C’Mon C’Mon
‘Kun je even op je neefje passen?’ Het ogenschijnlijk simpele verzoek dat de kinder- en ambitieloze radioreporter Johnny van zijn zus krijgt, blijkt het vertrekpunt van een road movie waarin misschien niets spectaculairs gebeurt, maar die stad na stad en gesprek na gesprek dieper in het hart duikt. Zowel van oom, neefje als kijker. Van films over de kleine, grote dingen des levens heeft indie-auteur Mike Mills zijn huismerk gemaakt en in zijn vierde langspeler – een riff op Wim Wenders’ Alice in den Städten – stroopt hij alles tot zijn naakte, menselijke essentie. Er zijn eigenlijk maar twee personages – de eenzelvige Johnny en zijn openhartige neefje van tien. Er wordt voornamelijk gekeuveld en nog meer geluisterd. In bed, bad, keuken of eender waar. En alles wordt in glanzende grijstinten gegoten. Maar het spel tussen de clevere knul en oom Joaquin Phoenix, die nooit zo zachtaardig uit de hoek kwam, oogt recht uit het middenklasseleven in hedendaags Amerika gegrepen. Cameraman Robbie Ryan maakt van elk shot een schilderijtje à la Gordon Willis. En de spaarzame soundtrack wordt gelardeerd met een streepje opera, Lee Scratch Perry of vroege Lou Reed. Een teder, genereus, fraai geschoten kleinood over kinderen en volwassenen, vroeger en later, geluk en verdriet, en vooral: al het gene daartussenin dat we het leven noemen.
C’Mon C’Mon ****
Mike Mills met Joaquin Phoenix, Woody Norman, Gaby Hoffmann
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier