De meesten van zijn Cubanen zijn intussen begraven, dus Ry Cooder had weer tijd om een goed boek te lezen. Of hoe ‘Das Kapital’ tot een fabelachtige rootsplaat leidde.

Twee jaar na Chavez Ravine, het verhaal van hoe een volkswijk in LA plaats moest maken voor een honkbalstadion, heeft gitarist Ry Cooder (60) het vervolg klaar: My Name Is Buddy. (in verhoogd tempo:) Een 17-delige fabel over een kat, een muis en een pad, (verhef uw stem:) een roadmovie doorheen een land vol racisme en corruptie (vuist in de lucht:) geïnspireerd op Karl Marx!

Gáát het een beetje, meneer Cooder?

Ry Cooder: Het lukt alweer wat beter, dank u. Straf boek hoor, Das Kapital. Ik speelde allang met het idee om een album te maken over de verdwijning van de Amerikaanse werkmens. De VS is gebouwd door werkmensen, die sterk genoeg waren om zich te verenigen en vakbonden op te richten. Natúúrlijk is dat niet blijven duren – het grote geld heeft de communisten buiten de wet gesteld. Maar hoe schrijf je dat allemaal op zonder te preken?

Het idee is letterlijk in mijn brievenbus gevallen. Jongens van een platenwinkel in Vancouver hadden me ongevraagd een foto van hun huiskat opgestuurd: een rosse kater die Buddy heette. Bleek dat ze Buddy destijds in een steegje hadden gevonden; hij leefde er in een afgedankte valies. Boom, ik had mijn trigger voor mijn on the road-verhaal. Ik heb mijn fabel door zijn ogen geschreven – a red catnamed Buddy, een rooie rakker die Kameraad heette.

Het is een roadmovie met een marsbevel: ‘Just because you’ve been told a story back in your hometown, doesn’t have to mean the story is always true.’

Cooder: Absoluut. Haal je hoofd uit je gat, neem je koffers en kijk eens verder dan je neus lang is. Noem het een reactie tegen de snelle quotes, de ringtones, de slogans van de hiphop. Man, that hiphop business… Als die rappers nu eens zouden zwijgen over auto’s en wijven en zich écht kwaad maken, zouden we al een eind opschieten. En nee, ik ben Bono niet, die voor de Verenigde Naties gaat speechen. Ik ben Rooie Ry: ik denk aan een kat en ik bel oude maten om een plaatje te maken.

Toen wij in België de 0110-concerten tegen extreemrechts hadden, stak er meteen een discussie op over de impact op de platenverkoop. Bent u niet bang om geboycot of gecensureerd te worden?

Cooder: Die fascisten van Clear Channel kennen mij niet, dus er is niemand die mij lastigvalt. En wat zou ik me zorgen maken? Over vijf jaar bestáán er geen platenfirma’s meer. Dus maak ik mijn platen zo snel mogelijk, liefst drie tegelijk, nu het nog kan.

Mét bekend volk als Jim Keltner en Pete Seeger, maar ook jonge jazzmuzikanten zoals Stefon Harris en Jacky Terrasson. Dat was ook al van 1978 geleden.

Cooder: Dit verhaal had de sound van het hart van Amerika nodig: wat folk, wat blues, wat gospel. Het is utilitaire muziek, vol verwijzingen naar bekende melodietjes. Plots komen Buddy en co. aan de Mojavewoestijn. Bij zo’n tocht wil je geen banjo’s en wasborden horen. Daar hoort weidse jazz bij. Dus liet ik een engel in het verhaal verschijnen om Buddy advies te geven. ‘Ik verveel me dood in de hemel’, zegt hij. Maar wat ís die hemel eigenlijk, willen ze weten. ‘Een lounge, natuurlijk.’ Fijn idee toch: God is een jazzclubuitbater.

Ik wíst het!

‘MY NAME IS BUDDY’

komt op 5/3 uit bij Warner.

Door Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content