CHILDREN OF THE REVOLUTION
Olivier Assayas werpt de barricades uit zijn jeugd weer op in Après Mai, een zowel in Venetië als Gent bekroonde kroniek over de kinderen van de revolutie. Een gesprek over de naschokken van mei 68, nuttige nostalgie en verloren idealen. ‘Eerlijk? Ik was opgelucht toen het voorbij was.’
Op zijn 57e staat Olivier Assayas niet alleen te filmen met de flair van een jeune premier, de jongste jaren verkeert de Franse regisseur duidelijk in een nostalgische bui, al wil hij dat niet gezegd hebben. Zijn vorige langspeler, de vijf uur durende biopic Carlos, ging over het ideologische failliet en de opkomst van het terrorisme in de jaren zeventig, Après Mai zoomt nog explicieter in op de naschokken van mei 68.
Daarin bekijkt Assayas de geschiedenis van onder naar boven, vanuit het gezichtspunt van scholieren die de revolutie voortzetten in de voorsteden van Parijs. Na een uit de hand gelopen protestactie worden zij gedwongen uit te zwermen en belangrijke professionele en amoureuze keuzes te maken. De film begint in 1971, toen Assayas als tiener zelf de straten in marcheerde, met een gauchistisch pamflet in de ene hand en een vette joint in de andere.
Het sfeervolle, subtiel demystificerende coming-of-agedrama vloeide dan ook voort uit zijn eigen jeugdherinneringen en uit actuele vragen over die tumultueuze periode, dezelfde impulsen die in 2005 aan de basis lagen van zijn boek Une Adolescence dans l’après-Mai. Daarin pende Assayas zijn memoires neer in de vorm van een brief aan Alice Debord, weduwe van de Franse schrijver Guy Debord, de Johnny Rotten onder de marxistische theoretici, auteur van De spektakelmaatschappij en mentor voor de jonge Assayas.
‘Dit is géén late midlifecrisis’, lacht de Franse filmer wanneer ik hem ontmoet in Venetië, waar Après Mai werd bedacht met de prijs voor het beste scenario. ‘Ik leef in het hier en het nu en wil helemaal niet terug naar de jaren zeventig. Ik ben geen retromaniak. Ik wil alleen een paar dingen rechtzetten en nuanceren.’
Zoals?
OLIVIER ASSAYAS: Het is een periode die ofwel wordt geromantiseerd ofwel geridiculiseerd. Maar de seventies waren vreselijk complex op allerlei niveaus. Ze zijn het laboratorium voor de volgende decennia gebleken – zowel sociaal als cultureel. Alleen al het gewicht van de ideologie was ondraaglijk. Je moest over alles een mening hebben, zelfs al had je amper wat van de wereld gezien. Er heerste dan wel een ongeëvenaard gevoel van vrijheid, tegelijk was er een enorme sociale druk. Eerlijk? Het voelde als een opluchting toen het voorbij was. Dat is maar een van de vele contradicties die boeken of films over mei 68 zelden of nooit bespreken.
Je begon je carrière als criticus bij Les Cahiers du Cinéma. Zijn er eigenlijk wel goede films over mei 68 gemaakt?
OLIVIER ASSAYAS: Behalve de mijne? (lacht)Milou en mai (1990) van Louis Malle was niet mijn cup of tea. Ook The Dreamers (2003) van Bernardo Bertolucci vond ik niet goed. Véél te idealiserend. Les Amants réguliers (2005) van voormalig soixante-huitard Philippe Garrel had zijn momenten, maar de eerste echt goede mei 68-film moet ik nog zien.
Toen ik je interviewde voor Carlos, ook grotendeels in de jaren zeventig gesitueerd, zei je: ‘Ik hou niet van nostalgie of van persoonlijke films.’ Daar ben je blijkbaar van teruggekomen?
ASSAYAS: Nostalgie om de nostalgie haat ik nog steeds. Ik ben geen oude zeur die vindt dat vroeger alles beter was. Op veel vlakken is het nu beter dan toen. Maar om dat te beseffen en op een veilige manier vooruit te rijden, moet je af en toe in de achteruitkijkspiegel kijken. Bovendien had ik nog een andere motivatie om Après Mai te maken. Het is een companion piece op L’Eau froide, een van mijn eerste films, uit 1994. Die ging ook over mijn jeugd en daarin heetten
de hoofdpersonages ook Gilles en Christine. Alleen was ik er nooit echt tevreden over omdat het meer een poëtische benadering was en ik naar mijn gevoel een paar essentiële thema’s had laten liggen. Après Mai is natuurlijk geen documentaire, maar de film is concreter, complexer en daardoor ook actueler dan L’Eau froide.
Aan sfeer en details ontbreekt het inderdaad niet. Hoe vermijd je de clichés als je een film maakt over langharige kids die hun dagen slijten met wiet te paffen, naar psychedelische rock te luisteren en linkse slogans te scanderen?
ASSAYAS: Het is voortdurend zoeken naar het juiste evenwicht. Enerzijds mag je er geen ridicule retroshow van maken. Anderzijds moet je de periode trouw blijven en de clichés die je opsomt, kloppen nu eenmaal. Ik heb mezelf zelfs wat moeten intomen omdat sommige dingen voor hedendaagse kijkers misschien ongeloofwaardig zijn, of ongewild grappig. De eindeloze detaildiscussies tussen trotskisten en maoïsten lijken wel Monty Pythonsketches, maar indertijd waren ze bittere ernst. Velen van ons hadden nooit een fabriek van dichtbij gezien, maar we wisten wel perfect hoe we het proletariaat konden bevrijden van het kapitalistische juk. (lacht) Tuurlijk was dat onvoorstelbaar naïef, maar het engagement en idealisme waren tenminste oprecht en dat missen we
in deze tijden van bankencrisissen, ecologische rampen en andere globale problemen.
Is Gilles, die de revolutie uiteindelijk links laat liggen en in de filmwereld belandt, jouw alter ego?
ASSAYAS:(knikt) In alle personages zit wat van mezelf. Indertijd trok ik ook de straat op met mijn klasmakkers, en wat we deden, was de studentenrellen uit Parijs kopiëren. Parijs was weliswaar maar een halfuurtje sporen met de trein, maar als scholier lag er een wereld tussen de hoofdstad en de provincie. Net als Gilles kom ik uit een artistiek, intellectueel milieu (Assayas’ vader was tv-scenarist Jacques Rémy, nvdr. ) en ook voor mij was cinema een uitweg. Het was mijn route richting volwassenheid.
Opvallend is de seventiessoundtrack, twee weken geleden nog bekroond in Gent, met songs van onder meer Nick Drake, Soft Machine, Tangerine Dream, The Incredible String Band en Syd Barrett. Komen die uit jouw platenkast?
ASSAYAS: De platen uit de film zijn de mijne. Ik ben er nog steeds enorm aan gehecht. Als tiener was ik gek op psychedelische muziek. Ik werd er zelfs high van zonder joint. (lacht)
Hoe ging de selectie van songs
in zijn werk?
ASSAYAS: De film begon als een verzameling persoonlijke anekdotes, van kleren die ik droeg, van platen die ik beluisterde. Maar door de acteurs en de crew werd het iets anders, iets breders. Sommige songs vloeiden spontaan voort uit de scènes. Soms was het net andersom. Toch was het de moeilijkste film die ik tot hiertoe heb gemaakt. Logistiek, omdat de kostuums en decors moesten kloppen. En financieel, omdat we enkel jonge acteurs en dus geen enkele ster hadden. Gelukkig heeft Carlos, de biopic die ik in 2010 voor Canal + heb gemaakt, het kritisch en commercieel goed gedaan, wat deuren heeft geopend. Bovendien was Carlos de perfecte voorbereiding want aan Après Mai heb ik gewerkt met dezelfde kostuumontwerpster, locatiescout en decorbouwer.
Je zegt dat het engagement van toen nu opnieuw van pas zou komen. Heb je ook een link willen leggen tussen mei 68 en de huidige Occupybeweging?
ASSAYAS: Het is onvermijdelijk bij een film als deze dat het verleden en het heden met elkaar in dialoog treden. Het grote verschil met toen is dat mensen nu niet langer in de toekomst lijken te geloven. Mijn generatie dacht werkelijk – toch voor even – dat ze de wereld kon veranderen en verbeteren. Nu leeft men enkel voor zichzelf en voor zijn kinderen, maar breder of verder dan dat gaat het niet. Men vindt de wereld te complex en te groot geworden om te veranderen. Die onverschilligheid is een pandemie die onze toekomst bedreigt. Gelukkig zijn er steeds meer mensen die dat beseffen en zich beginnen te verenigen. Onlangs zag ik een Occupyprotestmars in New York en ik voelde weer het optimisme en de solidariteit van de jaren zeventig. Ik vraag me alleen af of die beweging wel groot genoeg is – of zal worden – om concrete veranderingen af te dwingen.
Jouw post-mei 68-generatie is wel degene waartegen de Occupybeweging net in opstand komt. Is dat niet ironisch en pijnlijk tegelijk?
ASSAYAS: Tuurlijk. Maar zo is het altijd geweest. Ouderen hebben de macht en het kapitaal in handen. Jongeren moeten hun carrière en fortuin nog maken. Daarom is het aan hen om het establishment uit te dagen en te bekritiseren. Een gezonde, democratische maatschappij herken je net aan de spanning tussen de generaties, aan de ideologische breuklijnen, aan de kritische dialoog. Ik hoop alleen dat het nog niet te laat is, want om eerlijk te zijn: als ik zie hoe populisme, nationalisme en materialisme overal ter wereld en over alle leeftijden en bevolkingslagen heen opnieuw in opmars zijn, ben ik niet bijster optimistisch.
APRÈS MAI
Vanaf 14/11 in de bioscoop.
CYCLUS OLIVIER ASSAYAS
1-21/11,cinematek.be. Assayas leidt op 21/11 Après Mai in.
DOOR DAVE MESTDACH
OLIVIER ASSAYAS ‘MENSEN LIJKEN NIET LANGER IN DE TOEKOMST TE GELOVEN. MIJN GENERATIE DACHT WERKELIJK – TOCH VOOR EVEN – DAT ZE DE WERELD KON VERANDEREN EN VERBETEREN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier