De naam ‘Simenon’ is bijna een anagram van het woord ‘cinema’. Hoeft het dan te verbazen dat de honderd jaar geleden geboren Belg niet alleen de meest gepubliceerde 20e-eeuwse schrijver is, maar tot op heden ook de meest verfilmde?

‘Soirée Simenon’, naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de geboorte van Georges Simenon, op 13/2 vanaf 19.30 op RTBF1 en RTBF2. Met onder meer de verfilming ‘La maison du canal’. Zie programmaboekje voor meer info.

23 april 1932. In Frankrijk komt de film ‘ La nuit du carrefour’ uit, door Jean-Luc Godard in Cahiers du Cinéma ooit ‘le seul grand film policier français, que dis-je, le plus grand film français d’aventure’ genoemd. De sombere prent, meer atmosfeer dan intrige, speelt bijna volledig ’s nachts onder een van regen bezwangerde hemel en volgt een zekere inspecteur Maigret in zijn onderzoek naar de moord op een Hollandse diamantair, op en rond een troosteloos kruispunt in Avrainville. Regisseur is de 37-jarige Jean Renoir, zoon van de impressionistische meester Pierre Auguste Renoir en een geniaal filmmaker die in 1931 met La chienne een gouden decennium van de Franse cinema inluidde. Scenarist is de 29-jarige Georges Simenon, een naar Frankrijk uitgeweken Belg, gewezen misdaadreporter, halve bohémien, vriend van kunstschilders Picasso en Vlaminck, kleurrijke nachtvlinder, welgestelde societyfiguur, ex-minnaar van Josephine Baker en onstuitbaar auteur, die sinds 1924 bijna tweehonderd populaire romans schreef onder een handvol pseudoniemen – waarvan de bekendste ‘Georges Sim’ was.

1931 was een scharnierjaar in het leven van Simenon, want toen besloot hij zijn broodschrijverschap vaarwel te zeggen en in te ruilen voor een serieus literair bestaan. Onder zijn echte naam, welteverstaan, en via een reeks romans rond inspecteur-commissaris Maigret, die niet alleen een onvergankelijk attribuut – een pijp – bezat, maar ook Simenons literaire thema’s van eenzaamheid, schuld en fataliteit belichaamde (de mooiste titel is ongetwijfeld Maigret et L’Homme tout seul). Als promotie organiseerde Simenon op 20 februari 1931 een soiree waarop le tout Paris was uitgenodigd. Dat werd het fameuze ‘Bal anthropométrique’ in een nachtclub van Montparnasse, waar de genodigden verkleed als gangsters en prostituees opdaagden. De pers deed uitvoerig verslag en Maigret begon alras aan de verovering van Frankrijk en de wereld (die toen nog gewoon Frankrijk heette). Filmmakers en producenten zagen de hype, en zo ook Jean Renoir, die zich volgens Simenon ’tegen 250 km per uur in een wedstrijd-Bugatti’ kwam aanmelden. Het zou het begin zijn van een levenslange vriendschap. Op het einde van dat cruciale jaar 1931 installeerde Simenon zich met Renoir in Antibes, waar de twee aan scenario en decoupage werkten. Het was Renoirs broer Pierre die in de allereerste Simenonverfilming Maigret speelde en ook ‘le meilleur Maigret’ zou blijven: ‘Wat de toekomst aangaat, is de teerling geworpen: Maigret zal zichzelf, anders gezegd: Pierre Renoir, blijven.’

Hoe warm zijn herinnering aan die prille paringsdans tussen pen en camera ook zou blijven, Simenons houding ten aanzien van de zevende kunst werd toch één grote paradox. Vlak voor de release van La nuit du carrefour vertelde de van zelfvertrouwen blakende auteur nog: ‘Ik heb besloten voortaan zelf de regisseur van mijn werken te zijn.’ Helaas, toen in 1932 zowel La nuit du carrefour als Jean Tarrides op 2 juli uitgebrachte Le chien jaune, met Tarrides vader Abel als Maigret, aan de kassa een stille dood stierven, klonk Simenon heel wat zuurder. De films waren geflopt niet door de fout van de makers, maar door die van de financiers, ‘door de fout van regels en van de imbecielen die ze opstelden’. Toen ook het derde filmproject La Tête d’un homme in 1933 strandde, omdat regisseur Julien Duvivier voor acteur Harry Baur koos in plaats van voor Pierre Renoir, was voor Simenon de maat vol. Hij bevroor de verkoop van adaptatierechten – de eerstvolgende, uitgebrachte film zou La maison des sept jeunes filles worden, die in 1942 uitkwam. Voortaan zou de auteur zijn neus een beetje ophalen voor de cinema. Simenon vond het maken van een film of het schrijven van een filmscenario plots tot verraad gedoemde ondernemingen. Een film, met zijn miljoenenkost, liet ook weinig sporen na, minder dan ‘een boekdeel van twaalf francs ergens in een bibliotheek, dat soms eens wordt herlezen’. Een en ander belette hem echter niet om mondaine filmfeesten als dat van Cannes op te zoeken. Hij werd er in 1960 zelfs juryvoorzitter, samen met schrijver Henry Miller, met wie hij alles in het werk stelde om de film met de minste kans te bekronen: La dolce vita van Federico Fellini. Simenon hield er zijn tweede grote vriendschap met een filmmeester aan over.

Terwijl zijn 425 titels tellende oeuvre de wereld veroverde en hij de meest verspreide, 20e-eeuwse auteur ter wereld werd, zou de kleine Belg ook de meest verfilmde schrijver aller tijden worden. Het kruim van de Franse cinema, met uitzondering van de Nouvelle Vague (maar zie Godards uitspraak en Jean-Pierre Melvilles L’Aîné des Ferchaux), kon niet om Simenon heen. Naast Renoir en Duvivier zijn de grote namen die van Marcel Carné, Henri Decoin, Jean Delannoy, Claude Autant-Lara, Pierre Granier-Deferre, Bertrand Tavernier, Serge Gainsbourg, Patrice Leconte. Twee van de meest geslaagde adaptaties, Les fantômes du chapelier uit 1982 en Betty uit 1992, zijn van Claude Chabrol, de scherpe, Maigretiaanse observator van de Franse klassenmaatschappij die Simenon als de best verfilmbare auteur beschouwde, met personages ‘die op een schotel worden geserveerd’. Dat Simenons figuren zich goed voor het medium van de illusie en de mythevorming leenden, paste perfect bij een man die zijn eigen mythe creëerde. Zelfs zijn officiële geboortedag ontsnapt niet aan de quasi-waarheid. Vader Désiré meldde bij de bevolkingsdienst donderdag 12 februari 1903 als de dag waarop in de rue Léopold in Luik Georges het levenslicht zag. Maar eigenlijk was de jongen tien minuten na de twaalfde geboren, op vrijdag de dertiende. Moeder Henriette wou haar zoon echter niet onder een slecht gesternte naar zijn afspraak met de geschiedenis laten gaan. Crime impuni, zoals een Maigret-titel zegt. Pour qu’il soit heureux, zoals die van een petit livre uit 1925 luidt.

Door Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content