Big band of swing of jump blues: In eerste instantie natuurlijk de in de jaren dertig in zwang zijnde, dansbare jazz, zoals door Count Basie en Benny Goodman bedreven. …

Big band of swing of jump blues: In eerste instantie natuurlijk de in de jaren dertig in zwang zijnde, dansbare jazz, zoals door Count Basie en Benny Goodman bedreven. In ’94 kwam de vetkuif Brian Setzer, vroeger frontman van rockabilly-trio The Stray Cats, op het idee om met een bigbandklassiekers uit de rock-‘n-roll en de swing te herinterpreteren. Hij weekte met deze jump blues eerst in Amerika, en daarna ook erbuiten, een ware rage los. George Michael en Brian Ferry maakten, met in hun rug een batterij blazers, millenniumplaten. De Vlaming Peter Vermeersch stelde met overheidsgeld de eigenwijze big band Flat Earth Society samen. Zelfs de betreurde Herman Brood nam in grote bezetting een album op (het overigens best te pruimen Back On The Corner).

Boybands: Waren The Beatles al geen boyband? Natuurlijk, zeker vanaf het moment dat manager Brian Epstein hen omtoverde tot frisgewassen en in nette pakken gestoken jongens en ze als eerste groep het onderwerp van een mania werden. Epstein begreep toen al dat imago en sex-appeal in de pop minstens even bepalend waren als de muziek zelf. Het verschil met de eerste échte boyband New Kids On The Block en al wie in hun voetsporen volgde (Take That, Backstreet Boys, Boyzone) is dat The Beatles hun songs eigenhandig schreven en in de studio artistieke inbreng hadden. Jongensgroepen worden tegenwoordig gefabriceerd en louter op basis van de look gerekruteerd (als ze geen toon kunnen houden, zingt een professional of de manager zelf hun partijen wel in, zie: Milli Vanilli en bij ons Enzo). De songs zijn van plastic, want het breken van de bakvissenharten is primordiaal.

Bossanova: Wie kent The Girl From Ipanema niet? Om nog maar te zwijgen van het aantal leerling-jazzgitaristen dat heeft zitten zweten om deze evergreen in de vingers te krijgen. Met dat liedje maakte Antonio Carlos Jobim de bossanova onsterfelijk. Rijkeluisjongeren vonden, waarschijnlijk uit verveling, de bossanova uit op het strand van Rio de Janeiro. Ze combineerden de eigen Braziliaanse ritmiek met de coole kwaliteit van de uit Noord-Amerika overgewaaide jazz en bebop. Zowel gitaarspel als zang waren verfijnd en terughoudend. Naast Jobim speelde Joao Gilberto een verdienstelijke rol in de mondiale uitstraling. De bossanova is nog steeds actueel, getuige het debuut van het Scandinavische akoestische popduo Kings Of Convenience (zie: New Acoustic Movement).

Brazilian beats of latin house: Toen Cuba leeggezogen was (zie: salsa/son), werd Brazilië plots hot. Percussie-platen van mensen als Airto Moreira werden gretig gesampled door house– en elektro-artiesten. In Amerika opende het producersduo Masters At Work deuren door samen te werken met een latinlegende als Tito Puente (zie: latin). Niet veel later vond het zielsverwanten in het Britse tweetal Basement Jaxx (zie: two-step). In de Lage Landen graaien Zuco 103 en Buscemi graag in het rijke batucada– en sambaverleden.

Breakbeats of drumloops: Het waren de hiphoppers die de term ‘breakbeats’ introduceerden. Zo noemden ze de ritmes die ze van andere platen sampleden. Het woord wordt tegenwoordig vooral gebruikt in de drum ‘n’ bass– en triphop-milieus. Dance-producers als Goldie, LTJ Bukem en James Lavelle tonen zich heel behendig in het laagje per laagje opbouwen van breakbeats.

Britpop: In het midden van de jaren negentig koesterden Britse bands als Oasis, Blur, Pulp en Kula Shaker alle dezelfde ambitie: retroachtige en melodieuze pop voortbrengen en zodoende de nieuwe Beatles worden. Een ambitie die gepaard ging met rocksterallures en veel branie. Verwant was de ‘dadrock’ van Ocean Colour Scene en Paul Weller, die tot modfather van de Britpop werd gebombardeerd, omdat hij de traditie van sixties-modgroepen als The Kinks, The Small Faces en The Who verder zette. Het dient gezegd, het verkopen van oude wijn in nieuwe zakken, daar zijn de Britten razend knap in.

Bubblegumpop: Ook toen de boybands nog niet officieel bestonden, werden er al aan de lopende band vluchtige, puur op de hitparade mikkende en door ideale schoonzonen vertolkte singles geproduceerd. In de jaren zeventig hingen meisjeskamers vol met posters van bubblegumpopartiesten en teenyboppers als The Osmonds, Bay City Rollers, Rubettes en David Cassidy. Hun smoeltjes herinneren we ons nog, maar vraag geen titels van hun vlotte, onbenullige deuntjes.

C

Cajun of zydeco: De Franse kolonisten brachten de cajundansen al in 1604 naar het kustgebied van Louisiana en Texas, tussen New Orleans en Houston. Cajun herbergt een verzameling polka’s, walsen en hillbilly. Zydeco dikte cajun aan met zwarte Rhythm & Blues. De Franse kolonisten namen de cajundansen al in 1604 mee naar Amerika. Vanaf ’54 wekte de Red Hot Louisiana Band van accordeonist Clifton Chenier internationale belangstelling. Gek genoeg trekt deze muziek de Nederlanders bijzonder aan, ze hebben zelfs een eigen cajunscène. Waarschijnlijk omdat het hen aan carnaval doet denken.

Chanson: Chanson is méér dan het Franse woord voor liedje. Onze zuiderburen hebben een heel specifieke, ietwat literaire benadering van het luisterlied. Vooral in de jaren vijftig en zestig vierden de musette, de yéyé en het melancholische, op het randje van de dramatiek balancerende chanson hoogtij. Namen: Edith Piaf, Léo Ferré, Boris Vian, Serge Gainsbourg en George Brassens. De grootste was evenwel een Belg: Jacques Brel. De voorbije twee decennia verdunden Patrick Bruel en Jean-Jacques Goldman het chanson met rock en pop, iets wat niet om aan te horen is.

Country of hillbilly: Country was hét escapisme voor de Ierse en Schotse immigranten in de Amerikaanse streek rond de Appalachen en de Ozarks in de jaren twintig. Met banjo, en later de pedal steel, als toonaangevende instrumenten. De Carter Family, Johnny Cash (getrouwd met dochter June Carter) en de bij blues aanleunende Jimmie Rodgers ontpopten zich als de perfecte ambassadeurs. In de jaren vijftig was Hank Williams de grondlegger van de honky tonk en de elektrische country & western. Dat de country het vehikel is van de eerlijke gevoelens van de underdog _ te vergelijken met de al even volkse smartlap _ was lang zijn grootste kracht. De laatste jaren is het epicentrum Nashville echter ten prooi gevallen aan commercialisering en vervlakking (ook daar kan je een parallel zien met het levenslied sinds Tien Om Te Zien). Als je weet dat de radiostations in Nashville momenteel weigeren een monument als Johnny Cash te steunen, dan besef je hoe erg het gesteld is.

Crossover of funkmetal: Tegenwoordig is alles crossover. Nu we een nieuw millennium ingetuimeld zijn, lijken mengvormen doodnormaal. Eind jaren tachtig werd er echter nog opgekeken toen bands als Bad Brains, Red Hot Chili Peppers, Fishbone, Living Colour, Faith No More en niet het minst het Nederlandse Urban Dance Squad (waarvan Rage Against The Machine een zwak doorslagje is) met een mengeling van punk, metal, p-funk en soms ook hiphop fel van leer trokken.

Cumbia: Feestmuziek met hobbelend two-step-ritme, afkomstig van de noordkust van Colombia en sterk beïnvloed door de swingbands uit de Verenigde Staten. Dichte familie van de rocksteady uit Jamaica (zie: reggae). Beleefde zijn hoogtepunt in de jaren zestig, met Los Corraleros als grote bezielers. Panama had zijn eigen adaptatie van de cumbia, met nog meer plaats voor de accordeon. De recente renaissance, met een forse scheut platte dance, wordt niet onverdeeld toegejuicht.

D

Dance: Het wemelt van de subgenres in de huidige dansmuziek. Elke week zuigt iemand wel een ‘nieuwe’ trend uit zijn duim. De verschillen tussen die elkaar in sneltreinvaart opvolgende rages zijn vaak miniem. Het is dus absoluut geen schande als je niet meer kan volgen en de honderdste variant van techno en de duizendste vertakking van house door elkaar haspelt. Noem het gewoon dance. Dan zit je nooit fout.

Dancehall: In de eerste helft van de jaren tachtig sloeg de reggae, onder stimulans van de soundsystems van DJ’s als Tappa Zukie en Clint Eastwood, de dansrichting in. Op kale ritmes zongen zoetgevooisde nachtegalen als Sugar Minott, Levy Barrington, Frankie Paul, Ini Kamoze en Halfpint. De dames smolten voor deze loversrock. Eek-A-Mouse en Yellowman deden er nog een schepje bovenop in de vorm van pikante teksten.

Death metal: Het moet zijn dat het, zelfs in het zonnige Florida, donkere tijden waren bij de overstap van de jaren tachtig naar de jaren negentig. Daar ontstond death, een metalgenre dat nog extremer wou zijn dan trash. De groepsnamen _ Deicide, Death, Obituary, Morbid Angel, Carcass, Napalm Death _ klinken als beginselverklaringen die het morbide karakter meteen bloot leggen. Een grafstem met grove korrel oreert macabere teksten tegen een achtergrond van loodzware gitaren en trage tempi. Tip voor nadere studie: de compilaties van het Earache-label. Al vloeide het uit in doom metal en grindcore, en slaagden enkelingen als Death en Gorefest erin het genre dankzij sterke composities open te gooien, toch was death metal na een aantal jaren zo goed als … doodgebloed.

Digital hardcore of riot house: Digital hardcore is de naam van het platenlabel van de Berlijnse DJ Alec Empire en is tegelijk het etiket dat de loeiharde herrie van zijn groep Atari Teenage Riot kreeg opgekleefd. Empire kopieerde de militante houding van de underground resistance-beweging uit Detroit. Muzikaal bekeken is wat hij bracht evenwel veel rauwer dan techno. Een molotovcocktail van jungle, industrial en punkenergie met daarbovenop sloganeske en opruiende teksten. De subversieve Empire is al enkele keren na een optreden opgepakt door de politie, omdat hij met zijn muziek fans zou aanzetten tot rellen.

Disco: Vóór de film Saturday Night Fever de massa deed zwichten _ de soundtrack van The Bee Gees was overigens géén disco _, zorgden de synthesizerproducties van Giorgio Moroder, met diva Donna Summer, al voor een transformatie van de clubmuziek. De remix en de 12 inch (zie vinylcultuur) _ in de volksmond bekend als maxisingle _ werden geboren. Naast de elektro-school van Moroder had je de ietwat wollige, klassiek gearrangeerde disco, die voortsproot uit de soulstroming Philly sound met Kenny Gamble en Leon Huff als architecten. In feite was de disco even radicaal als de op hetzelfde moment losbarstende punk. Zo nihilistisch als de punk was, zo frivool was de disco. Alles stond in het teken van het ritme en van het feest. Voor het eerst in de geschiedenis stonden blank én zwart, hetero én homo harmonieus op de dansvloer. Moroder heeft zeker zijn stempel gedrukt op de elektronische muziek van vandaag en in house, dat graag zijn samples haalt uit de dansplaten van de jaren zeventig, kan je makkelijk een voortzetting van disco zien. Als je naar Daft Punk en zijn collega’s van de French touch luistert, lijkt het zelfs alsof disco nooit weg is geweest.

Drum ‘n’ bass of intelligent jungle: Toen toonaangevende DJ’s met een open geest zoals James Lavelle (baas van het triphop-label Mo’Wax) en Gilles Peterson (eigenaar van het jazzdance-label Talkin’ Loud) in hun sets instrumentale jungle-tracks begonnen te verwerken, nam de experimenteerdrift in het Britse dancemilieu toe. Drum ‘n’ bass, dat lonkte naar de vrijheid en de energie van de vroege jazz, is de iets meer doordachte en delicate uitloop van jungle. Drum ‘n’ bass-producers à la Goldie en 4 Hero legden zich ook meer op albums en minder op singles toe dan hun jungle-voorgangers. Toen Roni Size met zijn Reprazent-debuut New Forms in ’97 de prestigieuze Mercury Music Prize won, was deze muziekstijl écht volwassen. Het pretentieuze en ronduit dwaze adjectief ‘intelligent’ werd gedropt. Het zijn voornamelijk outsiders die zich door niets of niemand laten beperken, zoals Amon Tobin, die kunnen doen geloven dat drum ‘n’ bass de toekomstige jazz wordt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content