Hoe schrijf je met vijf een misdaadroman zonder in ruzie te vallen?

CHRISTOPHE VEKEMAN: Het was de eerste keer dat ik meedeed aan een estafetteboek. Vooraf had ik het idee dat bij zo’n project de eerste veel geluk heeft, omdat hij mag beginnen en de overige schrijvers nadien hun best doen om de boel te saboteren. Ik had me daar al redelijk in verkneukeld, toen bleek dat het anders ging. Het eerste deel is geschreven door Deflo en die heeft meteen ook een synopsis gemaakt van hoe het boek verder moest, tot en met de ontknoping. Als coauteur had ik dus niet veel vrijheid. Ik kon de dader bijvoorbeeld niet laten sterven in het derde deel. Maar zoals Jules Deelder het al zei: ook binnen de perken zijn de mogelijkheden onbeperkt, natuurlijk. Je zou het schrijven met de rem op kunnen noemen. Mijn opdracht was: hou rekening met het einde van het boek, werk een bepaald personage dieper uit en verwerk er de legende van de feniks in, bij voorkeur door middel van een letterlijke brand. In feite kun je dat vergelijken met de hoofdredacteur van een krant die je vraagt of je een artikel kunt schrijven over alcoholisme in de literatuur. Beide zijn welomlijnde opdrachten die je naar goeddunken zelf kunt invullen.

En toch, toen ik je naam bij die van de vijf auteurs zag staan, dacht ik: Vekeman, dat is toch geen misdaadschrijver?

VEKEMAN: Ik geef toe dat ik de meer literaire vreemde eend in de bijt ben, maar dat neemt niet weg dat mijn eerste boeken toch die richting uitgingen, en dan vooral Iedereen kan het (2001). Dat was een persiflage op de roman noir, over twee privédetectives die verwikkeld raken in allerlei toestanden. Maar ook mijn debuut Alle mussen zullen sterven (1999) maakte gebruik van thrillerelementen. Ik denk dat wij te veel een onderscheid maken tussen literatuur en misdaadromans. In de film gebeurt dat al lang niet meer. Martin Scorsese, Hitchcock of de Coen Brothers bedienen zich ongegeneerd van het misdaadgenre. In de literatuur moet je ver zoeken, al begeven klassiekers als Misdaad en straf, L’étranger of American Psycho zich wel degelijk succesvol op de grens tussen de twee.

Misschien niet echt over literatuur deze vraag, maar ik zie in jou eerder een whisky- dan een bierdrinker.

VEKEMAN: Dat zie je dan verkeerd, want ik ben een flexibel persoon. Ik drink heel graag bier, meer zelfs: als je me naar een onbewoond eiland zou sturen en ik zou één alcoholhoudende drank mogen meenemen, dan zou ik voor pils gaan.

(M.V.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content