Feit en fictie, glamour en gruwel, seks en geweld: Kevin MacDonald distilleerde uit het leven van Idi Amin een rauw en smeuïg fictiedebuut. ‘Dit is ‘Boogie Nights’ op zijn Afrikaans. Tegen een bloedrode achtergrond.’

Krijgt u ook stilaan het apezuur van de biografische bidprentjes waarop Hollywood ons doorgaans trakteert? Haal dan opgelucht adem: The Last King of Scotland is niét de zoveelste biopic waarin de waargebeurde feiten braafjes naast elkaar worden gezet en desnoods wat opgeleukt; wel een hitsige, vanuit de losse pols geschoten pseudohistorische thriller die deels werd gebaseerd op de gelijknamige roman van Giles Foden. De protagonist daarin – de jonge Schotse dokter Nicholas Garrigan (James McAvoy) die het tot lijfarts van Amin schopt – is dan ook geen bestaand personage maar een composiet van drie figuren uit de entourage van de excentrieke Oegandese dictator. ‘Alles wat Nicholas meemaakt,’ legt McDonald uit, ‘is gebaseerd op feiten, van de decadente feestjes tot de bloedige slachtpartijen. Alleen hebben we die in fictievorm en in één personage gegoten. Vandaar dat de film eerder een opwindend sfeerbeeld brengt dan een politiek correct geschiedenislesje.’ Een gesprek met de Schotse regisseur die eerder al in de schemerzone tussen feit en fictie opereerde met zijn bekroonde documentaires One Day in September en Touching the Void.

Waarom wou je Fodens boek zo graag verfilmen?

Kevin MacDonald: Omdat het een parabel is over de duistere aard van het menselijke beestje, omdat het toont hoe opportunistisch de Eerste Wereld met de Derde Wereld omgaat en omdat Amin één van de meest fascinerende persoonlijkheden uit de moderne geschiedenis is. En ook wel omdat ik het documentaires draaien tijdelijk beu was.

Het lijkt niet evident om zo’n beladen verhaal in Oeganda zelf te draaien.

MacDonald: Het was spannend, maar ik wilde vermijden dat het weer zo’n schuldbewuste postkoloniale film werd waarin Afrika nog maar eens door een blanke bril werd bekeken. In het Oeganda dat ik heb leren kennen was er ziekte, oorlog en ellende. Maar er was ook levenslust, hoop, decadentie en opportunisme. Die laatste aspecten krijg je in films over Afrika maar zelden te zien, al zijn het dingen die duidelijk zichtbaar en voelbaar zijn. Dat gold zeker tijdens het schrikbewind van Amin. Zijn regime was qua hedonisme onovertroffen, waardoor ik absoluut een funky sfeertje in de film wilde, een beetje zoals die blaxploitationfilms uit de seventies. Beschouw het als een Boogie Nights op zijn Afrikaans, maar dan tegen een bloedige historische achtergrond.

Stonden de Oegandezen daarvoor open? Zij hebben de horreurs van Amin aan den lijve ondervonden.

MacDonald: Oegandezen zijn minder sentimenteel en politiek correct dan wij en van de huidige president Museveni – die nog tegen Amin heeft gestreden – hebben we zelfs het fiat gekregen om te draaien op de échte locaties, inclusief het parlement. De schaduw van Amin is nog overal voelbaar en veel Oegandezen zingen ondanks alle gruwel nog zijn lof. Het is een beetje zoals met Saddam Hoessein in Irak. Toen we die scènes draaiden waarin Forest een opzwepende speech houdt met duizenden figuranten, hing dan ook een héél bizar sfeertje in de lucht. Kennelijk was Forest zo overtuigend dat sommigen dachten dat Amin écht terug was. No kidding! Amin is er nog steeds een mythe, een demon en een halfgod ineen. En om dat tastbaar te maken, moest ik wel ter plekke filmen.

Er doen over hem de meest bizarre verhalen de ronde. Hoe heb je die kunnen verifiëren?

MacDonald: Ik heb me laten inspireren door de docu van Barbet Schroeder, heb verschillende boeken gelezen en ben eerst zelf op verkenning getrokken. Maar de historische accuraatheid was niet het belangrijkste. Ik vond het interessanter om te achterhalen waarom de man zo’n mythe is en waarom mensen nog altijd al die straffe verhalen geloven. Zo zou Amin ooit één van zijn kinderen hebben vermoord en het hart ervan opgevreten omdat hij daar zogezegd onsterfelijk van werd. Is dat écht gebeurd? Geen idee, maar veel Oegandezen geloven het. Dat klimaat van angst, opwinding en massapsychose weergeven en een charismatisch personage creëren dat zoiets aannemelijk maakt: dàt waren mijn grootste uitdagingen.

Opdracht geslaagd. Maar je had dan ook Forest Whitaker op de loonlijst staan. Wist je dat hij zo dreigend uit de hoek kon komen?

MacDonald: Nee. Na de eerste screentest in LA – waar ik wel 200 zwarte acteurs aan het werk zag – wilde ik hem zelfs bedanken en weer wegsturen omdat ik hem te verlegen vond. Gelukkig stond hij erop te bewijzen dat hij wel degelijk opgekropte woede in zich had, waarop hij zich even afzonderde. Tien minuten later stormde die aardige vent van zo-even opnieuw het podium op, schold hij iedereen de huid vol, greep hij enkele medewerkers bij de kraag en leverde hij de meest psychotische auditie af die ik ooit had meegemaakt. The guy was so fucking intense. Ik dúrfde hem gewoon niet meer af te wijzen. (lacht)

Waar komt de titel eigenlijk vandaan?

MacDonald: Amin had iets met Schotland. Hij was gek op doedelzakken, droeg vaak kilts en noemde zichzelf ‘de laatste koning van Schotland’. Kennelijk wou hij de Schotten graag bevrijden van het Engelse imperialisme, al had zijn fetisj ook te maken met het feit dat hij op die manier de Britse ex-kolonisator – die hem aanvankelijk had gesteund en hem dus deels in zijn macht had – tegen de schenen kon stampen. Amin was misschien gek, maar zeker niet idioot. (lacht)

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content