De fiscus
woensdag 16/11, één ***
Belastingcontroleur. Geen kind dat dat antwoordt op de vraag: ‘En wat wil jij later worden?’ Piloot: ja. Politieagent: ja. Brandweerman: ja. Omdat er bij al die beroepen al achter de schermen is gekeken, heeft men dit jaar voor een job op de reservelijst gekozen. Die van Wegen & Verkeer wilden niet, de bond der zwembadmeesters had geen zin en dus werd het – kom, goed – de fiscus. Met de aanhoudend tegenvallende belastinginkomsten kon deze beroepsgroep wel wat promotie gebruiken. Bovendien vertegenwoordigen de belastingambtenaren een niet onaanzienlijk deel van de Belgische bevolking. Met 22.000 zijn ze – dat is evenveel inwoners als mijn gemeente.
Ik probeer het me voor te stellen, hoe alle inwoners van dat dorp iedere ochtend met de aktetas in de hand de trein nemen – nu ik erover nadenk: dat dóén ze ook – en zich verspreiden over de bureaus van de Financietoren, van de lokale ontvangstkantoren of zich terugtrekken in de bunker van de Bijzondere Belastinginspectie. Niet dat die BBI werkelijk vanaf een geheime locatie opereert, maar in De fiscus doet men er alles aan om te bewijzen dat de job van belastingambtenaar minstens even spannend is als die van een agent met een vliegbrevet die in zijn vrije tijd ook brandweerman is. Als kinderen nu nog niet ‘belastingambtenaar’ invullen op het dromenblad, weet ik het ook niet meer.
Zo zag ik hoe de bende van de BBI onder leiding van ene Dirk een inval in een vleesgroothandel voorbereidde. Ze hesen zich in witte laboratoriumpakken en vertrokken voor dag en dauw naar de plaats waarvan zij vermoedden dat er zware fraude gepleegd werd. Het ging om zwart vlees. Het nadeel van het werk van een belastingambtenaar is dat zwart vlees er precies hetzelfde uitziet als wit vlees en dat je het bewijsmateriaal zelden indrukwekkend in beeld kunt brengen. Het bewijsmateriaal is altijd slechts papier. Of net een gebrek aan papier. Of zopas versnipperd papier. ‘Vluchtige info’, heet dat laatste in vakjargon. De plek waar de bijzondere belastinginspecteur zijn schatten vindt, zo deelde Dirk droog mee, is de vuilnisbak.
Mocht De fiscus een dramareeks zijn, dan waren de personages in ieder geval goed gekozen. Er is de ferme Johan, die als heerser van het lokale ontvangstkantoor iedere mens – miserie groot of klein – diets maakt dat de niet-betaling van belastingen een probleem is dat hij moet oplossen. Die mens, niet Johan. Achter hem aan de muur hing een kleine Vlaamse leeuw die even vastberaden als Johan in de lucht klauwde. Als negenjarige droomde Johan er ongetwijfeld van om politieman te worden. Maar zodra hij belastingambtenaar werd, wist hij: dit is de job van mijn leven. Want de fiscus heeft niet alleen altijd gelijk, meestal grijpt hij ook nog eens het laatste woord.
Aan de andere kant van de empathische curve bevond zich de mobiele douanier Joris. ’s Nachts hield hij bestuurders met onbetaalde boetes tegen. In zijn busje moesten ze dan hun schuld betalen. Nu eens honderd euro, dan weer vijfhonderd. Joris deelde hen dat al zuchtend mee. Hij wist dat het niet de grote fraudeurs waren die daar voor hem zaten. Nee, Johan droomde er als negenjarige niet van om douanier te worden, of politieagent. Tuinman misschien.
Als de opdracht was: pimp de fiscus, dan zijn de programmamakers daar alvast in geslaagd. Met dank aan De rechtbank. De hele beeldtaal, van de tekst die op het scherm getypt wordt als op een schrijfmachine, tot de muziek die iedere handeling begeleidt, is schaamteloos gecopy-pastet van dat programma. Als daar maar geen zaak van komt.
door Tine Hens
‘De hele beeldtaal van De fiscus is schaamteloos gecopy-pastet van De rechtbank.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier