Laatste werk: Back in Black (1980)

19 februari 1980 in Londen

Leeftijd bij overlijden: 33 jaar

Zanger

‘Alcohol, gore wijven, podiumzweet, junkfood: het houdt me allemaal topfit’, vatte Bon Scott het tourleven met AC/DC ooit samen. Zo topfit zag de zanger er 19 februari 1980 anders niet uit na het nachtje whisky hozen met zijn maat Alistair Kinnear. Strontzat strompelden ze rond drieën de Music Machine-club uit en reden ze naar Scotts huis in Ashby Court. Een joyride werd het niet, want de AC/DC-zanger viel als een blok in slaap op de achterbank. Toen Kinnear zijn maat wilde droppen, bleek die niet wakker te krijgen. Alistair besloot naar zijn eigen flat te rijden om de zanger daar zijn roes te laten uitslapen. Mooie geste, maar ook bij aankomst in East Dulwich was Scott nog steeds in de diepste roes verzonken. Alistair dekte hem met een deken toe en liet hem een nachtje liggen om te bekomen.

Toen hij de volgende namiddag in de auto de ravage ging opmeten, lag Scott echter nog in exact dezelfde verkrampte houding. Het plasje kots voorspelde weinig goeds. In paniek belde Kinnear de hulpdiensten, maar in het Kings College Hospital verklaarden de spoedartsen Scott ‘death on arrival’. Door alcoholvergiftiging stikken in je eigen braaksel op de achterbank van een Renault R5: er bestaan glamoureuzere sterfscènes. Nu ja, l’histoire se répète, want Scotts fin de carrière was even roemloos als zijn start. Toen hij op de eerste auditie bij AC/DC aankwam, waren zijn eerste woorden: ‘Ik ben Bon. Oh, shit, ik heb het ondergoed van mijn vrouw nog aan.’

Dezelfde Britse tabloids die Scott ooit quotes genre ‘Behalve mijn hotelkamernummer heb ik aan niemand een boodschap over te brengen’ in de mond legden, publiceerden de wildste theorieën over de omstandigheden van zijn dood. ‘Astmapatiënt Scott pleegde zelfmoord door verstikking met uitlaatgassen’, ‘Onderkoeling was de echte doodsoorzaak’: net zoals bij Michael Jacksons dood werd de tragedie aangedikt met halve waarheden, valse beschuldigingen en dubieuze ‘anonieme’ getuigenissen. Clinton Walker spande de kroon in Highway to Hell: The Life and Times of AC/DC Legend Bon Scott. ‘Veel mensen vonden het al een wonder dat Bon het nog zo lang had uitgezongen’, schreef hij ietwat misplaatst. Walker beweerde in zijn boek dat Alistair een pseudoniem was voor een malafide sujet uit Scotts entourage. Waar of niet, over de echte Alistair is bijzonder weinig geweten.

Al dat geroddel kon de overige bandleden van AC/DC gestolen worden. Zij worstelden vooral met de ‘wat nu’-vraag en gingen te rade bij Bons moeder, hun beschermengel én grootste fan. Die hield een vurig pleidooi om te blijven spelen, ‘omdat haar zoon dat zo zou willen’. Ze kreeg overschot van gelijk, want frontman Brian Johnson bleek een geniale applausvervanging én het album Back to Black waaraan AC/DC toen werkte, werd hun succesvolste ooit. Na Scotts dood regende het geld uit hommageconcerten en -cd-boxen en pathetische lofredes. Terwijl Bon zichzelf zag als ‘een unieke zuiplap die altijd over de schreef gaat’, werd hij na zijn dood afgeschilderd als ‘een goudeerlijke vriend met een hart van koekebrood’. ‘What you saw was what you got’, snotterde cafémakker Vince Lovegrove op de uitvaartdienst. ‘Ik waardeerde vooral Scotts eerlijkheid.’ Al duurde eerlijk voor één keer niet het langst.

THIJS DEMEULEMEESTER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content