Henry Rollins’ aanwezigheid op Domino 2003 mag dan al goed nieuws zijn, de fusie van muziek en literatuur is er nooit in geslaagd om uit de schaduw van een subcultuur te kruipen. Een geschreven geschiedenis van spoken word.

an evening with henry rollins 14/4 Ancienne Belgique. Info: www.abconcerts.be

De combinatie van dichtkunst en muziek is al sinds middeleeuwse minstrelen gemeengoed, maar het is pas in de 20e eeuw dat de samenwerking tussen kleine muzikale combo’s en schrijvers op kruissnelheid komt. S poken word is een wat vage verzamelterm voor dit genre, waarin voorgedragen poëzie en proza muzikaal worden begeleid. Het begint allemaal met Jazz and Poetry: jazzpoëten als Carl Sandburg, Mina Loy, Hart Crane en de legendarische Harlem Renaissance-dichter Langston Hughes proberen de swingkoorts die in de jaren ’20 en ’30 door de Verenigde Staten raast, in versregels te gieten. Jazz and Poetry is echter een literaire incarnatie van een muziekstijl, geen volwaardige samen- smelting van woord en muziek. Dat zou met de komst van de zogenaamde Beats veranderen. De schrijvers van ‘The Beat Generation’ zijn gebiologeerd door de rauwe energie van Bebop, en jazzlegenden als Charlie Parker, Dizzy Gillespie en Thelonious Monk vertalen hun artistieke idealen – non-conformisme, rebellie, hedonisme – in een opwindend nieuw geluid (precies wat jonge wolven willen doen voor de literatuur). Jazz wordt het ultieme referentiepunt voor jonge schrijvers die niet alleen het slang en de levensstijl van de jazzcats uit de jaren ’40 overnemen, maar ook technieken als improvisatie en vrije associatie laten doorsijpelen in hun literaire experimenten. Poëzie wordt ‘componeren met de tong’ en dichters als Allen Ginsberg, Gregory Corso en Jack Kerouac transformeren langzaam in rasperformers. Ze worden, net zoals jazzmuzikanten, ‘geboekt’ om in koffiehuizen een ‘set’ te spelen. Deels om een groter publiek aan te trekken en deels omdat de schrijvers hun ‘geheime helden’ simpelweg verafgoden, laten de Beats zich tijdens hun voordrachten hoe langer hoe meer begeleiden door een jazzensemble. Een perfecte symbiose, want het gesyncopeerde ritme, het metrum en de lengte van hun verzen is op een Bebopleest geschoeid. Deze kortstondige maar unieke wisselwerking tussen jazz en literatuur was erg populair bij een zekere incrowd. Jazzkenners en het grote publiek (dat sowieso geen al te hoge pet op had van Beatniks) zouden er doof voor blijven.

‘Wake up Niggers!’ is een van de talloze urbane junglekreten uit de Bronx die duizenden Afro-Amerikanen doet ontvlammen. Neen, het non-conformisme en de vrije associatie van de Beats zijn beslist een lachertje vergeleken met de woede en de agressie van zwarte performers in de vroege jaren ’70. Spoken word krijgt ballen en wordt een vurig middel in de strijd om Black Power. Straatpoëten als Gil Scott Heron, Jayne Cortez en (uiteraard) The Last Poets, prediken striemend de revolutie op de cadans van hypnotiserende oerritmes. Hoewel de politieke missie van deze proto-funk langzaam verwatert, blijft de vorm grotendeels intact – zij het dat urbane DJ’s als Lovebug, Cool Herc of Hollywood dan geen instrumenten meer gebruiken, maar two turntables and a microphone om de virtuoze, ritmische ‘rap’ van zwarte tieners te ondersteunen. Gettopoëzie, losjes geïnspireerd op Jamaicaanse ’toasts’, krijgt een sociaal tintje en sluimert jarenlang in de underground. Maar in 1979 explodeert de boel: ‘King Tim III (Personality Jock)’ van Fatback en het legen- darische ‘Rappers Delight’ van de Sugarhill Gang geven het officieuze startschot voor een wervelende opmars. Rapmuziek krijgt erkenning, het publiek groeit zienderogen en wanneer de stijl midden jaren ’80 de mainstream inglijdt, herinneren artiesten als Public Enemy zowaar aan de politieke strijdkreten van hun voorlopers. Spoken word-performers en rappers schreeuwen dan wel om het hardst dat rap geen echte poëzie is, de eerste niet-literaire metamorfose is hoe dan ook een feit.

Maar het smeult niet alleen in de getto’s van Harlem en de South Bronx. Ook blank New York komt opnieuw in de ban van het woord: William S. Burroughs, de ‘vergeten’ maverick van de Beatgeneratie, wordt binnengehaald als de ongekroonde koning van de punk. Zijn tape-experimenten resulteren in een samenwerking met avant-gardisten als John Cage en (later) John Zorn, en zijn een inspiratie voor de halfgoden van new wave en noise zoals The Residents, Chrome, Joy Division en Sonic Youth. Poëzie en krijsende gitaren vinden elkaar ook in de punk: Jim Carroll (wiens Basketball Diaries geprezen wordt door, jawel, de Beats) doet het met zijn Jim Carroll Band, terwijl Henry Rollins pas in de eindfase van Black Flag zijn eerste stappen in de richting van spoken word zet, vooraleer hij zich met de Rollins Band quasi-definitief op het genre toelegt. Een kleine opflakkering, nog steeds geen vreugdevuur: spoken word blijft ook in de vroege jaren ’80 een fenomeen in de marge.

De Beat is lang niet dood, in de jaren ’90 komt het tot een onvoorziene revival: Ginsberg orakelt op MTV, Burroughs duetteert met Kurt Cobain en Kerouac wordt vijftien minuten een superster door Kicks Joy Darkness, een hommagealbum door gerespecteerde rockartiesten als (onder meer) Morphine, Michael Stipe, Steven Tyler en Jeff Buckley. Het is andermaal Burroughs die in 1993 met Spare Ass Annie & Other Tales een brug weet te slaan tussen twee werelden: de stomende hiphop van de Disposable Heroes of Hiphopricy valt naadloos samen met het kurkdroge parlando van de cultauteur.

Door Bram van Moorhem en Olivier Braet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content