Debuteren doe je maar één keer, en dus trekt Michaël R. Roskam in zijn misdaaddrama Rundskop maar meteen alle registers open. De Truiense regisseur over landelijke film noir, West-Vlaamse dialecten en nonkel Scorsese.
Was het miljaardedju alweer een eeuwigheid geleden dat een Vlaamse film zich nog eens tussen het hooi en de koeienstallen afspeelde, dan krijgt het Vlaamsche boerendrama met Rundskop een hormonenkuur van jewelste. Vervaarlijk met rieken zwierende landbouwers hoeft u niet te verwachten, wulpse boerendochters evenmin. Voor zijn debuutfilm zocht en vond de Truiense regisseur Michaël R. Roskam (38) zijn inspiratie veeleer in de zaak rond de vermoorde veearts Van Noppen dan bij het gezin Van Paemel.
Ondanks de landelijke setting en de tragische teneur is Rundskop in eerste instantie een hedendaagse misdaadthriller, een veelgelaagd suspensedrama over vriendschap, wraak en verraad. Centraal staat de getroebleerde Limburgse vetmester Jacky Vanmarsenille (Matthias Schoenaerts met maar liefst 27 kilo extra), die tijdens een deal met de West-Vlaamse hormonenmaffia oog in oog komt te staan met zijn oude jeugdvriend Diederik Maes (Jeroen Perceval).
Welk schimmig verleden de twee precies met elkaar delen? Waarom Jacky er zowel letterlijk als figuurlijk opgefokt bijloopt? En hoe hij betrokken raakt bij de moord op een hormonenjager? Via ingenieus ingelaste flashbacks en allerlei criminele subplots laat Roskam – die eerder al enkele knappe kortfilms draaide – je langzaam ontdekken hoe de riek precies in de steel zit.
‘Als tiener ging ik elke zomer bij de boeren werken’, verklaart Roskam zijn affiniteit met het milieu. ‘Stro binnen halen, onkruid wieden, stallen uitmesten…. en dat om op 1 september mooi gebruind weer naar school te gaan. Filmploegen werken misschien hard, maar die boeren: dat is nog wat anders. Er zijn erbij die buiten de wet gaan, maar hun arbeidsethos is ongekend.’
Hoe is ‘Rundskop’ tot stand gekomen?
Roskam: Het basisidee kwam er in 2004. Ik wilde iets doen over de genadeloosheid van het lot en dan het liefst in de vorm van een misdaadverhaal. Ik wilde werken in de traditie van Scorsese en de Coens, die ik als mijn artistieke nonkels beschouw, maar zonder misdadigers uit mijn duim te zuigen. Ik wilde een realistische setting en personages, om die dan lichtjes uit te vergroten en er een allegorische tragedie van te maken. Vandaar dat ik uitkwam bij de hormonenmaffia en de vetmesters, echte misdadigers van bij ons. Tegelijk gaat Rundskop over de maakbaarheid der dingen. Er is bijna geen authentiek stukje natuur in te vinden. Alles is artificieel: de bomen staan in een rij geplant en de beesten zijn vetgemest.
Het concept had je al in 2004. Toch heeft het nog zes jaar geduurd om de film in de zalen te krijgen?
Roskam: Aangezien ik weinig ervaring had met verhaalstructuren, heb ik drie jaar lang geschreven en geschrapt. Mijn eerste scenario zou ik geeneens meer herkennen. Dat was ook meer een tv-serie dan een film: het ging alle kanten op. Uiteindelijk heb ik 22 scriptversies geschreven en dat was ook nodig. We kregen niet onmiddellijk het vertrouwen van het Vlaams Audiovisueel Fonds en achteraf bekeken was dat terecht. Als debutant moet je die kritiek durven te aanvaarden. Gelukkig was ik al een stuk in de dertig en volwassen genoeg om te weten dat je dan niet de angry young man moet uithangen. Ook financieel was het trouwens goed om nog even te wachten. Ik kon de film twee jaar geleden al draaien, maar dan met minder geld. Nu had ik 36 draaidagen en een budget van 1,9 miljoen euro.
‘Rundskop’ schetst geen fraai beeld van de boerenstiel met zijn hormonendealers en vetmesters. Heb je al bedreigingen gehad van de Boerenbond – of een paardenkop in je bed gevonden?
Roskam: (Lacht) Nog niet. Het was niet evident om de veeboeren te overtuigen, maar ik heb het spel van in het begin eerlijk gespeeld. Tegen de boer wiens boerderij we hebben gebruikt, zei ik: ‘Ik breng een gangsterverhaal over vetmesters.’ Zijn eerste reactie was: ‘Als het over de hormonenmaffia of de zaak-Van Noppen gaat, kun je het nu afbollen.’ Toen hij het hele verhaal had gehoord, zei zijn vrouw echter: ‘ Da’s schoon. Doe maar. Zolang je maar zorgt dat het niet over Van Noppen gaat.’ (Lacht) Uiteindelijk waren ze trots dat ze aan de film meewerkten. Op een gegeven moment kwam onze boer met zijn tractor recht tegenover de tractor van zijn buurman te staan. Die had zijn boerderij eerder ter beschikking gesteld voor de opnames van de tv-serie Katarakt. Daarop ontstond een felle discussie in het Truiens dialect. ‘ Katarakt, Katarakt. Da’s niks jong‘, zei onze boer. ‘Wij hebben wel Matthias Schoenaerts, hé vriend.’ Die scène was geld waard. (Lacht)
‘Rundskop’ gaat niet over de zaak-Van Noppen, maar er wordt wel een hormonenjager in vermoord.
Roskam: (Knikt) Ik wilde een waarheid tonen, maar geen realiteit. Ik heb met de federale hormonenmagistraat gepraat en heb alles onderzocht wat ik over het milieu kon vinden. Ik wilde eerst de arena kennen voor er mijn personages in los te laten.
Zitten er ook autobiografische elementen in?
Roskam: (Knikt) Die scène waarin de kleine Jacky en Diederik naar de hoeren wuiven. Toen ik twaalf jaar was, ging het met mijn maten ook voortdurend over schieten en spuiten, zonder dat we precies wisten wat dat inhield. We passeerden ook vaak langs die bordelen op de grote baan. Op schoolreis bijvoorbeeld. Je zag die bus dan zo overhellen naar de kant waar de hoeren stonden. (Lacht)
Je noemt ‘Rundskop’ een allegorische film noir. Is het een genre- of een auteursfilm?
Roskam: Beide, hoop ik. Ik wil herkenbare verhalen brengen met een persoonlijke stempel. Ik heb Rundskop als een landelijke film noir opgevat, met een femme fatale, een detective en een antiheld. Die genreconventies wilde ik zo ver rekken dat het iets aparts werd. De Coens, Cronenberg of Kurosawa doen dat ook en bij hen ga ik regelmatig te rade. Soms pik ik zelfs shots. Het is zoals Picasso ooit zei: stelen mag, kopiëren niet.
Over Cronenberg gesproken: die was bijna aan de haal gegaan met je leading man Matthias Schoenaerts. Blijkbaar kon Schoenaerts auditie doen voor Cronenbergs nieuwe film ‘A Dangerous Method’, maar aangezien dat een week voor de opnames van ‘Rundskop’ was, heeft hij die plannen laten varen.
Roskam: Echt? Dat heeft Matthias dan goed voor mij verborgen gehouden. Hopelijk heeft hij er geen spijt van. (Lacht)
Heb je de rol van Jacky geschreven met hem in gedachten?
Roskam: Ja. Matthias was van in het begin bij het project betrokken.
Hij is wel een stuk tengerder dan Jacky.
Roskam: Dat was het eerste wat ik hem zei, waarop hij me antwoordde: ‘ Wait and see. Dit is een droomrol. Ik kweek desnoods 27 kilo bij.’ Dat was ook nodig. Hij moest een beest zijn. 27 kilo aankomen is misschien niet gezond, maar hij heeft het gecontroleerd aangepakt en een lichaam kan dat echt wel aan. Ik had een forsere acteur kunnen casten, maar je moest voelen dat Jacky vroeger een tenger ventje was. Je moest zien dat hij zichzelf als het ware heeft gecreëerd. Je moest het in zijn ogen en zijn botten kunnen lezen.
Schoenaerts is ook geen Limburger, en toch spreekt hij enkel Truiens dialect. Was dat geen risico? Als West-Vlaming kon ik alvast horen dat sommige West-Vlaamse personages niet door West-Vlamingen werden vertolkt.
Roskam: Ai! ik ben zelf een Truienaar en ik weet dus dat Matthias ons dialect perfect beheerst. Wat de West-Vlamingen betreft, zal ik je maar geloven. Niet alles zal misschien honderd procent kloppen, maar dat neem ik er dan maar bij. Dialecten zorgen niet alleen voor authenticiteit qua woordenschat, maar ook qua lichaamstaal. Mensen gedragen zich natuurlijker als ze dialect spreken.
Even tussendoor uit nieuwsgierigheid: waar staat de R. in Michaël R. Roskam voor?
Roskam: ( Lacht) Eigenlijk heet ik Reynders. Roskam is mijn moeders naam: toen ik schilderkunst studeerde, vond ik die cooler om mijn werk mee te signeren. Uit respect voor mijn pa heb ik daar de R van Reynders aan toegevoegd. Sindsdien is die artiestennaam blijven hangen.
Je bent dus geen regisseur, maar schilder van opleiding?
Roskam: Eerst wilde ik striptekenaar worden. Daarom ben ik grafische vormgeving gaan volgen aan Sint-Lukas in Brussel, maar dat lag me niet, en dus ben ik op schilderkunst overgeschakeld. Nadien ben ik koerier geweest, heb ik als copywriter gewerkt voor Saatchi & Saatchi en heb ik computerhandleidingen geschreven voor een medische firma – om geld te verdienen en tijd te winnen. Ik was wel artiest, maar wist niet goed wat ik met mijn leven wilde doen. Ik dacht: ik doe een nine-to-five-job en schrijf tussendoor een roman, zoals Nescio heeft gedaan.
Je hebt dus ook een roman geschreven?
Roskam: Ja. Hij is wel nooit af geraakt, maar ik hoop hem ooit te kunnen verfilmen. Het is een vergaarbak van de zotste Vlaamse fantasy, van Jeroen Bosch tot Suske en Wiske. Als ik het met een film moet vergelijken, denk ik aan Big Fish van Tim Burton. Maar eerst zou ik liefst andere dingen doen, als ik daar tenminste de kans toe krijg. Daarvoor moet Rundskop genoeg scoren aan de kassa.
Aan het elegante en sfeervolle camerawerk van Nicolas Karakatsanis zal het in elk geval niet liggen.
Roskam: Bedankt. Bijna alles is met steadicam gedraaid. Als handbewogen camera’s niets bijbrengen, moet je die niet bezigen. Die nervositeit zou botsen met de fatalistische sfeer. Ik wilde een naturalistische look, een beetje Rembrandt, een beetje Courbet. Ik wilde onderhuidse spanning creëren, zoals de wind die zachtjes het gras streelt. Vandaar dat ik er die shots van wiegende velden heb ingestopt. Ze ademen rust uit, maar tegelijk gaat er een subtiele dreiging van uit.
Zijn zulke ideeën het resultaat van je schilderkunstige achtergrond.
Roskam: Dat denk ik wel. Je leert je bewust te zijn van wat een beeld kan vertellen. En je leert betekenis genereren door associaties te leggen. Alleen moet je daarin niet overdrijven. Ik had oorspronkelijk twintig van die shots, maar je moet je momenten kiezen. Wat nog lastiger was, waren de flashbacks. Die op het juiste moment inlassen heeft me bloed, zweet en tranen gekost. Ik zal eerlijk zijn: ik heb geregisseerd met een andere structuur voor ogen, maar in de montage hebben we bepaalde dingen veranderd.
Is er veel uitgegooid dan?
Roskam: De rough cut duurde twee uur vijftig. Om die versie goed te zetten, had ik moeten werken als Terrence Malick en voor een epos van drieënhalf uur gaan. Alleen heet ik geen Malick maar Roskam – of Reynders (Lacht) – en dus zou er geen enkele verdeler geweest zijn die dat had aangedurfd. Achteraf bekeken ben ik blij dat ik voor de kortere versie van twee uur heb gekozen. De structuur en het tempo zitten goed. Plus: langer zou pretentieus geweest zijn.
Ik heb nergens Jan Decleir, Kevin Janssens of Koen de Bouw gespot. Kan dat kloppen?
Roskam: (Lacht) Ik heb gekozen voor de acteurs die ik het best bij de rol vond passen. Je moet casten in functie van het geheel. Kevin Janssens en Matthias Schoenaerts zijn acteurs die qua verschijningsvorm in elkaars buurt komen. Als je een verhaal met veel personages vertelt, moet je dat vermijden. Ik heb wel even gedacht aan Jacques Vermeire voor de West-Vlaamse hormonenboer die nu door Sam Louwyck wordt vertolkt. Ik had het vermoeden dat die het wel ging kunnen, maar uiteindelijk heb ik het risico niet genomen omdat hij misschien te bekend was als komiek. In het buitenland maken die dingen echter niets uit. Idem dito voor die dialecten trouwens.
Over het buitenland gesproken. Is het je ambitie om ooit in Hollywood te werken? Drie jaar geleden heb je daar toch al eens een kortfilm gedraaid.
Roskam: Drie jaar geleden ben ik in mijn eentje naar Los Angeles getrokken met 5000 euro, een kort script en een paar telefoonnummers op zak. Dat avontuur heeft me enorm gerijpt. Ik wilde zien of ik een onmogelijk lijkende opdracht tot een goed einde kon brengen. Toen het me effectief was gelukt, wist ik: nu kan ik ook Rundskop aan. Geen idee of ik ooit nog in Hollywood geraak, maar die ene ervaring nemen ze me in elk geval niet meer af.
Twijfel je dan zo hard aan jezelf?
Roskam: Toch wel. Maar ik klauter ook snel weer overeind. Een week voor de preproductie van Rundskop zag ik Un Prophète van Jacques Audiard en daar was ik echt depressief van. Dat was zo’n knaller dat ik dacht: Wie ben ik in vredesnaam? Zoiets strafs kan ik nooit maken. Toen heb ik opgezocht hoe oud Audiard was en wat hij tevoren al had gemaakt. Toen ik zag dat ik nog twintig jaar en vijf langspelers de tijd had om zo’n meesterwerk te maken, voelde ik me alweer een stuk beter. (Lacht)
Rundskop
Vanaf 2/2 in de bioscoop.
tekst Dave Mestdach / foto Piet Goethals
‘Filmploegen werken misschien hard, maar boeren: dat is toch nog wat anders.’ ‘Als ik twaalf was, ging het met mijn maten ook over schieten en spuiten – zonder te weten wat dat inhield.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier