ontegensprekelijk de baas op de Indiase schermen. Anurag Kashyap doet daar niet aan mee. Met donkere, eigentijdse films die geen taboe uit de weg gaan, heeft hij zich de voorbije jaren opgeworpen tot het boegbeeld van de Indiase indie en lieveling van de filmfestivals.

Waarom Martin Scorsese zich in een brief bewonderend over Kashyaps werk uitliet, wordt u snel duidelijk als u Gangs of Wasseypur (2012) een kans geeft: Goodfellas in de Indiase deelstaat Wasseypur, aangelegd met een scheut Godfather en wat Dickens of Zola. Nu volgt Ugly, een gitzwarte misdaadfilm waarin de verdwijning van een meisje het lelijkste in de inwoners van het overvolle Mumbai naar boven haalt. Zo legt de film tegelijk de vinger op de etterende wonden van het India van de 21e eeuw. De voorbije jaren kreeg vormvernieuwer Kashyap navolging van andere filmmakers in hart en nieren die passen voor zeemzoete, mainstream-Bollywood. En niet zelden helpt Kashyap ze zelf op weg.

ANURAG KASHYAP: Dat ik als kind meer om serieuze films gaf dan om de puur ontspannende films, baarde mijn vader en grootvader destijds zorgen. Opa was er als de dood voor dat ik later een berooide filosoof zou worden. In India word je scheef bekeken als je niets of weinig verdient. Nu ben ik in mijn familie niet de eerste die durft af te wijken van het gangbare. Een oom van mij was een beroemde wiskundige die gek werd en verdween.

Film werd pas echt een passie toen ik negentien was en zoölogie – als kind droomde ik van de Nobelprijs – studeerde. Ik ging naar een filmfestival in Delhi en werd van mijn sokken geblazen door Au hasard Balthazar (1966) van Robert Bresson, The Match Factory Girl (1990) van Aki Kaurismäki en vooral Ladri di biciclette (1948) van Vittorio De Sica.

Wat was er zo bijzonder aan die Europese klassiekers?

KASHYAP: Van Bollywood-films genoot ik ook wel, hoor: vliegende helden, zingende schoonheden, dansers bij de vleet: ik dacht aanvankelijk dat je tovenaar moest zijn om een film te maken. Die Europese films leerden me dat cinema ook dicht bij de mens kan staan. Voor het eerst besefte ik hoe belangrijk de rol van de regisseur is. In Il tetto (1956) van De Sica wil een pas getrouwd koppel een dak boven hun hoofd. In de sloppenwijk krijgen ze hulp van de hele gemeenschap. Dat verhaal kun je overal, in elke sloppenwijk op aarde vertellen. Toen ik ook nog eens inzag dat cinema een uitweg voor me kon zijn, heb ik geen seconde verloren. Ik heb mijn koffers gepakt en ben naar Mumbai gereisd. Mijn familie was zwaar geschokt.

Hoezo was cinema een uitweg?

KASHYAP: Mijn kortverhalen voor de schoolkrant werden keer op keer geweigerd omdat ze te duister waren. Toen ik een leraar een gedicht over een gedeprimeerde jongen liet lezen, zei hij dat ik de ideeën gepikt had. Ik kookte van woede. Ik ben blijven schrijven, maar liet niets meer lezen uit vrees om vreemd bekeken of uitgelachen te worden. Die films op dat festival in Delhi deden me beseffen dat er niets mis was met mijn verteldrang.

Maar zaten ze in Mumbai op jou en je donkere verhalen te wachten?

KASHYAP: Ik moest en zou in de filmsector binnendringen. Kon me niet schelen hoe. Nu was er in Mumbai een groot tekort aan acteurs die Hindi spraken. Ik versierde wat theaterrollen, schreef ook een paar eenakters en andere stukken die ook de aandacht van filmproducenten trokken. Ik kreeg de opdracht vier werken voor tv-films te adapteren: Ibens Peer Gynt, Kafka’s Het proces, Les mains sales van Sartre en Les justes van Camus. Het was een vergiftigd geschenk. Ik had alleen nog maar werken in het Hindi gelezen en zag door de bomen het bos niet meer. Ik werd bang en verstopte me een jaar lang op mijn kamer, las het ene boek na het andere. Na Kafka, Camus, Sartre, Ibsen en Dostojevski stortte ik me – op aanraden van een tv-scenarist – op hard-boiled detectives: James M. Cain, Raymond Chandler, Dashiell Hammett. Zo vond ik mijn eigen stem. Cain werd mijn kompas, de blauwdruk voor mijn filmscenario’s.

Sinds begin jaren 2000 regisseer je films, maar die worden stuk voor stuk verboden. Wat liep er fout?

KASHYAP: Mijn eerste film, de cultfilm Paanch (2003), is nog altijd alleen maar via torrents te zien. Ik was destijds te naïef om te begrijpen waarom Paanch verboden werd, waarom mensen niet klaar waren voor zo’n film – nu wel, India is enorm veranderd in de laatste vijftien jaar. In Paanch doodt een bende gefrustreerde muzikanten een agent. Om hem de flat uit te smokkelen versnijden ze hem. Destijds mocht je zulke dingen niet vertellen. Men begreep de vervreemding van jonge stedelingen niet, hun roken, vechten, hun anti-establishmentsongs of groeps-masturbatie. Ik provoceerde niet met opzet. Ik baseerde me op een echte zaak en wees op dingen die volgens mij fout liepen. Maar dat mocht niet baten. Na die ban kreeg ik het moeilijk. Ik dronk te veel en mijn huwelijk liep op de klippen. Ik lag in de goot toen ik gevraagd werd het scenario voor Black Friday (2004) te schrijven – een regisseur had Paanch gezien en was ervan overtuigd dat alleen ik dat scenario kon schrijven. Ik raakte gepassioneerd door het onderwerp en die regisseur vond dat ik de film zelf regisseren moest.

Black Friday gaat over de bomaanslagen die op 12 maart 1993 in Mumbai meer dan honderden doden maakten. Waarom werd je realistische reconstructie daarvan eveneens verboden?

KASHYAP: Van de filmcensor kregen we het groene licht, maar één dag voor de release verbood justitie de film omdat er nog een rechtszaak liep. Dat kwam hard aan. De productie van een andere film, Gulaal (2009), had ik ondertussen ook al tweemaal moeten stilleggen. Iedereen in mijn omgeving dacht dat ik vervloekt was. De sector meed me als de pest. Ik begon zélf te geloven dat ik vervloekt was. Gelukkig was er Vishal Bhardwaj, die de muziek van Paanch geschreven had. Hij was intussen ook producent en stelde me voor om No Smoking (2007) (naar een kortverhaal van Stephen King, nvdr.) te maken. Hij hielp me toen niemand anders dat durfde. Sindsdien doe ik er zelf alles aan om andere filmregisseurs te helpen.

Ondertussen begon je wel naam te maken in het Westen. Black Friday bijvoorbeeld was geselecteerd voor het festival van Locarno.

KASHYAP: Klopt. Een cruciaal moment. Ik was nog nooit in het buitenland geweest. Ik had niet eens een paspoort. In India verweet men me films te maken waar niemand naar wilde kijken, omdat er geen helden in voorkwamen en er geen liedjes in zaten, maar in Locarno was het publiek enthousiast. Ik ontdekte er dat er ook buiten India een publiek voor mijn films bestond. Dat deed deugd. Met het in eigen land verboden Black Friday reisde ik vervolgens de wereld rond. Ik ging naar elk festival dat me een vliegtuigticket betaalde.

Met Dev D scoorde je in 2009 eindelijk ook in je vaderland, maar daar ben je dan weer niet trots op?

KASHYAP: Ik heb die film gemaakt om succes te hebben. Iedereen houdt ervan maar ik was eigenlijk ontzettend boos toen ik hem draaide. ‘Jullie willen commercieel? Wacht maar! Jullie willen een liefdesverhaal met veel liedjes? Jullie zullen verzuipen in de liedjes.’ Ik wilde me wreken op het systeem en een van de vaakst verfilmde en meest geliefde liefdesverhalen van India (Devdas van Sarat Chandra Chattopadhyay, nvdr.) verbasteren. Ik haat al die liedjes vol zelfmedelijden. Ik was boos en wilde het verhaal subversief de nek omwringen. Maar het publiek hield ervan. Dev D was een groot succes en een keerpunt in mijn carrière. Het kan verkeren.

Gangs of Wasseypur zette je internationaal helemaal op de kaart. Dat had je vast zien aankomen.

KASHYAP: Ook Gangs of Wasseypur is een raar verhaal. Ik wilde fun, gangsters die denken dat ze gangsters moeten spelen. Ze vermoorden wel mensen, maar maken daarbij de domste fouten. Terwijl ik me amuseerde met het verhaal van twee rivaliserende families uit de steenkoolmaffia wilde ik ook het relaas doen van een land in volle ontwikkeling. Wasseypur werd een metafoor voor India, steenkool een metafoor voor elke energiebron.

Verstaat de westerling de politieke en historische context?

KASHYAP: Niet helemaal. Aanvankelijk was Gangs of Wasseypur nog veel politieker. Ik was beïnvloed door La meglio gioventù, door de manier waarop die serie de Italiaanse politiek doorheen de jaren weerspiegelt. Ik heb voor Gangs veel politiek en historisch materiaal gefilmd, waardoor de eerste cut zeven uur lang was. Dat was te veel. Bovendien voelde de politiek geforceerd aan. Mijn vriend Vikramaditya Motwane, de regisseur van Udaan, heeft me toen weggestuurd, zodat hij ongestoord in mijn film kon knippen. Toen ik terugkwam, heb ik gehuild: hij had mijn epos teruggebracht tot tweeëneenhalf uur. Dat was te kort. Ik heb er van alles weer ingestopt, maar niet de politiek.

Martin Scorsese is een van de vele bewonderaars van Gangs of Wasseypur. Maar Danny Boyle was je eerste bekende fan, toch?

KASHYAP: Danny Boyle stootte op mijn films toen hij locaties zocht voor Slumdog Millionaire en nadacht over de beste manier om Mumbai te filmen. Hij was onder de indruk en wilde me ontmoeten. Ik kon het niet geloven: de man die Trainspotting gemaakt heeft, beschouwde me als zijn gelijke. Slumdog werd een sensatie, won al die Oscars en in bijna alle interviews vernoemde Boyle mij. Dat heeft mijn reputatie geen kwaad gedaan.

Je voorbeeld krijgt navolging. Vind je het je plicht om ambitieuze regisseurs op weg te helpen?

KASHYAP: Omdat ik diepe dalen gekend heb, weet ik hoe belangrijk steun is. Ik richtte een productiehuis op dat me toelaat andere regisseurs te helpen. Winst is daarbij geen drijfveer. En dat explodeerde. Iedereen die iets unieks wilde vertellen of films met frisse, energieke muziek wilde maken, kwam bij mij terecht. Ik heb geen businessplan, heb niet veel verstand van geld en ben dus geen goeie producer. Maar meestal volstaat het dat ik me met de film associeer. En omdat er hier meer onafhankelijke films gemaakt werden, pikten de buitenlandse festivals ons ook vaker op, wat op zijn beurt nog meer mensen op ideeën bracht.

Ook Ugly is een urbane misdaadfilm die hamert op pijnpunten van de Indiase samenleving.

KASHYAP: Het idee voor de film is beginnen te rijpen toen ik de alumniprijs kreeg op mijn oude school. Ik die altijd een afwezige, genegeerde leerling was geweest! Het viel me op dat de grote jongens van toen, waren blijven hangen. Zij zaten met hun gedachten nog altijd in hun schooltijd, toen ze nog iemand waren.

Via een vriend bij de politie hoorde ik ook veel verhalen over kidnapping: in India verdwijnen elk jaar verschrikkelijk veel kinderen – in sommige deelstaten tot 23.000 verdwijningen. Dat zegt iets over onze samenleving. Verder vroeg ik me af waarom zoveel hooggeplaatste politie-officieren (het verdwenen meisje in Ugly is de stiefdochter van zo’n officier, nvdr.) zeer traditionele echtgenotes hebben, vrouwen die hun eten klaarmaken en voor de kinderen zorgen. Waarom zetten ze dat patriarchale systeem verder? Waarom zoeken ze hun vrouwen in families waar de dochters nog uitgehuwelijkt worden? Is dat nog van deze tijd, van de moderne grootstad? Het zijn dingen die Indiase films vroeger nooit aankaartten. Daar breng ik graag verandering in.

UGLY

Vanaf 4/6 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL FOTO PIET GOETHALS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content