Clint Eastwood is 76 maar niet te stoppen. In ‘Flags of Our Fathers’ haalt hij de heldenmythe van WO II onderuit.

Clint Eastwood zal altijd een geval apart blijven. Hij is de spaghettiwesternheld die zich ontpopte tot getalenteerd regisseur. Hij is de rechtse rakker die met Million Dollar Baby een hartstochtelijk pleidooi voor euthanasie hield. En hij is de man die op zijn oude dag weigert achterover te leunen in zijn schommelstoel, maar zich na zijn tweede Oscar voor beste regie in ontvangst te hebben genomen op twéé nieuwe films tegelijk stortte: een groots opgezet tweeluik waarvan het eerste deel de Amerikaanse en het tweede de Japanse kant van de mythische slag om Iwo Jima belicht. Deel twee, Letters from Iwo Jima, komt pas begin volgend jaar in de zalen; Flags of Our Fathers kunt u vanaf volgende week zien. De film vertelt het verhaal van de Amerikaanse soldaten die de vlaggenmast planten op de beroemde foto van Joe Rosenthal.

Eastwood adapteerde hiervoor de gelijknamige bestseller van James Bradley, de zoon van US Marine John Bradley die op zoek ging naar het ware verhaal van zijn vader. Bradley senior was een van de 30.000 US Marines die in februari 1945 deelnamen aan de slag om Iwo Jima. Dat onherbergzame eilandje in de Stille Zuidzee was van tactisch belang in de strijd van de geallieerden tegen de Japanse troepen. Het werd een van de dodelijkste offensieven uit de geschiedenis van het Amerikaanse leger: 21.000 soldaten (14.000 Japanners en 7000 Amerikanen) lieten er het leven.

John Bradley overleefde het niet alleen, op 23 februari nam zijn leven op Iwo Jima een drastische wending toen hij en vijf makkers de opdracht kregen de Amerikaanse vlag te hijsen op Mount Suribachi. Oorlogsfotograaf Joe Rosenthal legde dat gebeuren vast op de gevoelige plaat en maakte aldus een historische foto. Het beeld van de zes soldaten en de wapperende vlag ging al snel een eigen leven leiden in de VS – een broodnodig teken van hoop in bange dagen – waarop Bradley en zijn makkers Ira Hayes en Rene Gagnon naar Amerika werden gebracht om er als promojongens voor het leger te worden ingezet. Uncle Sam stuurde zijn heldentrio van stad naar stad om het volk aan te sporen oorlogsaandelen te kopen zodat de bijna lege oorlogskas weer kon worden aangevuld.

Het is dit gegeven dat Eastwood gebruikt als uitgangspunt voor zijn zoveelste kritische blik op het heldendom. Hij toont de drie jonge soldaten (vertolkt door Ryan Phillippe, Adam Beach en Jesse Bradford) als vedetten tegen wil en dank die getraumatiseerd zijn door de slachting op Iwo Jima.

De Clint Eastwood die op een zonnige nazomerochtend de kamer van het Four Seasonshotel in Los Angeles binnenwandelt, herdefinieert het begrip ‘krasse knar’. De 76-jarige levende legende straalt, en blijkt absoluut niet de norse generaal te zijn die we verwachtten, maar integendeel een goedgeluimde grootvader. ‘Is het niet wat vroeg om over zulke serieuze zaken te praten?’ grijnst hij, maar even later zit hij al energiek honderduit te vertellen over zijn nieuwe film.

Vanwaar uw interesse voor dit onderwerp?

Clint Eastwood: Ik wou het publiek eindelijk eens een realistisch beeld tonen van het leven tijdens WO II. Het boek van Bradley sprak me in het bijzonder aan omdat het geen echt oorlogsrelaas was. Ik had geen zin om de zoveelste oorlogsfilm te maken – daar heb ik als acteur mijn deel al van gehad. Dit verhaal ging over de mensen achter de mythe. Ik ben altijd al gefascineerd geweest door mensen die lang met een geheim hebben rondgelopen, dat hun familie maar jaren na de feiten ontdekte. Het valt trouwens op dat degenen die het meeste hebben meegemaakt tijdens oorlogssituaties, net degenen zijn die er het minst over vertellen. Je kunt er van op aan dat de kerel die zit te snoeven over zijn oudstrijdersverleden, een typist was die nooit een slagveld van dichtbij heeft gezien. (lacht)

Helden worden in uw films wel vaker van hun voetstuk gehaald. Wat heeft u tegen het heldendom?

Eastwood: Tegenwoordig ben je nogal snel een held, hé. In de jaren 40 moest je nog echt iets buitengewoons gepresteerd hebben voor je een medaille opgespeld kreeg. Gisteren zag ik een nieuwsbericht over een brandweerman op weg naar huis die twee mensen uit een brandende wagen redde. Dát is een heldendaad. In mijn jeugdjaren had je ook bokser Joe Louis, generaal Patton en president Eisenhower: mensen die het waard waren om naar op te kijken. Vandaag is het lijstje eindeloos en is het een hele klus om het kaf van het koren te scheiden. Je hebt sterren, supersterren en megasterren. Er zijn zelfs lui die beroemd zijn omdat ze ooit een hotelketen zullen erven. Ik begrijp er niets meer van. (lacht)

U werkte opnieuw samen met ‘Million Dollar Baby’-scenarist en ‘Crash’-regisseur Paul Haggis. Was het zijn idee om de film die verwarrende flashbackstructuur te geven?

Eastwood: Daar hebben we lang over gediscussieerd. Het was niet gemakkelijk om het boek om te bouwen tot scenario. Paul grapte na ons eerste gesprek dat hij zichzelf ongeveer 11 % slaagkans gaf. We hebben eerst geprobeerd het verhaal in een rechtlijnige drie-actsstructuur te gieten: eerst het Iwo Jimagedeelte, dan de tournee door de VS en als afsluiter het stuk over de relatie tussen James en zijn vader. Op die manier konden we echter onmogelijk weergeven hoe moeilijk het was voor de drie soldaten om als gevierde sterren hun natie toe spreken, terwijl ze pas enkele weken eerder hun makkers hadden zien sneuvelen. Uiteindelijk besloten we het geheel door elkaar te schudden. Moeilijk, maar het was de enige aanpak die werkte. Het was van Bird geleden dat ik nog zo’n ingewikkelde structuur had gebruikt.

De gevechtsscènes werden opgenomen in IJsland. Waarom daar?

Eastwood: Japan beschouwt Iwo Jima als een heilige plaats. Er staan nog steeds 12.000 van hun manschappen als vermist opgegeven. Het eiland is een verboden zone voor toeristen en niemand mag het bezoeken zonder toestemming van de overheid. We moesten dus op zoek naar een plek waar we de karrenvracht vuurwerk die we nodig hadden om de invasie te ensceneren, wel mochten afsteken. Toen ontdekten onze researchers dat er grote overeenkomsten zijn tussen IJsland in de zomer en Iwo Jima in de winter. Ze hebben ook allebei fenomenale zwartzandstranden, iets wat je niet zomaar kunt nabootsen. De enige andere plek die in de buurt kwam, was het Four Seasons in Hawaï. Maar dat was een toch iets te comfortabele plek om deze film op te nemen. (lacht)

U gebruikt weer een zeer beperkt kleurenpalet. Het lijkt wel of er in de oorlogsscènes geen kleur mocht zitten.

Eastwood: De fotografie van mijn films is vaak aan de donkere kant. Ditmaal moest er een duidelijk stilistisch verschil zijn tussen de periode op Iwo Jima, het segment over de Amerikaanse tournee en het stuk over de relatie tussen John en James Bradley. Het stond buiten kijf dat we de oorlog niet glamoureus gingen voorstellen. Vandaar dat ik een ingetogen, afgebleekte fotografie verkoos boven glorieuze Technicolor. Ik wou het slagveld weergeven zoals het er echt uitzag, niet zoals veel Amerikanen zouden willen dat het er uitzag.

Het eindproduct is allesbehalve een reclame voor het leger geworden.

Eastwood: De oorlogsfilms die ik in mijn jeugdjaren zag, maakten altijd deel uit van de propagandamachine. Het ging steeds om de strijd tussen de goeden en de slechten. De helden werden vaak gespeeld door mannen die 30 of 40 waren. Ook dat is compleet belachelijk. De gemiddelde leeftijd van de mariniers die naar Iwo Jima werden gestuurd was 19. De oudste kerel in ons verhaal is sergeant Mike Strank (rol van ‘The Three Burials of Melquiades Estrada’-acteur Barry Pepper, nvdr.). Hij was nog geen 26 en zijn medesoldaten beschouwden hem als belegen kaas. (lacht)

Was het omdat u jonkies nodig had dat u met minder bekende acteurs werkte?

Eastwood: Het leek me beter om minder bekende gezichten te kiezen. Met beroemde acteurs heeft het publiek wat tijd nodig om de ster weg te denken en het personage te zien. Ik herinner me dat ik Rio Bravo bekeek in de bioscoop en plots dook Ward Bond op. Hij was indertijd een bekende tv-ster en leidde daardoor het publiek helemaal af. Ik wilde me daar niet aan bezondigen.

Ira Hayes was tot nu toe het bekendste individu op de foto van Joe Rosenthal. Er werd een film over hem gemaakt en Johnny Cash zong samen met Bob Dylan een nummer over hem. Is het moeilijk om zo’n veelbesproken figuur even objectief weer te geven als de andere, minder bekende soldaten?

Eastwood: Dat probleem loste zichzelf op toen we Adam Beach ontdekten. Hij is een indiaanse acteur uit Canada die ik in een aantal kleinere rollen had zien spelen. Zijn auditie was fenomenaal. Ik wist dat we met zijn diversiteit alle kanten uitkonden. Dat was nodig omdat Ira Hayes een heel complexe figuur was. Hij was een arme kerel uit Arizona die zijn legermakkers als echte familieleden beschouwde. Hij was er dan ook niet mee opgezet toen Rene Gagnon bekendmaakte dat hij ook op de foto stond. Hayes wou liever blijven vechten aan het front, dat was zijn nieuwe thuis. Toen men hem dat afpakte, veranderde hij in een gewelddadige alcoholicus.

U maakte in een klap twéé Iwo Jimafilms. Hebt u zulke grootse projecten nodig om nog van een uitdaging te kunnen spreken?

Eastwood: Het leven beweegt in golven en ik dein rustig mee. Ik denk er al een tijdje over om eens vrijaf te nemen, maar na Mystic River diende Million Dollar Baby zich aan en onmiddellijk daarna vroeg Steven Spielberg me om Flags of Our Fathers te verfilmen. Ik was al lang geïnteresseerd in het project, maar Dreamworks bezat de rechten op het boek. Er was nog geen script voorhanden en mijn samenwerking met Paul Haggis voor Million Dollar Baby was zo vlot verlopen dat ik hem opnieuw aansprak.

Wat deed u beslissen ook de Japanse kant van het verhaal te vertellen?

Eastwood: Tijdens de voorbereidingen groeide mijn interesse voor de figuur van luitenant-generaal Kuribayashi, de aanvoerder van de Japanse troepen op het eiland. Zijn verdedigingstactieken waren hoogst eigenzinnig: hij liet het hele eiland ondertunnelen en de troepen mochten zich enkel ondergronds verplaatsen. Ik las ook het boek met de brieven die hij geschreven heeft op Iwo Jima, en daaruit kon je opmaken dat hij een zeer gevoelige man was die zielsveel van zijn vrouw en kinderen hield. Kuribayashi had ook enkele jaren in Amerika doorgebracht, hield van dat land en vond het een slecht idee om het aan te vallen. Hij was een unieke vent. Daarnaast leerde ik dat de Japanse soldaten veel gelijkenissen vertoonden met de Amerikaanse. Het ging eveneens om jonge ventjes die niet wisten wat hen overkwam. Maar er was één groot verschil: men had hen verteld dat ze maar beter voorgoed afscheid namen van hun families, want ze moesten er niet op rekenen levend terug te keren. Ik kan me niet voorstellen dat je in Amerika zoiets verkocht zou krijgen.

Hoe verliepen de contacten met Japan?

Eastwood: De slag op Iwo Jima is daar nog steeds een zeer delicaat onderwerp. De Japanse cast, en vooral de jongere generatie, wist niets over dat stukje geschiedenis. Het wordt er niet onderwezen in de scholen. Daarom ook vond ik het belangrijk dat thema aan te kaarten. Talloze mannen hebben daar hun leven gegeven voor hun land, en dat mag heel de wereld weten. Oorlog is en blijft een compleet nutteloze onderneming. Mensen die in andere omstandigheden de beste vrienden zouden kunnen zijn, beginnen elkaar plots uit te moorden. Dat we ons hieraan al schuldig maken sinds het begin der tijden, zegt niet veel goeds over de mensheid. Ik ben geen man van grote antwoorden, maar ik probeer wel op mijn eigen kleine manier mijn steentje bij te dragen.

U hebt als regisseur en acteur evenveel gewelddadige als gevoelige films gemaakt. Bent u bewust op zoek naar een evenwicht tussen die twee?

Eastwood: Mijn films zijn helemaal niet gevoelig! (lacht) Ach, als je ouder wordt, verdwijnen je oogkleppen en krijg je interesse voor verhalen die je als jonge man minder aanspraken. Ik ben mijn carrière begonnen met films vol actiescènes. Nu ik me meer en meer achter de camera terugtrek, acht ik de tijd rijp voor dingen die me nauwer aan het hart liggen dan de fantasiefiguren die ik in het verleden vertolkt heb.

In de jaren 40 was het gebruik van racistische scheldwoorden de normaalste zaak van de wereld. Toch wordt er niet één keer gevloekt in uw film. Uit consideratie voor de Japanners?

Eastwood: Ik had geen zin om een film vol schuttingtaal te maken. Natuurlijk wordt er in een oorlogssituatie gevloekt, maar ik ben ervan overtuigd dat dat in oorlogsfilms zwaar overdreven wordt. Denk nu niet dat ik een braaf burgermannetje geworden ben. Ik vind iemand beledigen niet erg, integendeel. Ik denk dat het politiek correcte taalgebruik de ondergang van onze maatschappij wordt. Het lijkt wel of iedereen zijn gevoel voor humor kwijt is. Ik groeide op in een buurt waar Grieken, Italianen en Ieren woonden. We slingerden elkaar de verschrikkelijkste dingen naar de kop, maar wel met een glimlach op ons gezicht. Niemand vond het dus echt erg. Nu moet je voortdurend letten op wat je zegt.

U hebt inmiddels een klein leger kinderen en kleinkinderen. Zou u ermee opgezet zijn mocht een van hen het ware verhaal van Clint Eastwood verfilmen?

Eastwood: Een film over mij? Geen sprake van! Mijn leven is helemaal niet interessant – vandaar dat ik acteur ben geworden. Ik ben blij dat ik een vak beoefen dat ik nog steeds graag doe. Op pensioen gaan is dus nog lang niet aan de orde. Tenzij iemand beslist mij te ontslaan. Maar dat moet ik nog zien gebeuren. (lacht)

Door Steven Tuffin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content