BRAVE LITTLE BELGIUM

De marsrichting zat goed bij historica Sophie De Schaepdrijver. Van links naar rechts trok ze in een ferm tempo over Vlaamse fietspaden, langs Vlaamse rivieren, ja zelfs, recht door zee naar de overkant van het Kanaal. In tegenstelling tot de oorlog die in het overstroomde water van de IJzer stagneerde, wilde De Schaepdrijver vooral niet de indruk van stilstand wekken. Met ferme gebaren en met een permanente dreiging in de stem schetste ze het drama, de waanzin, de vuiligheid, de tyfus die hier exact – wijsvinger prominent in de lucht – honderd jaar geleden de realiteit van de dag uitmaakte.

Mocht een mens het een seconde lang vergeten zijn: de Eerste Wereldoorlog begon honderd jaar geleden. Op onderwijs, jeugdwerking en zeker armoedebestrijding kun je al eens fiks besparen, maar niet op de herdenking van een historische gebeurtenis waaraan je allerlei toeristische heerlijkheden kunt koppelen als fietsroutes, inleefreizen en stoofpotjes op frontwijze. De grote angst van de makers van de reportagereeks Brave Little Belgium leek wel dat al die fijne uitstapjes het voorstellingsvermogen van de 21e-eeuwse mens vertroebelden en dus brachten ze een uitgebreid magazijn dramatische hulpmiddelen in stelling. Niet alleen werd er gezorgd voor een permanente herhaling van de feiten. Alles wat De Schaepdrijver marcherend oreerde, vatte Vic De Wachter nog eens samen op een bedje van historische beelden. Nu eens digitaal opgeleukt met ontploffende huizen, dan weer onbewerkt in hun zwart-witte rauwheid. Zoals bij de trillende beelden van de schuifelende mannen met witte verbanden voor de ogen. Verblind, verbrand en verschroeid door gifgas: het resultaat van een wetenschap die al te ijverig de oorlog wilde dienen.

De Schaepdrijver pulkte een primitief gasmasker uit een linnen zakje. Dit, zei ze met indringende blik, werd het gezicht van de oorlog. Ondertussen wandelde ze alweer verder. Naar de volgende gruwelplek. Of die nu dodengang heette, interneringskamp Zeist in Nederland of even naamloos was als het veld met de 650 minuscule kruisjes op de begraafplaats van Nunspeet. ‘Het was een en al ellende’, liet een Nederlandse dame net niet likkebaardend weten. Voorbije oorlogen zijn altijd goed om even collectief te huiveren. Maar huiveren alleen begint na een tijd toch wat te vervelen.

Hoog boven Sint-Juliaan in de Westhoek rijst het beeld op van The Brooding Soldier. Het is een ingetogen beeld, een atypisch herdenkingsbeeld. Soms, bedacht ik me, kan een reportage nog iets leren van een standbeeld. Dat een drama ook zonder dramatische aanpak een universeel herkenbaar drama blijft. En dat het hele verhaal van inval, doortocht, terugtocht en bezetting misschien wat minder typisch had gemogen? Al vlak na de oorlog stolde het oorlogsverhaal tot dat van het dappere België dat zich vastklampte aan de laatste morzel vaderlandse grond. Maar het grootste aantal slachtoffers kwam finaal van over het kanaal, van over de oceaan en van andere continenten.

Oorlog is geen eenzijdig verhaal. Oorlog heeft niet een gezicht. Ook al lees ik die ochtend in de krant dat de oorlog een nieuw gezicht heeft gekregen. Ik vraag me af welk gezicht dat kan zijn. De Eerste Wereldoorlog eindigde met mannen van wie het gezicht was weggeschoten. De oorlog had geen gezicht meer. Hij was pure horror geworden.

Meer bedenkingen op www.knackfocus.be/testbeeld

*** Dinsdag, Canvas

DOOR TINE HENS

HOOG BOVEN SINT-JULIAAN IN DE WESTHOEK RIJST HET BEELD OP VAN THE BROODING SOLDIER. SOMS KAN EEN REPORTAGE NOG IETS LEREN VAN EEN STANDBEELD.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content