‘DE GITAAR EN IK, DAT BLIJFT COMPLEX’
Na een rondje Amerikaanse festivals trekt Trixie Whitley de deur dicht in New York om voor enkele concerten naar haar geboorteland af te zakken. ‘Thuis zijn is een luxe geworden.’
Rivierenhof, 18/8; Feest in het Park, 23/8
Een kop zelfgemaakte koffie drinken, de was in de trommel steken, even verpozen in de tuin, dat zijn de eerste dingen die Trixie doet wanneer ze haar koffers lucht in New York. ‘Gewoon, lekker huiselijk doen’, vertelt de zangeres tijdens een van die zeldzame kansen die ze deze zomer daartoe krijgt. Maar voor een rasartieste als Whitley is het podium een tweede habitat, of niet soms?
TRIXIE WHITLEY: Ik voel me er comfortabel, en toch heeft het iets dubbels, iets pervers. Uiteindelijk geef je jezelf bloot terwijl er een pak onbekenden op staat te kijken. Live spelen is een intieme ervaring, het heeft haast iets seksueels. Wanneer je helemaal overgeleverd bent aan de genade van de muziek raak je – net als bij seks – in een soort extase. Heel verslavend.
Grappig dat je dat zegt: de keren dat ik je vader Chris Whitley live zag, spatte de erotiek van het podium.
WHITLEY:(lacht) Mijn vader ging op heel fysiek met zijn instrument om, dat is waar.
Heb je zijn collectie gitaren geërfd?
WHITLEY: Ik heb enkele exemplaren, maar spelen doe ik er nauwelijks op. Ik heb de gitaar in het algemeen lang gemeden, net omdat ik ze zo vereenzelvig met hem en zijn muziek. Na zijn dood heb ik lang gevochten tegen de drang er eentje vast te pakken, maar toen ik het deed, vloeide daar meteen een song uit. De gitaar en ik, het is nog steeds een complexe relatie.
Hoe zit het nu met je debuutalbum, wanneer komt het ervan?
WHITLEY: Volgend voorjaar. We hebben om ‘zakelijke’ redenen een aantal keer van voren af aan moeten beginnen. Met producer Thomas Bartlett is alles dan in zijn plooien gevallen. De kindjes zijn eindelijk klaar om het huis uit te gaan. (lacht) Het is een plaat zonder grote namen, maar wel een collectie liedjes waar ik 100 procent achter kan staan. Nu maar hopen dat ze een publiek vinden.
De modieuze videoclip bij A Thousand Thieves, was dat ook iets waar je 100 procent achter kon staan?
WHITLEY: Lastige vraag. Toen ik het eindresultaat voor het eerst zag, viel ik bijna van mijn stoel. ‘Dat ben ik niet’, was het enige wat ik kon denken. Vooral dat haar! Met dat Heidi Klumkapsel heb ik dus een paar dagen rondgelopen, hé. (lacht)
Je leek me al niet het type dat spontaan in een Balenciagajurk staat te zingen.
WHITLEY:(lacht) Zo is dat. Elk project waar ik de laatste jaren in ben gestapt, is puur organisch gegroeid. Een vriend van me organiseert een soort improvisatie-avonden waar artiesten nieuw materiaal kunnen uitproberen. Daar heb ik A Thousand Thieves voor het eerst gespeeld. Matthu Placek, die de clip heeft geregisseerd, stond in het publiek en bood zijn diensten aan. Zijn enthousiasme werkte erg aanstekelijk en voor je het weet, sta je in Vogue met een klein fortuin katoen rond je lijf. (lacht)
Je staat ook op een Fleetwood Mac-tribute die binnenkort verschijnt, tussen MGMT en Antony Hegarty.
WHITLEY: Weer zo’n avontuur dat spontaan op me afgekomen is. Die compilatie is het geesteskind van Randall Poster, een muziekconsulent in Hollywood – hij werkt aan alle films van Wes Anderson. Hij kwam met me in contact via producer Joe Henry, met wie ik aan een duet met Marianne Faithfull heb gewerkt. Ik ben helemaal geen Fleetwood Mac-kenner, dus heb ik me door Joe laten leiden in mijn songkeuze: Before the Beginning, een bluesy track uit hun beginperiode.
Wat is jouw allereerste festivalervaring?
WHITLEY: Waarschijnlijk een optreden van mijn vader. Ik was nog heel jong toen ik al bij hem op het podium sprong. Eerst nog schuchter in de coulissen maar gaandeweg naast hem, meedansend op de muziek. Ik zag hem niet zo heel veel, dus voor mij waren die dansjes een kwestie van het maximum te halen uit onze tijd samen. Ik herinner me dat ik vooral heel fier was als ik hem bezig zag, en ik hoop het omgekeerde ook.
DOOR JONAS BOEL
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier