DÉ REVELATIE UIT BLACK
Ze is twintig, groeide op in Luik, woont in Mechelen en stoot natuurlijk acteervermogen uit alsof haar sjoemelsoftware het begeven heeft. Handen op elkaar voor Martha Canga Antonio, voor het eerst te zien in Black, de bendethriller van Adil El Arbi en Bilall Fallah . ‘Ik hoop dat mensen inzien dat talent geen kleur heeft.’
In Black speelt ze Mavela, een 15-jarig zwart meisje uit de Matongéwijk dat net lid is geworden van de gewelddadige Black Bronxbende en dan verliefd wordt op een Marokkaanse jongen uit een andere gang. ‘Romeo en Julia in het getto van Brussel’, zo omschrijven Belgiës meest spraakwaterige regisseurs – Adil El Arbi en Bilall Fallah – de opvolger van hun debuutfilm Image (2014).
Het budget was deze keer groter, maar de setting is nog steeds Brussel en de thema’s van de slimste putain ter wereld en zijn filmbroeder zijn nog altijd racisme, diversiteit en de eenzijdige berichtgeving over integratie en migratie. Omdat ze hun missie om meer kleur in de Belgische bioscopen en huiskamers te brengen serieus nemen, hebben El Arbi en Fallah met geld van onder meer Matthias Schoenaerts het castingbureau Hakuna opgericht. Daarmee trokken ze vorig jaar de straten van Brussel op om er het ongepolijste acteertalent te vinden dat Black extra pit moest geven. Daar botsten ze op Martha, die er aan de Erasmushogeschool communicatiemanagement studeert.
In een van de pakkendste scènes uit de film schreeuwt Martha’s personage Mavela haar moeder nochtans toe dat ze geen opleiding nodig heeft omdat in België je huidskleur je diploma is. Op de ‘waar kom jij eigenlijk vandaan’-vraag die Martha tot vervelens toe gesteld wordt, is het antwoord ‘Mechelen’. En omdat ze een deel van haar jeugd in Luik doorbracht, is ze perfect tweetalig en dus Belgischer dan witlof in hamrolletjes.
‘Ja, maar je hebt Belgisch en Belgisch’, zegt de piepjonge maar zelfverzekerde actrice er meteen bij. ‘Het is ingewikkeld. Je wordt in België voortdurend geconfronteerd met je huidskleur. Er zal altijd wel iemand zijn die je duidelijk maakt dat je niet écht Belgisch bent.’ Dat ondervond ze voor de zoveelste keer tijdens de première van Black op Film Fest Gent. De film werd er, net als in Toronto enkele weken daarvoor, enthousiast onthaald en zou uiteindelijk de publieksprijs winnen, maar toen Martha na de vertoning even een frisse neus ging halen en buiten enkele mensen aanspoorde om vanaf 11 november ook naar de film te gaan kijken, snauwde iemand haar toe: ‘Je denkt toch niet dat ik naar een film vol Zwarte Pieten ga kijken.’ ‘Die haat kwam van zo diep en het was zo’n groot contrast met de warme reacties die ik net in de zaal had ervaren, dat ik er eigenlijk heel hard om moest lachen. Wat me echt choqueerde, was de reactie van mijn moeder toen ik thuiskwam. ?Maakt niet uit, we zijn dat toch al gewoon.” Maar we mogen dat niet normaal gaan vinden. Racisme is niet normaal. Dat is het nooit.’
Jij moest lachen, maar je personage uit Black had allicht een tikkeltje anders gereageerd op zo’n uitspraak?
MARTHA CANGA ANTONIO: Misschien, maar toen ik de film voor het eerst zag, was ik sowieso een beetje gechoqueerd door bepaalde dingen waar ik mezelf totaal niet in herkende.
Je hebt zelf niet de gewoonte om mensen op straat in elkaar te slaan?
CANGA ANTONIO: Bijvoorbeeld, ja. (lacht verlegen) Ik heb nog nooit een nachtwinkel overvallen. Ik heb zelfs nog nooit gevochten. De scènes die me het meest raken, zijn die op het einde, waarin je merkt dat mijn personage echt veranderd is door wat ze allemaal meemaakt.
Waarom wilde je zo graag meedoen in Black?
CANGA ANTONIO: Ik voelde meteen dat ik echt voor Black moest gaan, dat het iets groots zou worden. Enfin, ik had niet verwacht dat het zó groot zou worden, maar ik was fan van de boeken van Dirk Bracke waar de film op gebaseerd is. Ik vermoedde ook dat de film een publiek zou aantrekken dat niet per se naar een Belgische of Vlaamse film gaat kijken. En omdat het met Adil en Bilall was, wist ik dat het geen doorsnee Belgische film zou worden.
Drie e-mails, een paar telefoontjes en een naar verluidt indrukwekkende auditie later kreeg je plots die rol. Had je als groentje niet heel veel zenuwen?
CANGA ANTONIO: We moesten van Adil en Bilall vooraf drie films bekijken om in de sfeer te komen. La vie d’Adèle van Abdellatif Kechiche, Fernando Meirelles’ Cidade de Deus en La haine van Mathieu Kassovitz. Voor de rest hebben we maar twee, hooguit drie keer gerepeteerd. Daarna moesten we ons gewoon inleven en was er ruimte voor improvisatie. Voor Adil en Bilall was het heel belangrijk dat we zo natuurlijk mogelijk speelden. Het mocht niet te technisch worden.
Adil en Bilall zijn twee flamboyante, vocale types. Kun je geconcentreerd blijven als die twee voortdurend staan te roepen dat dit ‘de shit van de eeeeeuw’ wordt?
CANGA ANTONIO:(lacht) Ja hoor. Wanneer we niet echt meer wisten wat we aan het doen waren, door gebrek aan ervaring of door pure vermoeidheid, hielp dat wel. Ik denk dat Adil en Bilall zo ver zijn geraakt door hun enthousiasme, door dat geloof in wat ze doen. Hoe vaak hebben ze niet gezegd dat ze naar Hollywood zouden gaan? Niemand nam hen serieus, maar ze timmeren daar intussen wel aan de weg.
Op de set wisten ze toch enige sérieux te bewaren?
CANGA ANTONIO: Ja. Ze weten exact wat ze willen en waar ze je willen. Hoe je daar als acteur dan geraakt, daar ben je vrij in. Het helpt ook dat ze met z’n tweeën zijn. Wanneer je niet goed begrijpt wat Adil bedoelt, zal Bilall het op een andere manier uitleggen. Of omgekeerd, want die verdeling verschilde van dag tot dag. Soms was het Adil die heel strikt was, soms was het Bilall. Elke dag was het good cop, bad cop en wij wisten nooit wie wie ging zijn. Met die twee verveel je je echt geen seconde. (lacht)
Iemand met een acteeropleiding leert allerlei technieken. Daar kon jij niet op terugvallen. Hoe heb jij je dan wel voorbereid?
CANGA ANTONIO: Gewoon door alles en iedereen te observeren.
Er zitten wel harde scènes in de film. Een groepsverkrachting, een gewapende overval. Ik hoop dat je die nergens bent gaan observeren.
CANGA ANTONIO:(lacht) Nee, en ik heb die dingen natuurlijk ook nooit meegemaakt. Maar iedereen heeft wel eens een superintens moment in zijn leven gehad, of dat nu door problemen met een lief, door een situatie op school of door het werk kwam. Oké, dat zijn dieptepunten van een andere orde, maar er is altijd wel een gevoel dat je uit jezelf kunt halen en in een andere context kunt plaatsen.
Is het niet extra moeilijk om na de opnames los te laten als je alles in jezelf gaat zoeken?
CANGA ANTONIO: Ik moet mentaal sterk zijn. Ik maak ook muziek met mijn eigen band Soul’Art, en als ik iets zing dat ik zelf heb geschreven, dan deel ik een stuk van mezelf met de wereld, maar ik mag er niet in blijven steken. Ik moet die omslag maken. Ik heb van in het begin tegen mezelf gezegd: ‘Mentaal sterk blijven, Martha. Niet vallen of depressief worden. Je kunt het, je bent zo ver geraakt omdat je het vóélde, en dat is niet voor niks gebeurd.’
Weet je ondertussen al of je wilt blijven acteren?
CANGA ANTONIO:(enthousiast) Echt wel. Het was moeilijk, maar ik hou er echt van om mezelf te choqueren, maar ook om onderschat te worden. Dan wil ik me bewijzen. Ik heb het gevoel dat ik sinds de eerste opnames geëvolueerd ben, dat ik nog veel meer in mijn mars heb. Met dat gevoel wil ik absoluut iets doen.
Heb je ondertussen al andere aanbiedingen gekregen?
CANGA ANTONIO: Nee, voorlopig nog niks. Veel mensen moeten de film natuurlijk nog zien. Ik sta open voor nieuwe rollen, hint, hint. En nu ik mezelf toch aan het promoten ben: ik spreek niet alleen vlot Nederlands en Frans, maar ook Portugees, Spaans en Engels. Als het moet, wil ik zelfs mijn Duits wat oefenen.
Los gehen! Plus: je kunt nog zingen ook. Wat mogen we eigenlijk verwachten van je band, Soul’Art?
CANGA ANTONIO: Die past niet echt binnen een genre. Je zou kunnen zeggen dat het hiphop is omdat erin wordt gerapt, maar we doen de dingen gewoon op ons gevoel. Wat ons uniek maakt, is dat er iemand in het Nederlands rapt, iemand in het Engels en iemand in het Frans. We noemen onszelf ook geen Vlaamse of een Brusselse groep. We zijn een Belgische groep omdat we alle talen en muzieksoorten bij elkaar brengen.
Vind je dat belangrijk, om het ‘een Belgische groep’ te noemen?
CANGA ANTONIO: Ja, omdat er superveel goeie muziek gemaakt wordt in België, maar alles zo verdeeld is. Je hebt de Waalse, de Vlaamse en de Brusselse scenes, en die liggen zo ver uit elkaar. En dat in zo’n klein landje. Je hebt The Voice van Vlaanderen en dan iets totaal anders in Wallonië. Waarom maken we niet gewoon één programma waarin we in het hele land nieuwe artiesten ontdekken? Nee, liever de Vlamingen bij elkaar en de Walen bij elkaar. Die hokjesmentaliteit is zo typisch Belgisch.
Voel jij je Belgisch?
CANGA ANTONIO: Ja, maar hier kun je als zwarte niet zeggen dat je Belgisch bent zoals een Afro-Amerikaan zegt dat hij Amerikaan is. Afro-Belg of Afro-Europeaan, dat bestaat niet, hé. In Amerika zal een blanke Amerikaan niet aan een zwarte Amerikaan vragen waar hij vandaan komt, maar hier is dat een normale vraag. En als je zegt dat je hier geboren bent, zullen de meeste mensen toch doorvragen: ‘Waar komen je ouders dan vandaan?’ Het ligt dus moeilijk om te zeggen dat je Belgisch bent en daar ook echt 100 procent van overtuigd te zijn. In België zijn we er nog niet.
Denk je dat we er ooit zullen komen? Heeft dat niet gewoon meer tijd nodig?
CANGA ANTONIO: Meer tijd? Het is 2015! Hoe lang moet zoiets duren? De mentaliteit van de mensen moet veranderen. De eerste stap is toegeven dat racisme bestaat, in alle lagen van de bevolking en bij alle bevolkingsgroepen. Ik denk dat Black een heel klein voorbeeldje is van hoe het kán zijn. Black geeft plaats aan een nieuwe generatie die totaal anders denkt. Als dat op andere domeinen ook gebeurt – in de sport, het bedrijfsleven of eender waar – dan komt er straks misschien een generatie die zich Belg kan noemen, ongeacht hun naam of de afkomst van hun ouders of grootouders.
Met permissie, maar Black bevat ook raciale clichés. Zwarten zijn bendeleden, Marokkanen dieven en flikken racistisch.
CANGA ANTONIO: Het is tijd om de discussie te openen, en dat doet Black net door de dingen bij naam te noemen. Door problemen aan te kaarten. Hopelijk doet de film mensen nadenken en met elkaar praten, maar dan op een normale manier. Maar bendes in Brussel bestaan, racistische flikken bestaan, en uiteindelijk blijft het een film. Een verhaal met drama-shit. Een dramatische interpretatie van een bepaalde werkelijkheid. Het is niet omdat je toont dat er bendes zijn, dat alle Brusselse jongeren bendeleden zijn. Dát zou pas een cliché zijn.
Word je zelf vaak in een hokje geduwd? Ben je het bijvoorbeeld nog niet beu om voor foto’s altijd bij graffiti te moeten poseren?
CANGA ANTONIO: Ja. Ik heb het woord urban nu al net iets te vaak gehoord. (zucht) Shoots moeten vaak buiten gebeuren. En dan het liefst iets met graffiti en sneakers. We gaan nooit gewoon ergens mooie foto’s maken. Ik maak altijd deel uit van een concept dat past bij het beeld dat de meeste mensen van een zwarte actrice hebben.
Heb je dan geen schrik dat je heel veel clichérollen voorgeschoteld zult krijgen?
CANGA ANTONIO: Rollen waarin mijn huidskleur deel uitmaakt van het personage? Ja, sowieso, want zo gaat dat nu eenmaal. Al hoop ik dat daar verandering in komt, dat mensen gaan inzien dat talent geen kleur heeft. Dat iemand na een casting gekozen wordt omdat hij of zij kan acteren en niet omdat er toevallig nog enkele zwarte acteurs nodig waren. Dat ze de beste kiezen als ze een acteur nodig hebben die een advocaat moet spelen. Ik hoop dat die mentaliteit verandert. Dat móét wel. Ik zal in ieder geval mijn best doen om daar verandering in te brengen. En als ik het niet kan, dan moet de generatie na mij het maar doen.
Besef je dat je daarin zelf een rolmodel kunt worden?
CANGA ANTONIO: Ik hoop het. Laat maar komen. Mensen inspireren door te geloven in wat je zelf wilt en kunt doen, is toch het mooiste dat je kunt meemaken? Dat is veel belangrijker dan roem of geld. Ik wil volop blijven geloven in mezelf, altijd weten waar ik naartoe wil.
Weet je nu al waar je naartoe wilt?
CANGA ANTONIO: Nee, dat is het net. Ik weet niet wát ik wil zijn, maar ik weet wel wíé ik wil zijn. Ik ken de Martha die ik wil zijn, of dat nu een actrice of een zangeres of nog iets anders is. We zien wel.
BLACK
Vanaf 11/11 in de bioscoop.
DOOR SAM DE WILDE
‘IK HOU ERVAN OM ONDERSCHAT TE WORDEN’
Martha Canga Antonio : ‘MET ADIL EN BILALL VERVEEL JE JE GEEN SECONDE. ELKE DAG WEER SPEELDEN ZE GOOD COP, BAD COP.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier