Na jaren verwaarlozing is het Flagey-gebouw van Joseph Diongry in zijn oude luister hersteld. Vanaf deze maand begint ‘de Flagey’ aan een tweede leven, als onder meer een bioscoop voor de andere film.

Door Erik Martens

Openingsfestival in Flagey van 1 tot 6/10 met concerten en films. Info: 02-641 10 20 en www.flagey.be

Alleen al dat gebouw zelf: een statig en tegelijk sensueel stuk modernisme, dat de lyriek nog niet helemaal heeft opgeofferd aan de functionaliteit. Met zwoele welvingen en vol speelse maniërismen eigen aan de toen modieuze art deco. Maar Flagey is meer dan een mooi lichaam. Joseph Diongry bouwde het complex tussen 1935 en 1938, in opdracht van het Nationaal Instituut voor Radioomroep. Het bood onderdak aan kantoren en opnamestudio’s van hoge kwaliteit; vooral Studio 4 kreeg een stevige reputatie. In 1973 echter verliet de BRT het schip en werd ‘de Flagey’ een tijdelijk onderkomen voor allerlei culturele instellingen. Het begin van bijna drie decennia onzekerheid.

Vier jaar geleden keerde het tij, toen dertig ondernemers de nv Flagey Omroepgebouw oprichtten. Die nv hoestte 607 miljoen Belgische frank op, kocht het gebouw en betaalde de restauratiewerken, inclusief asbestverwijdering. Tegelijkertijd bracht de vzw Flagey een aantal partners samen om het nieuwe project in te vullen. Voor de pijler muziek zijn dat Ars Musica, het Audi Jazz Festival, het Brussels Jazz Orchestra en het bedrijf Musica Numeris, gespecialiseerd in opname van klassieke muziek. Ook de film krijgt een belangrijke plaats in Flagey. Het gebouw wordt de thuis van het Filmfestival van Brussel en ook het Koninklijk Filmarchief krijgt een permanente programmatie in Studio 5. Gabrielle Claes en Michel Apers stelden het concept op punt.

Wordt Flagey een nieuw platform voor het Filmmuseum?

Michel Apers: Nee, het is zeker geen uitbreiding van het Filmmuseum. In Flagey kiezen we voor klassiekers die nu nog een groot publiek kunnen aanspreken. Wie weet krijgt dat publiek nadien de smaak te pakken en vindt het de weg naar het Filmmuseum. Vroeger was het normaal dat oude films in de bioscopen werden hernomen. Ik heb zelf voeling gekregen met oudere films door ze in de gewone bioscoop te zien. Nu is dat helemaal verdwenen, en tv, video, dvd hebben niet kunnen verhinderen dat het jonge bioscooppubliek weinig notie heeft van films die ouder zijn dan vijf jaar.

Hoe past de vertoning van recente films in dat project? De film ‘Japon’ staat bijvoorbeeld verschillende weken op het programma.

Gabrielle Claes: In het Filmmuseum kunnen hedendaagse producties ook, als het films zijn die niet in de gewone bioscopen in roulatie komen. Japon is een nieuwe Mexicaanse film die ook veel indruk heeft gemaakt in Rotterdam en in Cannes dit jaar.

‘Moeilijke’ hedendaagse films kunnen dus een traditionele release krijgen in Flagey?

Claes: Zo goed als. We programmeren bijna dagelijks, van woensdag tot en met zondag, drie vertoningen per avond.

Apers: In de klassieke bioscopen komen er elke week een paar films aan de start. Na de eerste vijf dagen wordt er over hun verdere carrière beslist. Elke week sneuvelen er films. Niet omdat er geen publiek is voor die films, maar omdat die films niet tot bij dat publiek geraken. Daarom maken we telkens een programma voor een paar weken zodat mensen tenminste op voorhand weten wat de periode is waarbinnen ze die film kunnen gaan zien.

Is zoiets de taak van een filmarchief?

Claes: Goede vraag. Kijk, in Europa is het een trend dat de ‘moeilijke’ hedendaagse producties op een bijna institutionele manier worden uitgebracht, via festivals of themaweken. In Frankrijk en in Nederland is die evolutie volop aan de gang, in België staan we minder ver. Bioscoopuitbaters hebben het steeds lastiger om moeilijke films uit te brengen. Het verdwijnen van een verdeelhuis zoals Progrès is daar een symptoom van.

De Belgische film krijgt een permanente plek in Flagey. Te beginnen bij ‘Malpertuis’ van Kümel.

Apers: Daarvoor zijn er verschillende redenen. Malpertuis is pas gerestaureerd, wat vrij uniek is voor een nog recente Belgische film. Harry Kümel heeft zelf meegewerkt aan de kleurbepaling. Malpertuis is ook een film die plotseling een nieuw leven is gaan leiden. Hij heeft de voorbije zomer in Londen veel publiek gevonden en ook een en ander losgeweekt bij de pers. De film gaat nu zelfs mee in een Belgische week naar New York. Blijkbaar heeft Malpertuis dat fameuze klassieke potentieel in zich.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content