Jean-Paul Rappeneau,met Isabelle Adjani, Gérard Depardieu, Virginie Ledoyen, Yvan Attal, Grégori Derangère, Peter Coyote

Viviane Denvers, een populaire, opportunistische actrice, geraakt aan het begin van WO2 in nauwe schoentjes als ze een al te gretige aanbidder neerknalt, maar ze zadelt snel haar jeugdliefde Frédéric (Derangère) met het lijk en de celstraf op en verkast naar Bordeaux. Daar zit de Parijse chi-chi en de voltallige regering te wachten tot de Duitse blitz over is. Viviane vindt er een prooi in een minister (Dépardieu – eindelijk nog eens in vorm), maar de kleine affaire moet plaats ruimen voor een grote, rond zwaar water en Duitse spionnen die zich als Engelsman voordoen en gedeukt Frans spreken. Niemand minder dan ernstig auteur Patrick Modiano zette (als coscenarist) Rappeneau op weg naar een vrolijk tussen genres en stemmingen huppelende avonturenfilm, die de actie in de ogen van zijn personages volgt en werkt ‘comme une horlogerie’. Het gemak waarmee de plot naar het einde snelt en alle informatie visueel verantwoordt, verraadt naast Rappenaus precisie ook de hand van nog een andere coscenarist: Gilles Marchand (hij schreef het onvolprezen Harry un ami qui veut du bien; ook hier is een hoofdpersonage een schrijver die zijn talent niet echt erkent).

Thierry Arbogasts camerawerk is kreukvrij en bemint de – jawel – adembenemende Adjani, voor velen een doorn in het oog. Haar Viviane is nochtans de tragische figuur in deze gewiekste reflectie op al wat Frankrijk de cinema schonk (van poëtisch drama over harde verzetsfilm, film noir, avonturenkomedie en politiek manifest tot platte farce). De actrice die 25 jaar geleden in Werner Herzogs vampierfilm Nosferatu – Phantom der Nacht speelde, lijkt hier in de rol van een comédienne werkelijk undead. Haar gelaat heeft geen jeugd verloren en bezit een bleke doorzichtigheid die ook inhoudelijk klopt. De vondst van het schrijversteam bestaat er verder in haar een actrice én een femme fatale te laten spelen die veinzend en gevoelloos overleeft, maar als een komisch cliché eindigt. Dat haar personage pure ‘cinema’ is en de stereotype ironisch verheerlijkt, blijkt uit een gulden scène waarin het in een parkje tot een moment suprême komt met Frédéric. Als die wegwandelt, zijgt Viviane in de achtergrond gebroken neer op een bankje, ingelijst door bomen. Het reële gevoel van haar verdriet wordt onmiddellijk binnenstebuiten gekeerd doordat op de voorgrond een groep picknickers in alle rust het tafereel zit te bekijken. Het is een shot uit de duizend, in een film die ons voorhoudt wat publiekscinema kan zijn en die naar behoren eindigt in een bioscoop.

Door Jo SMets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content