DE BLAUWE GIDS
Ondertussen woont reporter Luc Haekens in een mooi verbouwd huis en heeft hij een fijne job in de media. Maar als kind droomde hij ervan om graaf te zijn. Of baron. Of jonker. Of iets anders met een titel die herinnert aan ver vervlogen tijden waarin jonkvrouwen smachtend uit torenkamers hingen en heren van stand op hun ros over weidse vlakten spoorden. Het toeval wil nu dat een job in de media je altijd wel een beetje een vrijbrief geeft om die onvervulde kinderdromen tot een eigen televisieprogramma op te blazen. Koen Wauters smeerde zijn midlifecrisis eerder dit jaar al breed uit in Project K, waarin hij alles probeerde te zijn wat hij nooit geworden was. Haekens vult het allemaal net iets minder heroïsch en edelmoedig in. Met de licht ironische tred van de geboren antiheld snuffelt hij met evenveel zin als weerzin aan het wonderlijke land van de adelstand. Om de zoveel ontmoetingen met stijfdeftige heren die zich forceren om hem in het Nederlands te woord te staan, vraagt hij zich mijmerend als een puber die zijn dagboek bijhoudt af of hij ooit geschikt zal zijn voor zo’n titel.
‘Dit heeft geen enkel voordeel. Geen enkel’, laat baron Paul Buysse hem weten. Hij zucht erbij alsof die titel meer lasten dan lusten met zich meebrengt, alsof zijn brede schouders dreigen door te buigen onder het gewicht van de verantwoordelijkheid. Al zou het ook kunnen dat in de wereld van baron Paul Buysse de privileges zo evident zijn dat hij het verschil tussen een voor- en een nadeel niet langer kent. Maar kijk, een actief lid van de adviescommissie voor adellijke toekenningen – of hoe dat ding ook mag heten – wil Haekens wel een paar gouden tips geven. Is hij een man van grote verdienste? Goh, ja, wat is groot? Haekens staart wat schaapachtig voor zich uit terwijl er niet geheel onvoorspelbaar een terugblik volgt op de hoogtepunten van zijn carrière als vliegende reporter voor De ideale wereld. Het is niet duidelijk hoe hoog die scoren op de ladder der adellijke verdiensten.
‘U kunt altijd nog kijken wie lid is van de adviescommissie.’ Het gezicht van Haekens licht op. Het is de weg die we allemaal kennen: de weg van de binnenweg, van de vrienden van de vrienden aan de top. Tot slot krijgt hij de raad al eens na te denken over een eigen wapenschild en spreuk. ‘Interessant’, zegt de innerlijke stem van Haekens luidop, en hij toetst het alvast even af bij de mensen die hij onderhand zo goed kent: de mens in de winkelstraat op een doordeweekse dag. ‘Who cares, tomorrow we all may be dead’, klinkt het daar. Weer mijmert Haekens. Mocht u het nog niet doorhebben: er wordt wat afgemijmerd in dit programma. Alsof niemand echt wil dat het ook vooruitgaat.
Tussendoor schrijdt Haekens met een burggraaf in Charleroi door diens park, dat een uitzicht biedt op de opstijgende vliegtuigen in de aangrenzende luchthaven. Of hij bladert bedachtzaam door de ietwat eenzame en triestige jeugdherinneringen van een edelman in Brugge. ‘Mijn vader en ik spraken niet met elkaar. Behalve over het weer.’ Ja, zelfs het leven van mensen met een bloedlijn tot in de zestiende eeuw loopt niet altijd over rozen. Het zou een doorslaggevend argument kunnen zijn om die hele kinderdroom in een blikken koekentrommel op de zolder van de gerenoveerde woning te parkeren. Want nu speelt Haekens vooral een rol die even geforceerd is als de regels van de dansmarathon in de Concert Noble.
**, elke woensdag, 21.00, VIER
DOOR TINE HENS
IN DE BLAUWE GIDS WORDT VEEL GEMIJMERD. ALSOF NIEMAND ECHT WIL DAT HET VOORUITGAAT.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier