DE HEL VAN HOLLYWOOD

SUNSET BLVD

Hollywood is een vreugdevuur der ijdelheden, waar egocentrisme en narcisme aan de orde van de dag zijn. Of zo komt Tinseltown toch naar voren uit films als The Player of Sunset Blvd. Knight of Cups is gewoon de nieuwste titel in een lange, illustere rij over de hel van Hollywood.

Soms moet je daar weinig meer achter zoeken dan een scenarist of regisseur die nog een eitje te pellen heeft met een industrie die hem heeft teleurgesteld. Zoals scenarist Joe Eszterhas, die zijn carrière in elkaar zag stuiken na de flop van Paul Verhoevens Showgirls (1995). Hij schreef zijn frustraties van zich af in An Alan Smithee Film: Burn Hollywood Burn (1997), een film die ironisch genoeg nog veel slechter ontvangen werd dan Showgirls. Recent was er ook Paul Schrader, die ooit de scenario’s schreef van Scorsese-meesterwerken als Taxi Driver (1976) en Raging Bull (1980) maar die als regisseur continu overhooplag met de studio’s. Als reactie daarop maakte hij The Canyons (2013), over verveelde, decadente twintigers in de marge van het Hollywood-wereldje.

Maar veel interessanter zijn de ‘hel van Hollywood’-films die de veranderingen in de filmindustrie zelf reflecteren. Billy Wilders Sunset Blvd (1950) wordt over het algemeen beschouwd als de eerste openlijk kritische film-over-film. Wilder leverde daarin een bijtende commentaar op hoe sommige sterren van de stille film bij het vuilnis werden gezet toen de klankfilm zijn intrede deed. Gloria Swanson speelt zo’n vergane glorie, die zichzelf tot waanzin drijft met haar dromen van een comeback. Echte sterren uit die tijd, zoals H.B. Warner en Buster Keaton, duiken op in cameo’s.

De jaren 70 betekenden opnieuw een kentering in de filmindustrie: het oude Hollywood deemsterde weg, om plaats te maken voor de nieuwe, minder gepolijste cinema van jonge regisseurs als Francis Ford Coppola, Martin Scorsese en William Friedkin. Billy Wilder maakte in die periode het bittere melodrama Fedora (1976) over een ouder wordende producent die niet meer met zijn tijd meekan; Elia Kazans The Last Tycoon (1975) portretteert een studiobaas, gebaseerd op de jong gestorven MGM-bons Irving Thalberg, die zichzelf letterlijk doodwerkt en John Schlesingers Day of the Locust (1975) levert een pijnlijk beeld van wannabe’sdie proberen om die onverschillige industrie binnen te raken.

In de jaren 80 en 90 werden de Hollywoodstudio’s en masseovergenomen door grote bedrijven. Zo kocht Coca-Cola Columbia Pictures (dat ondertussen alweer in handen is van Sony), Universal werd eigendom van alcoholproducent Seagram en 20th Century Fox kwam in handen van mediamagnaat Rupert Murdoch. Waar de studiobazen vroeger op zijn minst nog bewust gekozen hadden om films te maken, werden ze nu vervangen door managers voor wie film een product als een ander was. Het gevolg: in films als Barry Sonnenfelds Get Shorty (1995), George Huangs Swimming with Sharks (1994) en natuurlijk Robert Altmans The Player (1992) staan gewetenloze producers centraal.

Maar wat echt opvallend is: uit de toon van al die films blijkt dat die producenten het stiekem ook wel geweldig vinden om zo negatief afgebeeld te worden. Oké, ze komen eruit naar voren als hufters, maar dan wel de rijkste, machtigste hufters van de stad. In de hel van Hollywood blijkt ongebreideld narcisme gemengd met diepe zelfverachting. De inwoners van die bizarre Californische stad-in-de-stad kunnen het niet laten om zich te fixeren op hun eigen gebreken, hun eigen lelijkheid en vervolgens te concluderen: zoals wij lelijk zijn, zo zijn er geen twee.

DENNIS VAN DESSEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content