Al eeuwenlang inspireert de literatuur componisten en lokt ze muziek uit. Maar wat heeft, omgekeerd, de muziek ooit voor de literatuur gedaan? Op welke maat is de roman gecomponeerd? Deze week: Het verhaal van mijnheer Sommer van Patrick Süskind.
[DE KLASSIEKE SCÈNE] Wie Patrick Süskind zegt, zegt Het parfum. In dat meesterwerk zit echter geen naspeurbare muziek. Evenmin in Süskinds prachtige kortverhaal Het dictaat van de diepgang, over de bedenkelijke diepgang van het woord diepgang. Ik kies dus Het verhaal van mijnheer Sommer, een magnum opus, al is het klein van stuk. Het is een jeugdimpressie, met als rode draad de manische wandelaar mijnheer Sommer, die niemand echt kent maar die men wel elke dag obstinaat heen en weer ziet stappen tussen Obernsee en Unternsee. Waar de tocht eindigt, moet u zelf lezen.
Pianoles is een klassiek onderwerp om jeugdellende te beschrijven en Süskind is klassiek, dus gaat in deze scène – waarin overigens een neuskeutel de hoofdrol speelt – de verteller op les bij de vreselijke, oude juffrouw Funkel. Hij heeft net een uitbrander gekregen. ‘Ik knikte deemoedig en veegde met mijn mouw de tranen van mijn gezicht. Diabelli, dat was een vriendelijke componist. Dat was niet zo’n fugabeul als die gruwelijke Hässler. Diabelli was eenvoudig te spelen, misschien wel op het simpele af, maar hij klonk toch altijd heel behoorlijk. (…) We speelden dus vierhandig Diabelli, juffrouw Funkel links de bassen orgelend en ik met beide handen unisono rechts op de hoge tonen. Een poosje ging dat heel vlot, ik voelde in toenemende mate mijn zekerheid terugkeren, dankte de goede God dat hij de componist Anton Diabelli had geschapen, en vergat ten slotte van pure opluchting dat de kleine sonatine in G-majeur was genoteerd en dus aan het begin van een fis was voorzien. (…) Toen de fis voor het eerst in mijn partij verscheen, herkende ik hem niet als zodanig, trapte er prompt in en speelde in plaats daarvan f, wat, zoals iedere muziekliefhebber onmiddellijk zal begrijpen, een onverkwikkelijke wanklank opleverde.’
[DE KLASSIEKE SCORE] Hässler, een vroege romanticus, is een verdienstelijke, maar vergeten componist, wat het Sisyphuskarakter van de les kracht bijzet. Zijn tijdgenoot, uitgever-componist Diabelli, is wel nog bekend, maar vooral omdat Beethoven zijn Diabellivariaties op een themaatje van hem baseerde. Als uitgever was hij machtig, als componist een schoolvoorbeeld van matig talent en nog matiger… diepgang. Hij grossierde in eenvoudige stukjes voor twee- of vierhandig klavier die vlot over de toonbank gingen: elke burgerdochter speelde piano. De sonatine in G opus 163/2, voor wie haar toevallig tegenkomt duidelijk te herkennen in Süskinds scène, is de tweede uit een ruiker van zes, die Diabelli Jugendfreuden doopte. Een uitstekende keuze van de schrijver, die uitblinkt in het meeslepend beschrijven van pietluttigheden en daar hier een extra draai aan geeft. Zeker lezen, dit boekje, maar let op: de luchtigheid is zeer, zeer bedrieglijk.
[DE OPNAMEKLASSIEKER] www.youtube.com/watch?v=ncsiS4cbeT0
RUDY TAMBUYSER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier