Alles wat u nooit over de Vlaamse film wou weten, van a tot z.

Extra op www.focusknack.be een bespreking van goede Vlaamse films (er zijn er, ja).

Alzheimer. Tegelijk een tv-reeks draaien én de afgeleide bioscoopversie: het werd vooral in de jaren zeventig menigmaal uitgeprobeerd, iedere keer met desastreuze gevolgen. En, met alle respect, als Bergman er niet mee weg kon, zien we niet hoe het producer Erwin Provoost en regisseur Erik Van Looy nu moet lukken. Of lijden de heren misschien aan dezelfde kwaal als hun huurmoordenaar uit de Jef Geeraerts-verfilming De Zaak Alzheimer? (vanaf 15 oktober in de bioscoop)

Amateurisme. Zie Zichem, Geld.

Animatie. Waarin een klein land groot kan zijn. Terwijl we op het vlak van de fictie internationaal nooit iets in de pap te brokken hadden, geniet de Vlaamse animatiefilm al sinds jaar en dag internationale bekendheid, met Raoul Servais als groot prijsbeest. Vlaamse bedrijven leveren ook vaak aanzienlijke bijdragen aan Franse of Amerikaanse tekenfilms. Intussen vertrok een aantal gerenommeerde animators naar het buitenland.

Baron. Het succes van Daens (1992) heeft de Vlaamse film meer slecht dan goed gedaan. Plotseling gold proper en braaf academisme als het toppunt van filmkunst. Stijn Coninx heeft er wel de titel van baron aan overgehouden.

Boerenfilms. Dertig jaar geleden beleefde de Vlaamse film zijn eigen heimatsuccesje met een aantal boerenfilms, liefst gebaseerd op bekende boeken. Het genre viel echter vooral in de smaak bij het Franstalig Brussels publiek dat voor de gelegenheid afdaalde naar ‘le bas de la ville’ en daar getrakteerd werd op het exotisch spektakel van een ruw volkje dat een zo mogelijk nog ruwer taaltje sprak ( ‘ah bon, c’est ça le flamand!’).

Chauvinisme. ‘Terwijl het Waalse publiek zich een onderdeel voelt van la grande francophonie en dit ook opwerpt als een bastion tegen het Angelsaksisch imperialisme, is er bij ons een onwaarschijnlijke afwezigheid van enig chauvinisme. Het Vlaams publiek is a priori niet geïnteresseerd in eigen filmcultuur. Terwijl film toch het voor de hand liggende middel van deze tijd is om onze cultuur uit te dragen: het is internationaal, audiovisueel en kan grote economische repercussies hebben.’ Paul Breuls (producer van Shades en Het Sacrament).

Commissie. Veelgesmaad orgaan dat tijdens hoogdagen in kasteel samenkwam. De sterk gepolitiseerde Selectiecommissie had ‘enkel’ een adviserende functie voor het toekennen van subsidies, maar doorgaans volgde de minister haar aanbevelingen wel op. De zeldzame keren dat de minister tegen zijn commissie inging, leidde dat tot klein schandaal, zoals toen Van Mechelen geld gaf aan Fons Rademakers voor de beroerde thriller Niet voor de poezen (1973) .

Dansaertstraat. Marc Didden ( Brussels by Night) en Dominique Deruddere ( Crazy Love) gaven in de jaren tachtig een nieuw – en vooral eigentijds – elan aan de bijkans tot folklore verworden Vlaamse cinema, maar konden nooit de hoge verwachtingen inlossen die ze met hun debuutfilms hadden geschapen.

Delvaux, ANDRé. De vorig jaar overleden ambassadeur van de Belgische cinema was ook een beetje de laatste echte Belg, product van twee culturen, en maakte afwisselend Vlaamse ( De Man die zijn haar kort liet knippen, Met Dieric Bouts, Een vrouw tussen hond en wolf) en Franstalige films ( Rendez-vous à Bray, Benvenuta, L’Oeuvre au noir).

Detaxatie. In 1952 trad de detaxatiemaatregel in werking: een als Belgisch erkende film kon de vermakelijkheidsbelasting op het bioscoopbezoek teruggestort krijgen. Bedoeld als een economische steun aan de filmproductie leidde het systeem snel tot grove misbruiken die schandalig genoeg decennia lang werden getolereerd. Gewiekste ‘producenten’ of distributeurs boksten gauw documentaires in elkaar (soms ging het gewoon om verbeterde vakantiefilmpjes) die ze dan met medeplichtigheid van bioscoopeigenaars koppelden aan grote succesfilms. Op die manier konden ze bakken detaxatiepoen opstrijken (theoretisch mocht de som niet meer bedragen dan de productiekosten van de kortfilm, maar vaak werd het budget opgeblazen). Op een typisch Belgische manier werd aan het misbruik een eind gemaakt door, aan Vlaamse kant althans, het systeem gewoon af te schaffen. Waardoor het kind natuurlijk met het badwater werd weggegooid, het nog moeilijker werd om kortfilms te produceren en haast onmogelijk om ze ook nog in de zalen te krijgen.

Documentaire. Lang voor er sprake was van een Belgische fictiecinema, maakte de Belgische documentaireschool (aangevoerd door de Brusselaar Charles Dekeukeleire en de Oostendenaar Henri Storck) furore in het buitenland.

Etreinte, L’. Het duo Paul Collet & Pierre Drouot schudde in de jaren zestig de oubollig artistiek en literair geïnspireerde Vlaamse filmerij door elkaar met twee films die duidelijk bedoeld waren om de goegemeente te shockeren en in die opdracht ook met glans slaagden: Cash? Cash! (1967), hun debuut over provo’s en pornofoto’s, en L’Etreinte (1969), een drama over SM-spelletjes dat wegens te gewaagd niet op het Nationaal Filmfestival van Antwerpen mocht worden vertoond. De volgende jaren verloren Collet & Drouot hun rebelse flair en bij manier van spreken vergrepen ze zich in 1975, met Dood van een non, aan Maria Rosseels.

Father Damien. (1999) Wat het paradepaardje van de Vlaamse beeldindustrie had moeten worden (door Era Films opgezet als een ambitieuze internationale operatie met een budget van tien miljoen dollar), werd een catastrofe van jewelste, zowel artistiek (ruzie tussen regisseur Paul Cox en producent Tharsi Vanhuysse) als commercieel. Deze megalomane draak bracht de Vlaamse film ook onherstelbare schade toe: bijna de helft van het budget was afkomstig van particuliere beleggers, die nu wel twee keer zullen nadenken vooraleer ze nogmaals hun centen in een Vlaamse productie pompen.

Fugitive Cinema. Het enige filmcollectief dat de Vlaamse film ooit heeft gekend. Boegbeelden waren Robbe De Hert; Guido Henderickx en Patrick Le Bon. Hun documentaires waren sociaal bewogen, maatschappelijk alert en fel kritisch. Ook in latere speelfilms werden (milieu)schandalen ( Proefkonijnen) en wantoestanden ( Salut en de Kost, Hellegat) aangekaart.

Geld. Julien Vrebos: ‘Het is om zot te worden als ge ziet wat ze hier maken. En het heeft geen fluit met geld te maken. Die mannen van C’est arrivé près de chez vous hebben toch ook voor weinig geld een plezante film gemaakt.’

Godverdomme miljaardenondedju. Favoriete kreet uit de Vlaamse boerenfilm.

Henderickx, Guido. Conservator Jacques Ledoux, die geen hoge pet op had van de Belgische cinema, was een grote fan van Verbrande Brug (1975), het naturalistisch sociaal-psychologisch drama waarmee Henderickx na een aantal spraakmakende kortfilms en reportages zijn speelfilmdebuut maakte.

Independent Productions. Het huis achter een voor Vlaanderen nieuwe publieksfilm, op maat gesneden van het jonge volkje. De domste formulecinema uit Hollywood is het aanbeden model en de Vlaamse afkooksels zijn nog idioter, banaler en platter dan de voorbeelden.

Janssen en Janssens maken een film. (1990) Dit overzicht van een kwarteeuw Vlaamse film door Robbe De Hert en Luc Pien is alles wat het onderwerp doorgaans niet is: grappig, gevat, boeiend, ondeugend.

Kinepolis. Het multiplexfenomeen heeft ook het kijkgedrag drastisch veranderd en bijgevolg de commerciële kansen van de zwak gepromote Vlaamse film aanzienlijk verminderd. Eric Van Looy: ‘Film is hoe langer hoe meer iets voor heel jonge mensen die op een andere manier naar film kijken dan mijn generatie. Uiteindelijk willen ze eieren voor hun geld en kiezen ze voor het meest voor de hand liggende amusement. Zodra een film wat scherpe kantjes heeft, zijn je slaagkansen heel gering.’

Kortfilms. Zie detaxatie.

Kunst & Kino. Productiemaatschappij van Jan Van Raemdonck (zie ook Jean Yanne) door Robbe De Hert stelselmatig ‘Kunst per Kilo’ genoemd.

Lacan. De psychoanalyticus van het structuralisme oefent grote invloed uit op de anarchistische charlatan Jan Bucquoy, wiens kladfilmpjes nog minder toeschouwers trekken dan de schrijfsels van zijn idool lezers hebben.

Lef. Als er iets schromelijk ontbreekt in de Vlaamse film, is het wel dit. Vooral gezien de schier onoverkomelijke problemen om hier een filmpje te kunnen draaien, is het verbazend en ontmoedigend hoe braaf, conventioneel, banaal en nietszeggend het resultaat doorgaans is. Zoveel moeite voor niks.

Leeuw van Vlaanderen, De. (1983) Dit stuntelig historisch monument van Vlaams nationalisme is een van de meest beschamende bladzijden uit de Vlaamse cinema, met dank aan would-be Nobelprijskandidaat Hugo Claus. Tijdens de opname circuleerde de grap dat producer Jan Van Raemdonck zelf de ‘Schild en Vriend’-test niet zou hebben overleefd.

Malpertuis. Anno 1971 het meest ambitieuze en vermetele filmavontuur dat ooit in deze contreien werd opgezet en meer dan dertig jaar later houdt dit record nog altijd stand. Harry Kümel verzamelde voor deze gedurfde Jean Ray-verfilming een internationale cast (Orson Welles, Michel Bouquet, Jean-Pierre Cassel, Mathieu Carrière, Susan Hampshire in drie rollen), wist Gerry Fisher aan te trekken voor de fotografie en liet Georges Delerue de muziek schrijven.

Man die zijn haar kort liet knippen, De. (1964) De eerste film van André Delvaux (naar de magisch-realistische roman van Johan Daisne) is een mijlpaal in de Vlaamse filmproductie. Hier werd hij aanvankelijk smalend onthaald (‘De man die zijn film niet kon knippen’), maar in Frankrijk regende het terecht lofliederen. Nog steeds de beste Vlaamse film ooit, met dank aan de openbare omroep, waar toen mensen zaten die wél in film geloofden.

Nationaal Filmfestival. In 1954 opgericht als showcase van de Belgische productie en om het Vlaamse publiek warm te maken voor eigen producties. Na de rel rond L’Etreinte verhuisde het festival van Antwerpen naar andere Belgische steden. In 1976 vond het voor de laatste keer plaats in Namen (waar Harry Kümel, duidelijk in de war en in een zeldzame aanval van zelftwijfel me de retorische vraag stelde: ‘Zijn mijn films nu echt goed, of zijn ze zo goed omdat die van de anderen zo slecht zijn?). Nu is de rol van nationaal festival grotendeels overgenomen door het Internationaal Filmfestival van Gent, dat een ruime waaier toont van de Belgische productie van het afgelopen jaar.

Openbare Omroep. In veel Europese landen moeten tv-zenders investeren in de filmproductie. Zo was de bloeiperiode van de Neue Deutsche Welle en van de Italiaanse cinema in de jaren zeventig in ruime mate de verdienste van het ZDF en de RAI. En zo verklaart de totale desinteresse van de toenmalige BRT en huidige VRT in coproducties met de filmsector in evenredige mate de erbarmelijke situatie van de Vlaamse film.

Overheidssteun. Zoals in de meeste Europese landen zijn ook in Vlaanderen de voorwaarden niet aanwezig voor een echte filmindustrie. Zonder overheidssteun is er van Vlaamse cinema geen sprake, daarvoor is de afzetmarkt veel te klein. Zie politisering.

Paradijs. ‘Soldaat ik zie haar paradijs’ Een van de meest onvergetelijke dialogen uit de Vlaamse film, te horen in De Loteling en bedacht door ex-BRT-directeur Nic Bal . De zin is gericht aan een blinde Jan Decleir, die op die manier van een van de verkrachters verneemt wat er met zijn meisje (Ansje Beentjes) gebeurt.

Pier. Wat het Empire State building is voor de Amerikaanse film en de Big Ben voor de Engelse film is de Pier van Blankenberge voor de Vlaamse film.

Plateauprijzen. De Belgische oscars danken hun naam aan de Gentse universiteitsprofessor en uitvinder van de phenakistiscoop die volgens de legende blind werd bij een van zijn experimenten. Dat de nationale filmprijzen naar een blinde zijn genoemd, zou tot ironische opmerkingen kunnen leiden waar wij ons natuurlijk niet aan willen bezondigen.

Politisering. De onafhankelijkheid van de Vlaamse film is een mythe. Zoals alles in dit landje is ook de Vlaamse film hevig gepolitiseerd. Je kunt op de opeenvolgende stromingen van het wispelturig Vlaams filmbeleid zo het etiket van de desbetreffende voogdijminister plakken: boerenfilms en afstoffen van het literair patrimonium onder Rika De Backer (CVP); volkse leute onder populist Karel Poma (PVV) die bij de Antwerpse première van een Gaston & Leo-vehikel samen met het komisch duo vrolijk uit de boevenwagen stapte; lichtelijk megalomaan internationalisme onder Patrick Dewael (VLD); verdediging van de christelijke waarden onder mediaminister Eric Van Rompuy (CVP) die ook volksverbondenheid (de Vlaamse identiteit van een project als hoogste waarde) koppelde aan de dictatuur van de bezoekersaantallen (minder dan 20.000 toeschouwers, kraan dicht). Wie dacht dat het VAF komaf zou maken met dergelijke politiek/ideologische beïnvloeding: think again. Het gerucht gaat dat nu ook Paul Van Grembergen (Spirit) zware druk zou hebben uitgeoefend bij Vander Taelen om er Team Spirit II door te duwen. Vander Taelen noemt dit een kwakkel (het gerucht, niet de minister).

Product Placement. Na de periode van de overacting was in de jaren tachtig het tijdperk van de oversponsoring aangebroken. Zo werden de twee komieken Gaston en Leo in Zware Jongens van het doek gespeeld door de prominent in beeld rijdende bestelwagen van Danone.

Quarry, The. Existentialistische thriller uit 1998 van Marion Hänsel. Met haar bescheiden internationaal opgezette films is de uit Antwerpen afkomstige, maar overwegend voor de Franse gemeenschap filmende Hänsel misschien wel de meest succesrijke Belgische cineaste. Lang voor er in Vlaanderen ook vrouwen achter de camera gingen staan (Patrice Toye met Rosie; Dorothée van den Berghe met Meisje) genoot Hänsel al faam in het buitenland met haar psychologische drama’s.

Running Gag. Zie tax shelter.

Scholen. België moet zowat het enige land ter wereld zijn waar er meer filmscholen zijn dan er jaarlijks films worden gemaakt. De belangrijkste Vlaamse filmacademies zijn het RITS, dat vooral geschoold personeel aan de BRT/VRT levert, en het Hoger Sint-Lukasinstituut, dat zogezegd het meer artistieke talent koestert.

Servais, Raoul. De uit Oostende afkomstige Servais zette de Belgische animatiefilm internationaal op de kaart. Al van in de jaren zestig gooiden zijn korte animatiefilmpjes hoge ogen op buitenlandse festivals. In 1979 won hij in Cannes de Gouden Palm met de animatiefilm Harpya. Na de ontsporing met het megalomane Taxandria (de Father Damien van de animatiefilm) herpakte Servais zich met Nachtvlinder, een hulde aan de Belgische surrealist Paul Delvaux.

Seks. Ondanks de neiging tot genereus naakt is de Vlaamse film absoluut niet sexy. Blote madammen in een kasteelvijver golden jarenlang als het summum van seksuele bevrijding. Seks & Vlaamse film, het blijft een moeilijke combinatie, zie ook de kinderachtige pseudo-gewaagdheid van Suite Sixteen van Dominique Deruddere.

Stella Artois. Stella Artois steunt de Vlaamse film, zo mocht op de Belgische receptie in Cannes spectaculair blijken. Mag wel als we zien hoeveel Vlaamse filmers al jarenlang de bierproductie steunen.

Stille Waters. Deze slaapverwekkende prestigeserie van de VRT waarin ‘de Schelde toch zo goed acteert’ (en er in ieder geval beter uitziet dan Antje De Boeck) en ‘waarin het draaien op pellicule voor een meerwaarde zorgt’ (alsof de Dogme-experimenten de Reyerslaan zijn voorbijgegaan) wordt door filmintendant Luckas Vander Taelen als voorbeeld genoemd van televisiefilms die het VAF wil steunen. Dat belooft.

Stijl. Nog een ingrediënt dat de Vlaamse film zeker de laatste jaren ontbeert. De meeste Vlaamse filmers zweren bij een mooie fotografie (terwijl daar op zich niets cinematografisch aan is) en daarmee is de kous af.

Tax shelter. Al ruim dertig jaar wordt het invoeren van een tax shelter (een wet die investeringen in de eigen filmproductie fiscaal bevoordeelt) als levensnoodzakelijk beschouwd voor de Vlaamse film. Om de zoveel jaar wordt met veel poeha aangekondigd dat deze industriebevorderende maatregel van start kan gaan, om dan weer in alle stilte begraven te worden. Eerstdaags wordt de Belgische tax shelter van kracht, zo werd op het jongste filmfestival van Cannes trots gemeld. Eerst zien, dan geloven.

Thys, Guy Lee. Ex enfant terrible van de Antwerpse scene. ‘The man you love to hate’ sloeg vorig jaar weer toe met Kassablanka, een zeldzame Vlaamse film mét ballen.

Urbanus. De onnozelheid en overbodigheid van de Vlaamse film bereikte een hoogtepunt, of liever dieptepunt met twee pathetisch flauwe kluchten die Stijn Coninx met Urbanus draaide: Hector (1987) en Koko Flanel (1989).

VAF. Het Vlaams Audiovisueel Fonds, de opvolger van het Filmfonds (waarvoor het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Cultuur hun middelen samenbrachten in één pot) is sinds september 2002 actief en kent schrijf-, ontwikkelings-, en productiepremies toe aan zowel fictie, animatie, documentaires en experimentele films. Intendant Luckas Vander Taelen beschikt daarvoor over een budget van 12,5 miljoen euro. Belachelijk weinig, maar kennelijk toch nog genoeg om ook plat commerciële projecten voluit te steunen.

Van Ammelrooy, Willeke. Het enige sekssymbool (sorry Dora) dat de Vlaamse film ooit heeft gekend, en het moest dan nog uit Holland geïmporteerd worden. Mira de Teleurgang van de Waterhoek (1971) lanceerde haar én de zwaar gesubsidieerde Vlaamse cultuurfilm. Vervolgens lardeerde ze een aantal Vlaamse films met een stevige portie bloot, vandaar haar bijnaam Billeke Van Ammelrooy. Ze mocht ook opdraven in een aantal Franse seksfilms, waaronder Mon cul sifflera trois fois. Wordt de laatste jaren als actrice én regisseur zeer serieus genomen (in Nederland althans).

Verhavert, Roland. Zijn vaak literair geïnspireerd werk ( Het Afscheid naar Ivo Michiels, Rolande met de Bles naar Herman Teirlinck; De Loteling naar Hendrik Conscience, Pallieter en Boerenpsalm naar Felix Timmermans) werden destijds beschimpt en verguisd (ook in Knack, mea culpa), maar in het licht van de volstrekte stijlloosheid die nu schering en inslag is in de Vlaamse publieksfilm, was Verhavert allicht nog zo slecht niet. Hij dacht tenminste in cinematografische termen, had ambitie en nam risico’s.

VTM. De in 1989 gestarte Vlaamse pretzender schiep wel degelijk nieuwe werkgelegenheid in de audiovisuele sector, maar zorgde in nog grotere mate voor een drastische verlaging van de kwaliteitsdrempel. Eric Van Rompuy pleitte vijf jaar geleden voor het maken van films waarin de Vlaming zich herkent, naar analogie van het succes van VTM. Anders dan in Wallonië waar de televisie (zowel RTBF, Canal+ Wallonië, als RTL) een stimulerende rol speelt in de filmproductie, hoeft VTM niet echt te participeren in de filmproductie.

Wallonië. Je moet al met de Vlaamse Leeuw beschilderde oogkleppen dragen om niet te zien dat het niveau van de Franstalige Belgische film aanzienlijk hoger ligt dan dat van de Vlaamse. Bij de Franse gemeenschap ressorteerde het filmbeleid altijd onder het ministerie van Cultuur en Sociale Zaken (in Vlaanderen verhuisde het van cultuur naar economische zaken, naar mediabeleid en nu weer naar cultuur) en kiest de overheid resoluut voor een andere politiek: steun de auteurscinema met culturele waarden in plaats van krampachtig de hersenschim van een lokale filmindustrie na te jagen. Na jaren van vallen en opstaan heeft die consistente politiek eindelijk vruchten afgeworpen en de broers Dardenne een Gouden Palm in Cannes opgebracht. Alleen de lijst al van talentrijke cineasten uit Franstalig België spreekt boekdelen (André Cavens, Chantal Akerman, Jean-Jacques Andrien, Luc en Jean-Pierre Dardenne, Thierry Zeno, Michel Khleifi, Jaco Van Dormael, Benoit Lamy, Marion Hänsel, Benoît Poelvoorde, Frédéric Fonteyne, Marian Handwerker, Benoît Mariage) en contrasteert weldadig met het kleine clubje van reëel talent in Vlaanderenland.

Witte, De. Het eerste kassucces uit de Vlaamse film dateert van 1934 en maakte een ster van Jefke Bruyninckx. De officiële regisseurs waren Jan Vanderheyden en Willem Benoy, maar in feite stond Vanderheydens echtgenote en scenariste Edith Kiel achter de camera. Het echtpaar zorgde ook voor de bloei van de Antwerpse volksfilm. Robbe De Hert draaide in 1980 de remake De Witte Van Sichem.

X, Getuige. België wordt de laatste jaren door schandalen geteisterd, niet dat daar in de bioscoop veel van te merken viel. De Vlaamse film houdt zich liever onledig met progressieve pastoors uit de jaren stillekens, pseudo-anarchistisch gezwets en groteske imitaties van zielloos Hollywoodentertainment. Gelukkig zijn er uitzonderingen. In Le Bal Masqué bouwt Julien Vrebos rond het mysterie van de aanslagen van de Bende van Nijvel een hypergestileerde thriller. Willem Wallyn neemt in Film 1 de Agusta-affaire als vertrekpunt voor een ingenieuze thriller. Eric Van Looy verwijst in Shades met wisselend succes naar de Horionzaak en de pittoreske ontsnapping van Dutroux.

Yanne, Jean. In de vroege jaren zeventig wedde überproducer Van Raemdonck stelselmatig op twee paarden door afwisselend projecten in te dienen bij Nederlandse en Franse cultuur, nu eens onder de naam Jan Van Raemdonck, dan weer als Jean Van Raemdonck, wat hem de eretitel ‘de Jean Yanne’ van de Belgische film opleverde.

Zelfkennis. ‘Als er iets middelmatiger is dan de Vlaamse film, dan is dat de Vlaamse filmkritiek’ Marc Didden.

Zichem. Biotoop en werkterrein van het meest gewiekste non-talent uit Vlaanderen. Rob van Eyck blijft maar het soort terminaal incompetente en spectaculair platvloerse films maken dat aan amateurisme een slechte bijklank geeft en kreeg daar in het verleden nog overheidssteun voor ook. In een zeldzame bui van luciditeit stak hij ooit op het filmfestival van Cannes een van zijn eerste films in brand. Het bleef helaas bij die ene actie.

Door Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content