Christophe Vekeman

© Johan Jacobs / GF

1 Wilde je je lezers met dit boek een spiegel voorhouden?

Christophe Vekeman: In boeken als Hotel Rozenstok en Mensen als ik zette ik mezelf te kijk. Tot hilariteit van de lezer trouwens, maar uiteindelijk voelde dat toch wat aan alsof ze zich op de kap van de schrijver geamuseerd hadden. Dat wilde ik dus eens omkeren en ik hoop dat de lezer niet mij maar zichzelf herkent in de veertien personages uit het boek. De vrijblijvende lach heeft daardoor plaatsgeruimd voor de confrontatie. Ik hoop dat de lezer zichzelf tegenkomt op een manier die onbehaaglijk stemt. Of om het samen te vatten: ik wil met dit boek het leven van mijn lezers om zeep helpen, maar ik wil ook dat zij al schaterend ten onder gaan.

2 Het lijkt wel alsof veel schrijvers vinden dat literatuur en humor botsen. Jij dus niet?

Vekeman: Als je op een realistische wijze wilt doordringen in de mens en hem probeert te duiden, dan kun je toch niet om het humoristische heen? Zijn immers niet alle mensen lachwekkend? Willen we niet allemaal worden wat we niet zijn? Kijk naar de gelaatsuitdrukking van mensen die een selfie nemen. Die proberen er altijd anders uit te zien dan ze werkelijk zijn. En het gekke is dat die mensen dat niet doen om buitenstaanders een ander beeld te geven van zichzelf, maar wel om zichzelf wijs te maken dat die selfie hun werkelijke gezicht is. Dat getuigt toch van een geweldig potentieel aan zelfbedrog en waanzin dat vanzelf iets grappigs krijgt?

3 Ben je niet bang dat lezers je een rechtse zak zullen vinden?

Vekeman: Daar ben ik wel wat beducht voor, ook al vind ik mezelf nu niet per se rechts of links. Mensen die zichzelf een dergelijk etiket opkleven vind ik over het algemeen ook niet bijzonder sympathiek of verstandig. Maar soit, we leven inderdaad in een cultuur van korte tenen, en dat is jammer. Ik heb mijn pen af en toe in de satirische inkt gedoopt, dat geef ik toe, en dat heeft veel met het huidige moralistische klimaat te maken. Het is immers niet omdat je bepaalde opvattingen huldigt en je jezelf progressief noemt dat je daarom ook werkelijk superieur bent. Dat mag ook wel eens benadrukt worden, vind ik. Is het niet de taak van de literatuur om te tonen dat die identiteit die we zo hooghouden en koesteren in realiteit heel relatief is?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content