DE JOHNNYCULTUUR VOLGENS ROBIN PRONT

Het was de verrassendste geluidsband van het jaar. Alleen al voor die ene scène waarin Kevin Janssens en Jeroen Perceval in een Toyota Supra het Ardense landschap doorkruisen op de tonen van Jones & Stephenson – nooit geweten dat foute Bonzai-techno zo cool kon zijn. Regisseur Robin Pront over de soundtrack van D’Ardennen, sinds deze maand verkrijgbaar. ‘Heel eerlijk: ik denk niet dat ik hem thuis zelf zou opzetten.’

CHERRY MOON TRAX THE HOUSE OF HOUSE (1994)

ROBIN PRONT: Het stond op voorhand vast dat ik voor D’Ardennen een elektronische soundtrack wilde. De originele filmmuziek is gecomponeerd door Hendrik Willemyns van Arsenal, maar ik wilde ook absoluut een aantal retro dancenummers. Niet alleen omdat dat bij het johnnykapsel van Kevin Janssens paste, maar ook omdat die scene mij altijd geïntrigeerd heeft. Ik ben zelf van 1986: iets te jong om dit soort nummers nog echt beleefd te hebben, maar ik herinner me wel nog dat mijn oudere broer een vlag van Bonzai Records – het legendarische Belgische danslabel – op zijn kamer had hangen. Je kent dat logo nog wel, die bonzaiboom – ik geloof dat ze zich wat door The Karate Kid hebben laten inspireren. In de aanloop naar D’Ardennen heb ik heel de Bonzai-catalogus uitgevlooid en zo ben ik op dit nummer gestoten.

Het wordt gespeeld in de discotheek waar Kevin en Jeroen Perceval na het kerstdiner naartoe gaan. Loeiharde, pompende beats uit de pioniersjaren van de house. Heel die Bonzai-cultuur van de jaren negentig is wat onderschat, wat mij betreft. Mensen kwamen van heinde en verre om in plekken als Destelbergen en Lokeren te komen feesten. Ik vind dat we daar wel trotser op mogen zijn. Die beweging is wat weggezet als johnnymuziek, maar iedereen die jong was in de jaren negentig weet wel nog wat Bonzai is. Ik probeer al jaren een reeks van de grond te krijgen over de scene rond de Boccaccio, de Zillion en de Cherry Moon en de strijd tussen de discotheken: de verhalen liggen voor het grijpen.

JONES & STEPHENSON THE FIRST REBIRTH (1993)

PRONT: Ook een Bonzaischijf van Belgische makelij. Het is het nummer dat je hoort wanneer Jeroen en Kevin in de Ardennen aankomen. Eerst hadden we er andere muziek op geprobeerd – iets met donkere, dreigende synths -, maar dat werkte niet. Tot de monteur en ik The First Rebirth probeerden. Dat klopte wél: die repetitieve synthesizers en gabberbassen tegen de achtergrond van de Ardense bossen. Het heeft voor mij iets van die openingsscène van Drive, waarin Ryan Gosling rondrijdt op de tonen van Kavinsky. Die eightiessynths zijn totaal niet wat je verwacht, maar net daardoor werkt het. Plus: het geeft zo’n rare datering: je weet niet goed in welke tijd je zit. D’Ardennen heeft dat ook. We hebben bewust niet gespecificeerd in welke periode de film zich afspeelt. Het voelt als een verhaal in het nu, maar de personages dragen wel michelinjassen uit de jaren negentig en rijden rond in getunede Toyota Supra’s. De soundtrack versterkt dat tijdloze gevoel.

Ik heb Franky Jones, de helft van Jones & Stephenson, ondertussen op Facebook toegevoegd. Een heel gewone gast. Hij was heel blij dat hij op de soundtrack is beland. Elke muzikant die in de jaren negentig een gitaar heeft vastgepakt, is ondertussen wel in een of andere Belpop besproken. Maar iemand als Jones, die met The First Rebirth een danceklassieker heeft geschreven, mee achter de knoppen zat bij Bonzai en over de hele wereld heeft gedraaid, kent niemand. Een documentaire als The Sound of Belgium heeft daar wel een beetje verandering in kunnen brengen, maar het blijft een stukje Belgische cultuur dat tussen de plooien van de muziekgeschiedenis is gegleden.

FLESH & BONES RIGOR MORTIS (2002)

PRONT: Het lied dat je bij de aftiteling hoort. Net voor de opnames van D’Ardennen is een vriend van me gestorven. Op zijn begrafenis werd dit lied gespeeld, en de ceremonie zat vol met zulke retrobeats. Dat lijkt een slecht plan in een kerk, maar het werkte wel. De tekst is behoorlijk plat, maar draai de song in een andere context en hij krijgt plots een heel aparte sfeer. Iets nostalgisch. Iets filmisch zelfs. Dat beeld is blijven hangen toen we D’Ardennen monteerden.

Eigenlijk is het een nummer van Regi en DJ Wout – niet meteen twee gasten die je in een donkere film verwacht. Dagen Zonder Lief (2007) van Felix Van Groeningen had dat ook. Het beste moment van die film voor mij is de scène waarin ze op Turn the Tide van Sylver dansen – dat later in de film terugkomt in de minimalistische pianoversie van Jef Neve. Het is niet dat ik die muziek goed vind, maar het werkt wel. En dat is het intrigerende. Die commerciële formule die die songschrijvers hanteren. Als ze op Tomorrowland dat rustige nummer van Swedish House Maffia, Don’t You Worry Child, draaien, dan zie je dat iedereen op die wei daar echt door geraakt is. Ik betwijfel of dat muziek is die vanuit het hart gemaakt is – of toch niet zoals Tom Waits vanuit het hart schrijft – maar ze heeft wel een zekere kwaliteit. De climax van een johnnylied doet iets met een mens.

DJ FURAX FEATURING REDSHARK SUPERSAW (2005)

PRONT: De muziek die Veerle Baetens en Jeroen in de auto hebben opstaan. Een jumpstyle classic van DJ Furax – opnieuw een Belg. Dit is er eentje die ik zelf nog bewust heb meegemaakt. Iets te bewust misschien, achteraf bekeken. (lacht)Supersaw, dat is voor mij een trip terug in de tijd, toen ik met mijn broer Jupilers ging drinken in het park en dan de bus pakte naar de Illusion in Lier om te kijken naar de johnny’s die aan het vechten waren op de parking.

Voor alle duidelijkheid: dit is niet meteen iets wat ik thuis opzet. Hoe ouder ik word, hoe meer ik naar dingen als Hank Williams luister. Maar ik moet wel toegeven dat de kans bestaat dat ik op een scheve avond op DJ Furax heb staan jumpen. Niet nuchter, weliswaar. Ik ben nooit een echte johnny geweest. Kevin Janssens is in zijn Buffalo’s bij Studio Herman Teirlinck binnengestapt: dat heb ik nooit gedaan. (lacht) Maar ik heb wel altijd veel johnnyvrienden gehad. Toen ik jong was, was ik nooit de gast die tot één scene behoorde. Wie mij een beetje kent, weet dat ik snel verveeld ben. Wanneer ik het geleuter van mijn artistieke vrienden beu was, trok ik naar de johnny’s op school. En omgekeerd. Die clash van die verschillende werelden heeft iets. Discotheekgangers hebben meestal niets met cinefiele films. Cinefielen hebben meestal niets met discotheekmuziek. En dus vind ik het plezant om die twee samen te brengen. Ik denk dat daar ook mijn hoogstpersoonlijke niche ligt: de combinatie van johnnycultuur en artistieke cinema.

DOOR GEERT ZAGERS

Robin Pront ‘DE KANS BESTAAT DAT IK OP EEN SCHEVE AVOND OP DJ FURAX HEB STAAN JUMPEN. NIET NUCHTER, WELISWAAR.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content