DE EENZAME VLAMING

GILLES COULIER. 'We zijn niet dicht genoeg bij de Matterhorn geraakt.' © FOTO KRIS DEWITTE

Met de selectie van zijn Mont Blanc in de officiële kortfilmcompetitie is Gilles Coulier de enige Vlaamse regisseur die dit jaar kans maakt op een prijs in Cannes. Bovendien gaat het al om de tweede deelname van de jonge cineast aan het prestigieuze filmfestival. ‘Ik ben er helemaal klaar voor!’

IN COMPETITIE

GILLES COULIER: Het was toch opnieuw een grote verrassing. Ondertussen ken ik wel iemand bij de selectiecommissie van het festival en ik wist dat zij de film heel goed vond, maar dat zegt natuurlijk niets. De kans dat je geselecteerd wordt uit maar liefst 3500 inzendingen blijft enorm beperkt.

Je kortfilmdebuut, IJsland, maakte in 2010 deel uit van het Cinéfondation-programma, Mont Blanc zit in de officiële competitie. Wat is precies het verschil?

COULIER: Beide maken deel uit van het officiële parcours, maar Cinéfondation is specifiek op studentenkortfilms toegespitst. Het aantal inzendingen ligt er aanzienlijk lager dan voor de officiële competitie. Zo’n 1500 jonge regisseurs wagen er jaarlijks hun kans. Als je geselecteerd wordt, geeft dat je debuut een enorme boost en krijg je de kans om deel te nemen aan een tweejaarlijks werkatelier. Dat laatste heb ik aan me voorbij laten gaan omdat ik na mijn vorige Cannes-avontuur onmiddellijk aan mijn tweede kortfilm, Paroles, ging beginnen.

Vorig jaar zei je in dit blad nog dat je niet bepaald onder de indruk was van Cannes.

COULIER: Het enige wat me echt stoorde, was het gerommel in de marge, het zien en het gezien worden. De nadruk ligt bij momenten wel heel erg op de glitter en glamour. Maar het blijft een waar festijn voor de cinefiel. Ook dit jaar barst het programma weer van de indrukwekkende namen. Als de Oscars het hoogste goed zijn voor Tom Van Avermaet (die eerder dit jaar kans maakte op een gouden beeldje voor zijn Dood van een schaduw, nvdr.), is Cannes dat voor mij. Ik ben er dan ook helemaal klaar voor!

Mont Blanc begint met overdonderende longshots van een kleine mobilhome, een nog kleinere man en een reusachtige berg. Hoe moeilijk was het om die te verwezenlijken?

COULIER: Het was de absolute hel! (lacht) Eerst wilden we in de buurt van de Matterhorn filmen, maar daar raakten we niet dicht genoeg bij. Andere pogingen mislukten omdat er, ondanks dat we in mei draaiden, overal nog ongelooflijk veel sneeuw lag. En toen we eindelijk de juiste locatie hadden gevonden, moesten we de opnames een dag uitstellen vanwege hevige mist. Bovendien mag je niet vergeten dat die mobilhome stokoud was en dus onderweg zo’n dertien keer in panne is gevallen.

De film draait rond de trip die een veertiger onderneemt met zijn terminale vader, van wie hij compleet vervreemd is. Geen bezorgde berichten van je eigen old man gekregen?

COULIER: Ik steek in elke film wel iets van mezelf, maar hier is het autobiografische element beperkt gebleven. Ik putte inderdaad inspiratie uit de rommelrelatie die ik als puber had met mijn vader, maar die verscheurde gevoelens vergrootte ik uit. Zo belandde ik bij twee personages die elkaar om onduidelijke redenen al jarenlang niet gezien hadden. Dan vraagt de vader om een laatste trip te maken. Ik zou zoiets niet kunnen weigeren, maar of zo’n reis alle wonden heelt, blijft natuurlijk de vraag.

DOOR STEVEN TUFFIN — FOTO KRIS DEWITTE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content